Astrid Roemer is geen aanklager maar een verhalenverteller © Jet Budelman / De Beeldunie

Astrid Roemer noemde schrijven in een gesprek met De Groene een vorm van ‘op een rationele manier een samenhangend verhaal vertellen over iets wat te ingewikkeld is om vat op te krijgen, omdat het de intimiteit van individuen betreft’.

Ze legt in haar romans de nadruk op de ‘intimiteit van individuen’, hun verlangens en ambities die zij via een associatief gekleurde schrijfwijze probeert te benaderen. Ze schrijft geen journalistiek maar altijd gedurfde literatuur die de waarheid wil tonen. Niet bewijzen. Personages uit eerdere romans duiken regelmatig op in nieuwer werk en geven er samenhang aan. Roemer zoomt in haar oeuvre niet in op de algemene geschiedenis van Suriname, al spelen de gevolgen van kolonialisme en slavernij op de achtergrond een rol. Het gaat haar erom hoe racisme en kolonialisme doorwerken in het ‘gewone’ leven, zowel in het ‘onmogelijke’ Suriname als in Nederland. Erotiek, dagelijkse beslommeringen, opvoeding, feestjes en andere intimiteiten van een postkoloniale wereld. Daar gaan haar verhalen over.

Roemer is geen aanklager maar een verhalenverteller, een beschouwer. Ze beschrijft ‘gewoon’ hoe het werkt, niet hoe het zou moeten werken. Ze laat altijd verschillende stemmen klinken, haar werk is een koorzang. In Roemers eerdere romans spelen geweld en revolutie in Suriname nog een grote rol, altijd tegen het licht van individuele belevenissen en gevoelens van de vele personages. In haar meesterwerk Gebroken wit (2019) raakte dat thema wat meer op de achtergrond, hier kwamen haar literatuuropvatting, thema’s en schrijfverlangen tot grote bloei. Ze slaagde erin de geschiedenis van de fictionele familie Vante in brede scènes met vaak gedetailleerde inkijkjes in de Surinaamse samenleving briljant te verwoorden. Met veel doorleefde belangstelling voor het intieme dagelijkse leven van mensen. Roemer weet het nooit beter dan haar lezers en haar romanpersonages. Hoe ze denken, hoe het is, daar richt ze haar kunst op. Wat speelt zich in de hoofden en harten van mensen af die vaak onder zware omstandigheden het hoofd boven water moeten houden? Hoe werken grote gebeurtenissen op mensen uit? Ze schrijft er grote literatuur over.

En dan staat daar verreweg de ontroerendste zin die ik recent las

Ook in haar nieuwe roman zet ze haar schrijfopvatting fraai door. Deze keer vertelt ze hoe een moord uitwerkt op familie en andere achterblijvers. Het verhaal speelt zowel in Suriname als in Nederland. Eerst volgen we de jongen Brandon die in de jungle van Suriname is opgegroeid en in Amsterdam belandt. ‘Amsterdam voelde groot en breed en diep. Vrees overviel hem dikwijls want breed diep groot was iets om te vermijden. Was in hem gestampt in zijn geboortedorp. De rivier, het oerwoud: ze waren zonder grenzen en ging je toch te ver dan raakte je verloren in het onbekende!’ Zo heeft hij het altijd van zijn ouders gehoord: ‘Het onbekende heeft geen woorden, geen mensentaal in ieder geval, had moeder aangevuld.’

Typisch Roemer-schrijven is dit: associatief, beeldend, geheimzinnig en toch dicht bij huis. Brandon merkt dat het in Amsterdam altijd over huidskleur gaat: ‘Over hoe iemand eruitziet en er niet aan ontkomt om als minder dan een vrouw behandeld te worden. Dan weet hij dat het onbekende zich opdringt.’ Racisme voorgesteld als ‘het onbekende’, de vrouw als minder: Roemer gaat pijnlijk schurende beelden nooit uit de weg. Van zijn neef Janus leert hij: ‘Zwarte man, kies een witte vrouw en leer houden van haar!’ Weer een typische Roemer-wending, ze laat een eigen taal in haar werk doorklinken, ze schrijft niet: ‘leer van haar te houden’, zoals we menen dat het moet, maar ‘leer houden van haar’. Deze literaire eigenzinnigheid past ze regelmatig toe, ze gebruikt vaak in een zin net even een andere woordvolgorde, zonder dat het exotisch wordt. Het maakt haar werk overtuigend en authentiek en creëert bij lezers, bij mij bedoel ik, een toenemend realismegevoel. Zo praten mensen. Ze weet dat stijl alleen werkt als het opvalt.

Brandon belandt in de drugswereld en helpt bij een wraakmoord op Heli Vante, echtgenote van een Nederlandse gevangenisarts. Heli speelde in Gebroken wit een grote rol, er keren meer personages uit die roman terug. Een belangrijke en wat mij betreft ontroerende rol krijgt Aqua, de dochter van neef Janus. Aqua is opstandig over alles, vooral over haar rol als meisje, en haar pikzwarte huid. Zij koestert een groot verlangen naar het geboorteland van haar ouders. ‘En aangezien zij dagelijks Surinaams te eten krijgt, is haar verlangen niet zo lichamelijk. Het zit meer in haar gedachten. Zij moet er een keer zelf heen. Niet zo in haar hoofd blijven peuteren wat haar afkomst betreft.’ Wat een treffende, merkwaardige en geestige zinnen! Bij Roemer zit je altijd op het puntje van je stoel, ze zoekt niet ‘het gewone’ van taal en denken, maar juist het afwijkende ervan. Ze dwingt je met haar mee te denken en te schrijven, een andere blik te creëren. En dan staat er plompverloren verreweg de ontroerendste, sterkste, adembenemendste zin die ik de laatste tijd waar dan ook las en die ik maar niet uit mijn hoofd krijg. Een zin die het hele debat over racisme samenvat. Roemer laat haar dappere heldin Aqua het volgende tegen haar vader zeggen: ‘Overal waar ik kom ben ik zwart.’ Nu ik hem overgetypt heb, zit ik er weer stil naar te kijken, ik typ hem nog een keer over: ‘Overal waar ik kom ben ik zwart.’ Zo waar als een huis en toch om bij in tranen uit te barsten. Dit is dus grote schrijfkunst.

Roemer gaat nog even verder: ‘Ik ook, had vader gezegd. Maar ik ben jou niet, man!’ Dan komt er de volgende, zeer schrijnende scène die alles nog een keer samenvat. Aqua’s moeder: ‘Op de radio was een Surinaamse schrijfster die zei dat Holland ten goede is veranderd voor zwarte mensen! Is ook zo! En vader schoof luidruchtig zijn stoel naar achteren en slenterde weg.’ 