
Dat in tijden van hevige politieke spanningen Twitter een medium bleek dat voor meer gebruikt kan worden dan klagen over treinvertraging of vitten op columnisten, bleek wel tijdens de Arabische lente: in Tunesië en Egypte werden berichten van 140 tekens met overweldigend succes ingezet om grote groepen mensen acuut te mobiliseren. Iedere gebruiker kon de tegenbeweging volgen, direct participeren, online de discussie aangaan. Revolutie werd nooit eerder zo snel en zo wijdverbreid gedocumenteerd.
Maar wanneer de opstand is gaan liggen, bieden die digitale brokstukken op Twitter nog geen lopend verhaal. Het reconstrueren van de geschiedenis is een opgave voor de schrijvers. Omar Robert Hamilton (1984) neemt die taak op zich in zijn debuutroman De stad wint altijd. Met dit boek probeert hij het stormachtige verloop van de Egyptische revolutie tussen 2011 en 2014 vast te leggen. Hij besteedt daarbij aandacht aan de online grassrootsbeweging in Caïro, waardoor de invloed van sociale media in zijn tekst alomtegenwoordig is: tweets duiken op als motto’s of vullen soms hele pagina’s, online discussies slingeren over de bladspiegel. Hamilton heeft in zijn geschiedschrijving een gevoelig oor voor de revolutionaire digitale meerstemmigheid en plakt die zelfs direct op de bladzijde om het gedruis ook voor de lezer hoorbaar te maken.
Tussen de collage beweegt ook een verhaal, dat het perspectief van de Palestijns-Amerikaanse Khalil en de Egyptische Mariam als uitgangspunt neemt. De twee vinden elkaar in het strijdgewoel van de eerste protesten in januari 2011: ‘[H]aar hand naast hem (…) en alles wat hij kan zien is de komende beslissing. Complete toekomsten worden geboren uit de aanraking van een hand.’ Ze worden verliefd, en hun relatie brengt een nieuw engagement voort. De keiharde en idealistische Mariam en de scherpe Khalil worden samen deel van Chaos, een collectief dat met podcasts en journalistieke reportages de revolutie in kaart brengt en het regime confronteert met zijn wandaden.
Deze verhaallijn kent parallellen met de ervaringen van Hamilton zelf. Tijdens de opstanden was hij deel van het activistisch collectief Mosireen, waarvoor hij documentaires en fotoseries maakte. Mosireen wilde, net als Chaos, optreden als het geheugen van de opstanden en de aanklager van het regime. Jaren na de uitdoving van de protestbeweging grijpt Hamilton nu naar de roman om dit geheugen weer te activeren. De stad wint altijd geeft daarom veel ruimte aan de verhalen van burgers en slachtoffers, die in een hevige politieke strijd vaak worden verzwegen. Mariam en Khalil interviewen de nabestaanden van slachtoffers, verspreiden updates over de gesteldheid van gevangenen. Die vastlegging heeft een concreet politiek doel: ‘“[O]ok al zullen we nooit exacte aantallen weten, we hebben toch honderden namen van mensen die de martelaarsdood zijn gestorven voor de revolutie. We moeten hun verhalen weten. Die zijn van wezenlijk belang voor het verhaal van de revolutie en ons verhaal tegen het land over waarom die revolutie levend moet worden gehouden.”’ In feite draait het boek, ondanks de persoonlijke geschiedenis, namelijk niet om Khalil en Mariam: de Egyptische activisten die, verzameld op het kolkende Tahrirplein, de revolutie begonnen en in leven hielden, zijn de werkelijke hoofdpersonen van deze roman.
Hamilton wendt een bijzonder vertelperspectief aan om niet alleen over twee personages, maar over een grotere groep te kunnen schrijven. Hij hanteert een vliegend perspectief en wisselt tussen de gezichtspunten van Khalil en Mariam, maar vertelt soms ook vanuit willekeurige medestanders, waarna hij zo weer een alziende positie inneemt. Die schakelingen plaatsen de lezer in en tussen de groep opstandelingen; van een afstand observeren wordt onmogelijk.
Die roterende montage gebruikte Hamilton eerder in zijn filmwerk. In Though I Know The River Is Dry uit 2013, Hamiltons eerste korte film, keert een Palestijnse man terug naar zijn moederland na een verblijf in de VS. Hij dacht het geweld te ontvluchten, maar kon zijn afwezigheid uiteindelijk niet meer verantwoorden tegenover zijn achtergebleven naasten. Bij thuiskomst treft hij geen rust, maar een nog sterker verscheurd Palestina, uiteengereten door muren, prikkeldraad en checkpoints, en een teleurgestelde familie die hem beschuldigt van een gebrek aan solidariteit. De man blijft hangen tussen de mogelijkheid van een ander leven in exil en de pijn van een verminkt thuisland, en schaamt zich voor zijn onmacht, het gebrek aan oplossingen. Hamilton gebruikt hier een impressionistische filmstijl, die wordt ontregeld door snelle cuts en perspectiefwisselingen, waarmee de interne versplintering van de protagonist wordt benadrukt. Dit voortdurende schakelen, dat in de compositie van De stad wint altijd terugkeert, wordt hier expliciet gebruikt om verschillende tijdlijnen door elkaar te laten lopen. In de roman wordt het anders ingezet: Hamilton gebruikt de snelle wisselingen in zijn schrijven om een lineair verslag van de gebeurtenissen steeds vanuit een ander gezichtspunt te bekijken, waardoor niet de ervaring van de eenling, maar van het collectief wordt nagebootst.

Die gebeurtenissen vormen geen conventioneel, roman-achtig plot. De stad wint altijd vertelt de recente Egyptische geschiedenis na, volgt heel sec drie fases van de opstand, en wijkt geen moment van het historisch verloop; Hamiltons boek is soms dan ook meer documentaire dan roman te noemen. Daarnaast heeft Hamilton de tekst onomstotelijk in de werkelijkheid ingebed: de hoofdstukken corresponderen met dagen, voorzien van een datum en vergezeld door nieuwskoppen die het boek lang de politieke ontwikkelingen registreren. Van die werkelijkheid wil Hamilton vooral dictatoriaal politiek geweld keihard tonen. De lezer wordt daarbij niet gespaard: in hoog tempo wisselt hij van politiegeweld naar gemartelde kinderen, van overvolle mortuaria naar corrupte ambtenaren. Met ontzagwekkende precisie en snelheid beschrijft Hamilton de verschrikkingen van het militaire regime, en toont hij de worstelingen in de marge. Zijn beschrijvingen zijn ontzettend scherp, aangrijpend, maar ook dermate meedogenloos dat je af en toe even moet pauzeren om op adem te kunnen komen.
Hamiltons politieke missie is helder, maar als roman begint het boek na tweehonderd bladzijden wel wat te wankelen. Al die gruwelijkheid is door Hamiltons hakkende, flitsende schrijven indrukwekkend en meeslepend, maar door het bekende, want historisch bepaalde verloop is het soms moeilijk om nieuwsgierig te blijven. De een beetje geïnformeerde lezer weet immers al waar de plot zal eindigen. Met een mooie kunstgreep in het derde deel stuurt Hamilton gelukkig bij. Hij schakelt daar naar de eerste persoon en kijkt via Khalil naar de mislukkende revolutie, waardoor de persoonlijke ervaring het boek gaat voortstuwen. Ook neemt Hamilton een onderkoeldere, fysiekere stijl aan, die soms regels lang doordendert en op de best mogelijke manier doet denken aan de vroege Bret Easton Ellis: ‘Ik lig wakker, in het zware, gele duister van deze stad, die nooit zwijgt, nooit rust kent, het duister dat zich vult met de naam en het gezicht en de laatste ademtocht van de doden en nu wordt gevuld met wachten, wachten, wachten op wat er komen gaat terwijl mijn tanden beginnen met hun oerkraken en langs elkaar knarsen.’
Deze wissel representeert ook de omwenteling van het verzet. In de eerste delen vat Hamilton namelijk het geweld, maar ook de hoopvolle extase, het potentieel van de revolutie. Door de vele tweets, nieuwsberichten en persoonlijke verhalen af te wisselen met soepele dialogen, roept hij die idealistische energie van de protesten ook krachtig op. Hamilton geeft daarmee een beeld van jongeren die hun leven vormgeven aan de hand van politiek engagement en toont de urgentie en betekenis van verzet voor iemand als Khalil, die ‘op zoek was naar een idee, een ideaal, een manier om in de wereld te staan’.
Maar wanneer de overtuiging van de activisten de kop wordt ingedrukt door toenemend geweld en conformisme, gebruikt Hamilton de steeds cynischere blik van Khalil om aan datzelfde idealisme te tornen: ‘Er is geen andere werkelijkheid dan deze en geen verleden dat niet daarheen op weg was. (…) Kijk om je heen. Er is geen andere wereld.’ Naast een uniek politiek document dat je woest naar de keel vliegt, is De stad wint altijd ook een reflectie op de andere kant van de revolutionaire medaille; het defaitisme dat gekweekt wordt door aanhoudende gewelddadige onderdrukking en de sabotage van politieke verandering. Toch is Hamiltons roman ook een bewijs van het tegendeel. Het boek is doordrenkt van frustratie en teleurstelling, maar is tegelijkertijd een monument voor diegenen die hun leven omgooiden, misschien zelfs op het spel zetten om een land van een dictator te bevrijden. ‘[E]indelijk is er kunst die de wereld kan veranderen’, jubelt Khalil, en hoewel de revolutie mislukt is, krijgt Hamilton in deze protestroman, die het verleden onverbiddelijk in het heden werpt, misschien toch zijn revanche.
Omar Hamilton is vrijdag 3 november te zien in Het Paard