
Als je weet waar je moet zoeken, en vooral hoe, dan kan het zomaar gebeuren dat je tussen de spleten van de gemeentelijke begroting een potje ontdekt met geld dat is blijven liggen. Toen het stadsdeel Amsterdam-Oost zijn jaarrekening openbaar maakte, ontdekten nijvere datavorsers uit de buurt dat er nog drie miljoen over was – geld dat was bedoeld voor sociale doelen. ‘Het stadsdeel heeft dat alsnog besteed aan voorzieningen hier’, zegt Marjan Delzenne, ‘zoals het renoveren van het oude schoolgebouw de Evenaar, het opknappen van het Atjehplein en het aanleggen van postzegelparken.’ Als mede-oprichter in 2011 van het Centrum voor Budgetmonitoring en Burgerparticipatie (cbb) in Amsterdam-Oost heeft Delzenne aan den lijve ondervonden wat het voor een buurt kan betekenen als de overheid haar data vrijgeeft.
De consternatie rond de onthullingen van Edward Snowden over de onstilbare datahonger van de nsa heeft alle aandacht gefocust op bedreiging van onze privacy. Terecht, als je het rapport Onze digitale schaduw van het College Bescherming Persoonsgegevens leest. ‘In 1988 stond de gemiddelde Nederlander naar schatting in zo’n dertig tot veertig databases van de overheid geregistreerd. Inmiddels is het aantal bestanden van de overheid explosief gegroeid. In de publieke sector is het aantal databases in de afgelopen twintig jaar met een factor tien gestegen. Om haar werk te doen heeft de overheid veel gegevens nodig, welke worden vastgelegd in maar liefst dertigduizend verschillende systemen.’ Onze digitale schaduw wordt steeds langer.
De Open Data-beweging is de andere kant: in toenemende mate geven overheden juist de data vrij die ze verzamelen. Daarmee krijgen wij meer inzicht – en soms ook meer zeggenschap – in de beslissingen die er over ons worden genomen en in de besteding van het belastinggeld. Voor overheden kan dit het voordeel hebben dat besluitvorming minder verzet oproept.
Nederland is sinds 2011 aangesloten bij het Open Government Partnership, een internationale samenwerking van 56 landen. Afgelopen september stuurde minister Plasterk zijn Visie open overheid naar de Tweede Kamer, inclusief een actieplan met zeventien punten. Het project Open Data van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft inmiddels ruim zesduizend datasets publiek toegankelijk gemaakt voor ‘hergebruikers’, zoals wij in het jargon heten. Die variëren van wereldkaarten en panorama’s van exotische steden uit het Nationaal Archief tot data over parkeergebieden en tarieven tot energielabels van gebouwen.
‘Het gaat best lekker, maar er is wel een onbalans in het soort informatie dat wordt vrijgegeven’, zegt projectleider Paul Suijkerbuijk. ‘Het zijn nu vooral geografische data.’ De keuze van wat wordt vrijgegeven noemt hij ‘een combinatie van wat we zelf ontdekken, wat er gevraagd wordt, waar er in de Tweede Kamer aandacht voor is’. Hergebruik van overheidsinformatie biedt transparantie, marktpartijen kunnen er geld mee verdienen en de overheid zelf kan efficiënter worden door informatie te delen. Het kan ook schelen dat je dan minder tijdrovende procedures krijgt op basis van de Wet Openbaar Bestuur. ‘Maar we doen het omdat we het goed en belangrijk vinden, niet omdat we gek worden van journalisten.’
Een van de meest actieve steden op dit gebied in Europa is Helsinki. Daar heeft de gemeente het documentmanagementsysteem zo ingericht dat je als burger niet alleen na afloop maar al tijdens het proces de besluitvorming kunt volgen. Dat voorkomt verzet achteraf. In Amsterdam zijn nu op amsterdamopendata.nl ruim driehonderd uiteenlopende datasets beschikbaar. Zo is er een vaarroute-app die aan de ene kant gebruikers handige informatie biedt over afmeerplekken en openingstijden van bruggen, en aan de andere kant Waternet inzicht biedt in het vaargedrag. De app ParkShark vertelt je welke parkeeropties er zijn in de buurt van je bestemming; op de app Hoge Nood kun je zien welke van de drieduizend openbare wc’s het dichtst bij is; het Open Elm Project kan aan de hand van ingezonden foto’s van iepen de verspreiding van de iepenziekte monitoren.
Om de ruwe data van stadsdeel Amsterdam-Oost te kunnen kraken voor wat in de VS participatory budgeting heet, was meer expertise nodig, zegt Marjan Delzenne van het cbb. Die kwam, dankzij steun van Oxfam Novib, uit Brazilië, van het inesc, het Instituut voor Sociaal Economische Studies. Naast Amerika en het Verenigd Koninkrijk behoren Brazilië en Indonesië tot de actiefste landen in het Open Government Partnership. De Engelse Open Knowledge Foundation beheert de voorbeeldige site wheredoesmymoneygo.org, die met heldere visualisaties in plattegronden, tijdslijnen en staatjes laat zien waar het publieke geld aan wordt besteed.
Bij het monitoren van hun eigen gemeentelijke budget hadden de Brazilianen geld gevonden waarmee in een favela een school kon worden gebouwd. Belangrijk verschil, zegt Delzenne, is dat in Brazilië alle banktransacties van gemeenten openbaar zijn, in Nederland nog nergens. De Amsterdammers en de Brazilianen zijn over en weer bij elkaar op bezoek geweest, en in 2012 zette het cbb een experiment op in de Indische Buurt.
Samen met de Hogeschool van Amsterdam hebben de vrijwilligers uit Oost de methodiek van de Brazilianen in een simpel stappenplan omgezet. Ze ontdekten dat het geld werd toegekend aan programma’s, niet aan buurten. Zowel de stadsdeelwethouder als de bewoners wilden een buurtbegroting. Dit jaar hebben de bewoners zowel hun eigen beleidsnota gemaakt, de Burgerperspectievennota, als de bijbehorende meerjarige begroting. Het cbb gaat nu samen met Binnenlandse Zaken in zes gemeenten een leergang verzorgen.
Voor veel buurtbewoners is het proces van monitoring en het begrijpen van die data een hele leercurve, zegt Delzenne. ‘Je moet even door de miljoenen heen kijken. Allerlei mensen hebben bij zichzelf een onverwacht talent ontdekt voor spreadsheets. En andersom is het voor politici en ambtenaren wennen dat gewone mensen meekijken en meepraten.’

Mark van der Net, architect/stedenbouwkundige en programmeur, is oprichter van het digitale platform OSCity (Open Source). Deze week lanceert hij oscity.eu, de eerste ‘ruimtelijke zoekmachine’. ‘Ik heb grote hoeveelheden open data over onze omgeving bij elkaar gezet, zodat je elke gewenste dwarsdoorsnede eruit kunt halen’, legt hij telefonisch uit vanaf een kavel buiten Deventer waar hij een autarkisch huis aan het bouwen is. ‘Zoals: “Ik zoek een woning van die prijs in het bos in de buurt van een station.” Of: “Toon mij alle winkelpanden van bouwjaar X met beukmaat Y.” Of: “Laat me de fietspaden zien die in Overijssel door het bos lopen.”’ Informatie van websites als Funda zit ook in OSCity geïntegreerd, net als het onlangs vrijgegeven Algemeen Hoogtebestand van Nederland, dat iedere vierkante meter van Nederland tot op vijf centimeter hoogte in kaart brengt – gebouwen, bomen, zendmasten, alles.
Het businessmodel van OSCity is simpel: vragen tot een straal van vijf kilometer – zeg maar het particuliere niveau – zijn gratis, daarna moet de vrager betalen, afhankelijk van de ‘grootte’ van de vraag. Voor de ontwikkeling heeft hij steun gekregen van het Stimuleringsfonds voor de Creatieve Industrie en de TU Eindhoven heeft een server ter beschikking gesteld.
OSCity is handig, maar heeft ook een maatschappelijke agenda, zegt Van der Net. ‘Tot nu toe is de techniek van gis, Geografisch Informatie Systeem, voorbehouden geweest aan professionals. Dit platform maakt die informatie toegankelijk voor een veel breder publiek. Ik zie OSCity als een bibliotheek, niet als een boekhandel. Als mensen meer inzicht hebben in hun omgeving en de regelgeving kan de ruimtelijke ordening op een heel nieuwe, democratischer manier plaatsvinden. Kennis is macht.’ Het is dan ook zijn bedoeling om deze innovatieve zoekmachine voor heel Europa uit te breiden.
Goed, we zitten in duizenden bestanden, maar wat weten die instanties nu precies van mij? Waag Society probeert daar voor het project Open Kaart achter te komen – en dat valt niet mee. Stagiair Joey de Jong schreef diverse (semi-)overheidsinstellingen aan zoals de belastingdienst, de Sociale Verzekeringsbank en de politie. Als hij al antwoord kreeg was dat nietszeggend. Als hij zelf op zoek gaat naar zijn gegevens blijkt dat ‘de overheid zoveel verschillende sectoren kent en zoveel gegevens verwerkt dat ze de eigen databases niet eens meer kent’.
Misschien moeten we met het oog op onze privacy blij zijn dat onze persoonlijke data versnipperd worden opgeslagen, maar er is wel een trend naar het centraliseren en koppelen van bestanden. ‘Ik maak me zorgen over de groeiende honger naar persoonlijke data’, schrijft De Jong op waag.org. ‘Hoe moet ik de overheid vertrouwen als zij haar eigen burgers niet vertrouwt?’ Het aantal open-databronnen in Nederland, ook Amsterdam, steekt volgens Waag Society nog steeds schril af bij de enorme hoeveelheid data die de overheid nog niet vrijgaf.
Dat houdt ook de internetscepticus Evgeny Morozov bezig. Voor het online tijdschrift The Baffler schreef hij vorig jaar een lang essay over de fijne lijn tussen openheid uit overtuiging en openheid met een commerciële en politieke drijfveer: ‘De ooit levendige debatten over hervorming zijn vervangen door het beroep dat overheden op hun burgers doen om met hun smartphone gaten in de weg te rapporteren.’
Het zou volgens Morozov een belangrijke bijdrage aan échte openheid zijn als de tussenpersonen werden betaald die betekenis uit al die gegevens kunnen destilleren. ‘Veel van die data zijn zo complex dat maar weinig amateurs de capaciteit of de expertise hebben om ze te lezen en er iets uit te halen. (…) Participation 2.0 gaat over verspreide individuen die oplossingen mogen aandragen voor een of ander probleem, zonder het systeem zelf te verstoren.’ Inzicht, kortom, is nog geen invloed.
Er zijn absoluut ‘oplossers’ nodig, zegt Paul Suijkerbuijk van Binnenlandse Zaken, want ‘het is niet aan de overheid om de data te filteren voordat ze worden vrijgegeven. Inderdaad zijn ruwe data niet voor de leek bruikbaar, maar de hergebruiker moet alles met die data kunnen doen wat hij wil, voor zijn eigen doel.’
Tja, daarmee sluit je de gemiddelde burger juist uit, zegt Mark van der Net. ‘Doordat de informatie niet bruikbaar wordt aangeleverd komt het voordeel van open data tot nu toe alleen traditionele marktpartijen ten goede. De bedoeling is goed, maar het doel wordt nooit expliciet uitgesproken of getoetst. We staren ons nu blind op het middel. Iedereen omarmt de open-databeweging, maar men weet niet echt wat die is.’
Stadsleven
Journalist Tracy Metz leidt in samenwerking met De Groene Amsterdammer en filminstituut EYE de maandelijkse live talkshow Stadsleven. Op maandag 28 april (20.00 uur) is het thema ‘Big Data: Wat weet de stad van mij?’ Met onder anderen de socioloog Saskia Sassen (per Skype vanuit New York), Frank Kresin van het project Open Kaart van Waag Society, redacteur technologie Maurits Martijn van De Correspondent, en een debat met Rejo Zenger (Bits of Freedom), Mark van der Net (Open Source City), Ger Baron (gemeente Amsterdam) en Marleen Stikker (Waag). People’s Place, Stadhouderskade 5, Amsterdam.
Zie de website.
Beeld: (1) De locatie van bepaalde inkomens in Amsterdam (Open Source City). (2) De gemiddelde verkoopprijs van woningen in samenhang met de prijzen waarvoor kantoren worden aangeboden in Den Haag (Open Source City).