
Donderdag 27 februari
13.00 uur. Aan het begin van de middag gaat de telefoon van Aura Timen (54), hoofd Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding. Ze zit op haar werkkamer bij het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (rivm) in Bilthoven. ‘Ik ben net gebeld door de ggd in Tilburg’, zegt een arts uit haar team. ‘In het Elisabeth-TweeSteden Ziekenhuis is een lokale ondernemer opgenomen die op dit moment wordt getest op het coronavirus. De man was een week eerder op een leerbeurs in Noord-Italië.’
Aura Timen weet nog precies het moment dat ze voor de eerste keer over het virus hoorde. Het was maandag 6 januari om 18.00 uur. Onderweg naar huis luisterde ze in haar auto naar het avondnieuws. Ze hoorde over een cluster van longontstekingen in China, in Wuhan. Waarom hoorde ze dat op het nieuws en niet op haar werk? vroeg ze zich af. Thuis zette ze haar computer aan om het na te zoeken en zag dat in haar team, dat zo’n honderd man telt, medewerkers er inderdaad een niet-urgente melding van hadden gemaakt. Volgens de eerste berichten ging het om een stuk of twaalf mensen die in het ziekenhuis waren opgenomen.
Eind die maand was dat al anders. Op 24 januari om 15.00 uur vond Timen in haar inbox updates over de mysterieuze uitbraak in China van de Wereldgezondheidsorganisatie (who) en het Europees Centrum voor Ziektepreventie en -bestrijding (ecdc). Een dag ervoor was de stad Wuhan en bijna de hele provincie Hubei in quarantaine gegaan. Het Outbreak Management Team (omt), waarvan ze secretaris is, kwam daarna direct bij elkaar. De sfeer binnen het team was die dag voor het eerst bezorgd. Er moest contact komen met de klm, Schiphol, GGD Kennemerland, over reizigers uit China en informatie in het Chinees. Het responsteam van het rivm sprak af om vanaf dat moment elke dinsdag en vrijdag samen te komen.
Toch leek het eerst mee te vallen. Afgelopen vrijdag nog, 21 februari, gaf ze een lezing in een propvolle zaal van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen in Amsterdam. Ze was optimistisch: ‘Op dit moment lijkt het me dat we veilig zijn in Nederland’, had ze gezegd. Maar haar optimisme leek al achterhaald toen ze thuiskwam. Op haar telefoon las ze over veertien nieuwe gevallen in Noord-Italië. En dat weekend kwamen er tientallen nieuwe bij.
Nu is het dan zover. Timen overlegt met haar team en Jaap van Dissel, directeur van het Centrum Infectieziektebestrijding van het rivm. Die middag worden zowel in hun eigen laboratorium als in het Erasmus MC in Rotterdam testen uitgevoerd op deze patiënt.
20.00 uur. Iets voor zevenen vertrekt intensivist Hans Kuijsten naar huis. Eerder die dag was bij hem de telefoon gegaan. ‘Hans, even een heads-up’, zei de crisiscoördinator van het Elisabeth-TweeSteden Ziekenhuis in Tilburg. Kuijsten (42), een geboren en getogen Brabander, heeft op donderdag altijd zijn managementdag. Behalve arts is hij ook medisch manager van de intensive care en lid van het crisisteam. ‘Er is een patiënt opgenomen die corona zou kunnen hebben’, vervolgde de crisiscoördinator. De testuitslag laat nog een paar uur op zich wachten en moet daarna worden bevestigd door het rivm.
‘Ik hoor het wel’, zei Kuijsten ontspannen. Hij praat meestal in staccato, kort en duidelijk, zijn zinnen volgen elkaar vaak in hoog tempo op, als instructies op een intensive care. Als hij die avond thuis is, heeft hij amper de laatste hap van zijn avondeten genomen als de telefoon weer gaat. Het ziekenhuis belt: kom maar weer terug.
Hij heeft de afgelopen jaren wel vaker een crisis meegemaakt. Een keer stokte de watertoevoer in het ziekenhuis, een andere keer was er een ict-storing waardoor elektronische patiëntendossiers niet meer werkten. Dat kwam altijd wel weer goed. Vandaag voelt anders. Kuijsten stapt in de auto, voor het eerst met een brok in de keel. Onderweg belt hij alvast met collega’s, om een beeld te krijgen van de situatie. De testuitslagen van zowel het rivm als het ziekenhuis zijn positief.
Hij loopt het ziekenhuis binnen via de personeelsingang, zo rond half negen ’s avonds. Het is er stil. Door de verlaten gangen loopt hij direct door naar de vergaderzaal. De stemming onder de twaalf leden van het crisisteam – microbiologen, managers, artsen, iemand van communicatie, iemand van de facilitaire dienst – is serieus. Normaal zou er ruimte zijn voor een grapje, maar vanavond staan alle gezichten strak.
Het rivm wil graag zo snel mogelijk bekendmaken dat de eerste patiënt in Nederland is, maar Kuijsten en het crisisteam van het Elisabeth-TweeSteden Ziekenhuis vragen meer tijd: ze willen de patiënt eerst spreken om zeker te weten dat hij en zijn familie het weten, en het nieuws intern bekendmaken.
20.30 uur. Om half negen ’s avonds zit de burgemeester van Tilburg, Theo Weterings (61), thuis op de bank de krant te lezen als zijn telefoon gaat. Het is het einde van de carnavalsvakantie, eindelijk wat rustiger na alle activiteiten. Hij heeft een paar dagen vrij en verheugt zich op wat klusjes doen in huis, een etentje in het weekend. Het is een jaar geleden dat hij en zijn vrouw hier in Berkel-Enschot zijn gaan wonen. Toen ze na zijn aanstelling als burgemeester in zijn geboortestad Tilburg op zoek gingen naar een geschikte woning, was zijn enige eis geweest dat het maximaal een half uur fietsen was van het gemeentehuis.
Aan de lijn is Bart Berden, bestuursvoorzitter van het Elisabeth-TweeSteden Ziekenhuis. ‘Theo’, zegt hij. ‘We hebben een patiënt binnen gekregen die besmet is met het Covid-19-virus.’
Weterings heeft al gehoord over de epidemie in China. Wuhan staat op zijn netvlies, net als de verspreiding in Italië. Hij wist dat de eerste patiënt in Nederland zou opduiken. Dit is het dan, denkt hij. Zijn hoofd schiet vol van alle dingen die gedaan moeten worden. Een rationeel bestuurder wordt Weterings genoemd. Collega’s roemen hem om zijn degelijke, gestructureerde voorbereiding en vasthoudendheid.
‘Geef het even tijd’, zegt hij tegen Berden. Hij wil het eerst afstemmen met het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (vws). ‘Niet de hele wereld er plotseling mee verrassen’, denkt hij. Hij vindt dat Tilburg een reactie moet voorbereiden. Hij belt met de woordvoerder van minister Bruno Bruins van Volksgezondheid en adviseert hetzelfde. Maar de beslissing blijkt al te zijn gevallen. Dat ziet hij tot zijn verrassing live op televisie, met zijn vrouw naast zich op de bank. Tijdens de extra nos-uitzending over corona, om tien voor half tien, krijgt minister Bruins een briefje aangereikt. Hij vertelt dat er een eerste patiënt in Nederland is, in het TweeSteden Ziekenhuis in Tilburg.

21.20 uur. In het Oostenrijkse Flachau zit ook Carola Schouten (42), minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, voor de televisie. Samen met haar vrienden, met wie ze op wintersport is, ziet ze haar collega Bruno Bruins en hoort zo live dat de eerste coronapatiënt in Tilburg in het ziekenhuis ligt. Ze hebben het er daarna met elkaar over hoe dichtbij het virus komt. In het nabij gelegen Innsbruck zijn de eerste twee met corona besmette patiënten opgenomen. Maar de impact ervan dringt dan nog niet tot haar door.
21.20 uur. Ook het crisisteam van het Elisabeth-TweeSteden Ziekenhuis (etz) ziet Bruins op tv. Snel daarna stromen er nieuwsberichten binnen dat het gaat om een man van 56 jaar uit Loon op Zand. Hoe is het mogelijk? vraagt Kuijsten zich af. Hij heeft zich juist hard gemaakt voor de privacy van de patiënt, en nu liggen er al details op straat die hij zelf nauwelijks kent. Achteraf zal blijken dat de patiënt het nieuws zelf via sociale media bekendgemaakt heeft. Het crisisteam van het ziekenhuis zal tot twee uur ’s nachts druk blijven met telefoontjes, mails en voorbereidingen voor de persconferentie van de volgende dag.
Hoe is het mogelijk, denkt ook Theo Weterings als hij hoort wat de minister vanaf het briefje voorleest. Bruins noemt het verkeerde ziekenhuis. Binnen een uur staan de cameraploegen bij het TweeSteden in plaats van het Elisabeth-Ziekenhuis. Ook in het dorp Loon op Zand, waar Patiënt Nul vandaan komt, duiken verslaggevers op. Weterings begint aan een belmarathon: met zijn collega van Loon op Zand, zijn crisisstaf, de ggd. Aan het eind van de avond belt hij nog een keer met Bart Berden, de directeur van het ziekenhuis. Berden heeft besloten om de volgende ochtend om half negen zijn eigen crisisstaf bijeen te roepen.
‘Dan sluit ik aan’, zegt Weterings.
00.15 uur. Als in de nacht naar vrijdag een Amsterdamse vrouw, die in Italië op wintersport is geweest, zich meldt met longklachten en ook zij besmet blijkt te zijn, slaat de sfeer op het rivm meteen om. Vanaf dit moment is er voor Aura Timen en haar collega’s geen avond meer, geen weekend meer. De komende maanden zullen volledig in het teken staan van de corona-epidemie in Nederland.

vrijdag 28 februari
08.15 uur. De chauffeur met dienstauto, een donkerblauwe Mercedes, staat klaar voor de deur van burgemeester Weterings. In het kwartiertje onderweg naar het crisisoverleg in het ziekenhuis leest hij het nieuws op zijn telefoon en besluit met zijn woordvoerder om twaalf uur een persbijeenkomst te beleggen. Als hij binnenkomt in de grote directiekamer zit de crisisstaf van het ziekenhuis al bijeen: artsen, virologen, bestuursvoorzitter Bart Berden. Weterings heeft zo veel mogelijk informatie nodig: wat is voor het ziekenhuis belangrijk, wat kan de gemeente overnemen, wie staat de media te woord.
Twee uur later zit Weterings met zijn gemeentelijke crisisstaf in overleg, over de persconferentie en over de procedure die de ggd moet gaan volgen – het netwerk van de patiënt in kaart brengen, testen van mogelijk besmette mensen, thuisisolatie. In Loon op Zand is de ggd die ochtend zo al te werk gegaan. Weterings bereidt zich zorgvuldig voor.
Rond half één, ruim een half uur later dan gepland, loopt hij naar de paleiszaal van het Tilburgse raadhuis. Het is vol in de statige zaal: alle landelijke en lokale media zijn er, plus de Belgische, evenals het Jeugdjournaal. En precies zoals hij verwachtte was de meest gestelde vraag: vanaf welk moment was Patiënt Nul besmettelijk? Weterings antwoordt daarop steeds heel bewust: ‘Naar de normen die de ggd moet hanteren was deze persoon dinsdag pas besmettelijk, toen kreeg hij pas klachten en toen bleef hij thuis.’ Dat klopt niet, maar dat zal pas later blijken.
Zondag 1 maart
15.30 uur. Aura Timen loopt op het rivm van overleg naar meeting en praat in de wandelgangen mensen bij. Tijdens een bomvolle werkdag wordt besloten dat er later op de dag een persconferentie zal worden belegd. De crisissfeer neemt toe. Er worden voor het eerst covidpatiënten op de intensive care gemeld: in Gorinchem en Coevorden. Coronanieuws overspoelt Nederland nu. Er zijn steeds nieuwe nieuwsberichten die direct door duizenden mensen worden gedeeld, nieuwe informatie die uitleg en context nodig heeft.
De minister van vws, Bruno Bruins, is voor de persconferentie naar het rivm in Bilthoven gekomen, met tientallen media in zijn kielzog. Hij meldt dat de patiënt uit Coevorden carnaval heeft gevierd in Tilburg. ‘Maar niet in dezelfde kroegen als Patiënt Nul’, zegt Jaap van Dissel erbij.
15.35 uur. De Tilburgse burgemeester Weterings volgt het op de televisie en is onaangenaam verrast. Van tevoren was hem door het ministerie van vws verzekerd dat het ging over een besmet persoon in een ziekenhuis in Gorinchem, die zeker geen relatie had met carnaval en Tilburg. En nu dit!
Boos belt hij Van Dissel. Hij zit in Tilburg vol in de vuurlinie, hij probeert overzicht te krijgen, inzicht in deze crisis. Alles is nieuw, bij een gewone ramp weet hij als voorzitter van de veiligheidsregio precies wat hij moet doen. Nu tast hij in het duister, hij moet kunnen vertrouwen op informatie van experts. Uit het gesprek begrijpt hij dat de patiënt uit Coevorden in een nieuwe categorie valt: patiënten die niet terug te leiden zijn tot Patiënt Nul, tot contacten in Italië, China of Korea. Patiënten met een niet-herleidbare besmettingsbron.
Dat blijft in Weterings’ hoofd rondspoken.
22.00 uur. Aura Timen verlaat doodmoe het rivm-gebouw na een hele ochtend, middag en avond van overleggen, informatierondes en gesprekken met artsen, ambtenaren, media: een eindeloze dag van duiden, duiden, duiden.

Maandag 2 maart
10.00 uur. ‘Zijn er wel genoeg mondkapjes?’ is een van de vragen die voorliggen tijdens de online bijeenkomst die de raad van bestuur heeft georganiseerd met het hele Erasmus Medisch Centrum in Rotterdam, van de kelder tot het dak, van professoren tot schoonmakers. Rozemarijn van Bruchem-Visser (44), internist met focusgebied ouderengeneeskunde, woont in het ziekenhuis de bijeenkomst bij. Er blijken steeds meer mondkapjes te verdwijnen. Hele dozen. Er wordt besloten per afdeling één distributeur aan te wijzen die de voorraad achter slot bewaart.
Van Bruchem-Visser maakte zich aanvankelijk geen zorgen toen ze beelden zag over de epidemie in Wuhan. Ze draaide haar poli’s en volgde zoals iedereen het nieuws over de verspreiding van het coronavirus en de berichten van het rivm. Maar toen de informatie uit Italië over de besmettingsgetallen, volle ziekenhuizen, het ziekteverloop en de sterftecijfers steeds indringender begon te worden, begon zij ongerust te worden. De vraag in het Erasmus kwam steeds vaker ter tafel: wat gaan we doen als het hier komt?
Nu is het zover. Er worden afdelingen in hoog tempo heringericht: er komt een aparte covidafdeling, reguliere zorg wordt afgebouwd. En er wordt besloten een crisisteam samen te stellen met de bestuursvoorzitter, verschillende artsen, ondersteunend personeel: een brede club. Zelf zit ze in het klinisch coördinatieteam, als voorzitter van het team ‘ethische kwesties Covid’, dat moet nadenken over nieuwe ethische dilemma’s die de pandemie met zich meebrengt. Bruchem-Visser, kordaat met de nodige humor, houdt van de samenwerking met haar collega’s, de verpleegkundigen, en van wetenschappelijk onderzoek doen. Waar ze soms de tijd vandaan haalt, weet ze zelf ook niet.
Dinsdag 3 maart
10.00 uur. Carola Schouten loopt, samen met premier Mark Rutte, de ministers Ferdinand Grapperhaus (Justitie en Veiligheid), Stef Blok (Buitenlandse Zaken), Ank Bijleveld (Defensie) en haar collega-vicepremiers Hugo de Jonge en Wouter Koolmees, de speciaal voor crisissituaties ingerichte ruimte op het ministerie van Justitie en Veiligheid in Den Haag binnen. Toen ze in 2017 nog relatief kort minister was, kreeg Schouten een oefening crisisbeheersing, dat was toen ook in deze ruimte waar panelen, speciale telefoons, wereldkaarten, alles voor handen is om een crisis te kunnen overzien.
Nu is het menens. Ze krijgen die ochtend een toelichting van het rivm over de verspreiding van het virus. Het zal de eerste keer zijn van talloze bijeenkomsten die zij in deze ruimte als lid van de ingestelde Ministeriële Commissie Crisisbeheersing van het kabinet zal bijwonen.
17.30 uur. Theo Weterings bereidt zich in de dienstauto tijdens de rit naar Den Haag voor op de eerste bijeenkomst met de ministers Bruno Bruins, Ferd Grapperhuis en alle voorzitters van de 25 veiligheidsregio’s van Nederland. Hij hoopt vooral te horen op welke wijze de minister de crisis wil aansturen. Hij verwacht dat ze wellicht al naar grip-4 zullen opschalen – de vierde van zes stappen in de Nationale Crisisstructuur. Bij stap 4 krijgen de voorzitters van de veiligheidsregio’s het in hun hele regio voor het zeggen en liggen de bevoegdheden van de andere burgemeesters automatisch bij hen.
Om half zeven wordt Weterings afgezet voor Castalia, de roodbruine, puntige torens van het ministerie van vws. Er is een Indische rijsttafel – de anderhalvemetersamenleving is nog niet ingegaan – en met een gevuld bord gaat hij, samen met de andere gezagsdragers, aan tafel terwijl ondertussen de presentaties beginnen. Samen kijken ze naar projecties van onder meer Jaap van Dissel over hoe de crisis zich over land zal verspreiden. De veiligheidsregio’s blijven officieel in grip-2, al is dat in Brabant en Limburg in feite allang niet meer zo.
Vanaf dit moment zullen de 25 voorzitters en de vier betreffende ministers de komende maanden min of meer het land gaan besturen. Deze Crisisstructuur was bedacht voor het aansturen van het land tijdens een kortstondige ramp. In ieder geval niet voor weken of maanden zoals het nu zal gaan. Ook dat is iets voor evaluatie later, denkt Weterings.
Vrijdag 6 maart
09.30 uur. Aura Timen maakt zich met het omt, als ze opnieuw bij elkaar zitten op het rivm in Bilthoven, steeds ongeruster. Die ochtend is bekend gemaakt dat in het Ikazia Ziekenhuis in Rotterdam de eerste Nederlander aan Covid-19 is overleden: een 86-jarige inwoner van Hoeksche Waard. Er zijn dan al ruim honderd mensen met de ziekte in ziekenhuizen opgenomen. Sommige ziekenhuizen kampen met veel opnames achter elkaar.
Timen en de andere omt-leden kijken naar de manier waarop het begin van de epidemie verliep in Italië, Spanje, Frankrijk en Duitsland. Ze zien hoe Covid-19 zich zodra het de kop opsteekt heel snel verspreidt. Het team besluit dat er in Noord-Brabant, waar de meeste coronapatiënten wonen, speciale maatregelen moeten komen. Van relatief veel van hen is de besmettingsbron niet te achterhalen. Het omt vraagt een aantal ziekenhuizen in het zuiden van het land om steekproeven te doen onder hun personeel. Bij het Elisabeth-TweeSteden Ziekenhuis blijken 28 van de 301 geteste medewerkers besmet, zonder dat ze dat in de gaten hadden.
Binnen het ministeriële crisisteam in Den Haag bespreekt Carola Schouten de gevolgen van de eerste dode door het coronavirus in Nederland. Het leidt tot uitgebreide discussie over ingrijpender maatregelen. Wat gaat dit betekenen voor werk, scholen, uitgaan? Concrete maatregelen komen daar niet uit voort.
Tijdens de wekelijkse ministerraad later die middag biedt Schouten minister Bruno Bruins aan alle mondkapjes en andere bruikbare beschermingsmiddelen op te vragen bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (nvwa), die onder haar ministerie valt. Na afloop zal premier Rutte tijdens de wekelijkse persconferentie, waarin hij namens het kabinet zijn medeleven uit aan nabestaanden van de gestorven coronapatiënt, op de vraag van de nos, ‘zijn we voorbereid?’, antwoorden: ‘Ja, wij zijn voorbereid.’
Terwijl Schouten ’s avonds in Filmhuis Den Haag zit waar de Syrische documentaire For Sama over de burgeroorlog draait, laat Bruins weten inderdaad hulp nodig te hebben. Nog diezelfde avond zet Schouten in gang dat de nvwa zo snel mogelijk een hele partij beschermingsmiddelen overdraagt. ‘Hier kunnen we één weekend mee door’, meldt Bruins als de zending is aangekomen. Schouten realiseert zich dan hoe groot het probleem is.

Maandag 9 maart
19.00 uur. Premier Rutte houdt samen met Jaap van Dissel van het RIVM de eerste persconferentie naar aanleiding van Covid-19. ‘We schudden geen handen meer in Nederland’, is de belangrijkste boodschap. En: handen wassen, in de elleboog niezen en papieren zakdoekjes gebruiken. Voor Noord-Brabant worden zeven dagen sociale onthouding ingevoerd: werk thuis als dat kan, als niet ga je gewoon naar je werk. Na afloop geeft Rutte, zelf ook nog niet gewend aan de maatregelen, Van Dissel lachend een hand. >
Woensdag 11 maart
09.15 uur. ‘Hans, loop zo even bij me binnen’, zegt Bart Berden van het Elisabeth-TweeSteden Ziekenhuis in Tilburg als hij Kuijsten op de gang tegenkomt. Even later stapt Kuijsten het kantoor binnen, waar Berden hem op het computerscherm een grafiek laat zien. Een rode lijn schiet alarmerend hard omhoog, tot tweeduizend bezette ic-bedden in Nederland binnen twee weken. Bedden die er niet zijn.
Dit kán niet kloppen, is Kuijstens eerste gedachte, het is bijna een reflex. ‘Laat me de data eens zien, wat zijn de aannames achter dit model?’ vraagt hij.
‘Dit zijn de modellen die drie Brabantse ziekenhuizen onafhankelijk van elkaar hebben gemaakt’, legt Berden uit, en ze komen allemaal op hetzelfde getal. ‘Houd dit nog even voor je: er moet nog over worden overlegd met het rivm en het ministerie.’
Kuijsten loopt vanaf die ochtend rond met een bedrukt gevoel, frustratie ook. Collega’s, familie en vrienden, ze hebben nog geen idee van wat hun te wachten staat. Het leven gaat door alsof er niets aan de hand is. Er gebeurt hier en daar wel wat, zoals Rutte’s oproep twee dagen geleden om geen handen te schudden, maar de sfeer rond corona is nog bijna overal zoals op die persconferentie: lacherig, losjes en ontspannen. Inmiddels zijn er meer dan vijfhonderd coronabesmettingen vastgesteld.
Donderdag 12 maart
07.15 uur. In alle vroegte leest burgemeester Theo Weterings zijn ochtendkrant: de Wereldgezondheidsorganisatie heeft Sars-CoV-2 officieel tot ‘pandemie’ verklaard, president Donald Trump sluit de Amerikaanse grenzen voor reizigers uit Europa, twee universiteiten hebben aangetoond dat iemand besmettelijk kan zijn zonder ziekteverschijnselen en de besmettingen in Duitsland lopen snel op.
Dit gaan we niet redden, denkt Weterings terwijl hij de krant laat zakken. De lijn van het rivm en het kabinet is dan nog steeds indamming van het virus. Maar Brabant is al krap twee weken bezig dat te doen, zonder dat indamming dichterbij komt. Op dat moment belt zijn collega uit Eindhoven. Die blijkt er hetzelfde over te denken. ‘Theo, ik denk dat we in een andere film zitten’, zegt John Jorritsma. Weterings belt Bruno Bruins, die net met zijn hond aan het wandelen is. De minister blijkt met dezelfde zorgen rond te lopen.
09.00 uur. Op het rivm in Bilthoven komt het Outbreak Management Team bijeen. Sinds begin maart zijn tal van nieuwe uitbraakhaarden ontdekt, met name in Brabant, Limburg en Zuid-Holland. Ziekenhuizen en ggd’en hebben urgent advies nodig: over zorgmedewerkers die ziek zijn geworden, mensen die onverwacht op de ic belanden, over opschalen van de capaciteit. Het omt besluit op dezelfde koers te blijven. Dat betekent: nog altijd maatregelen die gericht zijn op mensen die ziek zijn of bij hen in de buurt leven. Wel adviseert het omt meer landelijke maatregelen. Direct die middag worden die afgekondigd door de regering.
14.30 uur. Persconferentie met premier Rutte, Jaap van Dissel en minister Bruno Bruins. Alle evenementen met meer dan honderd bezoekers worden afgelast, iedereen moet thuis werken, behalve mensen in ‘vitale’ beroepen, iedereen met klachten moet thuis blijven, sociaal contact moet worden vermeden, universiteiten en hogescholen gaan afstandsonderwijs geven. Alle veiligheidsregio’s gaan naar GRIP-4. De maatregelen gelden in elk geval tot 1 april.
Vrijdag 13 maart
14.00 uur. Aan het begin van de middag luistert Aura Timen, op een online-bijeenkomst die is georganiseerd door de Federatie Medisch Specialisten, naar mensen die in Brabant dag in, dag uit met doodzieke patiënten werken. Ze hoort hen vertellen over patiënten die heel snel sterven nadat ze de eerste ziekteverschijnselen krijgen, mensen die in redelijke gezondheid binnenkomen en onder hun handen binnen een paar dagen dood zijn. Over slechtnieuwsgesprekken met patiënten, onherkenbaar ingepakt in beschermende kleding, of via de telefoon met familieleden. Over mensen die in eenzaamheid sterven en niet door hun nabestaanden mogen worden benaderd.
Timen is diep onder de indruk. Niet alleen van de woorden. Zelfs op afstand via het computerscherm raken de vermoeidheid en de lichaamstaal van de sprekers haar diep.
Zaterdag 14 maart
06.30 uur. Het weekend is voor de honderden mails die niet kunnen wachten tot wanneer de epidemie over zal zijn. Net als haar collega’s lukt het internist Rozemarijn van Bruchem-Visser niet om zich los te maken van het werk, tot rust te komen. In het Erasmus Medisch Centrum werken ze volgens het covidrooster: diensten van twaalf uur achter elkaar – drie dagen en één nacht, dan een paar dagen vrij – en dat is niet echt ‘vrij’ omdat vergaderingen doorgaan. Ver voor zeven uur gaat ze het huis uit, op de fiets door de stille straten van Rotterdam, na negen uur ’s avonds is ze weer thuis. Iets drinken en dan in bed ploffen. Elke dag weer. Ze weet niet wat het die dag voor weer is geweest, wat haar kinderen hebben meegemaakt. Ze spreekt niemand behalve collega’s. Haar man is thuis, bij hun vier kinderen, hij verloor zijn baan bij het uitbreken van de coronacrisis: een wrang geluk bij een ongeluk.
In bed ligt ze vaak te peinzen: hoelang gaat het nog zo door? Doet ze genoeg? Als voorzitter van het team ‘ethische kwesties Covid’ worstelt Van Bruchem-Visser dagelijks met moeilijke vragen: als er meerdere gezinsleden ziek zijn, plaats je hen op dezelfde afdeling of niet? Als een patiënt een delier heeft, laat je er dan een familielid bij? Vertel je aan een doodzieke patiënt dat zijn zoon ook besmet is? Simpele antwoorden zijn er bijna nooit.
Zondag 15 maart
09.30 uur. Geen kerkdienst vandaag. Het zal de eerste in een reeks van zondagen blijken te zijn dat Carola Schouten niet naar de kerk kan. Om half tien rijdt de dienstwagen voor die haar naar het Catshuis in Den Haag zal brengen voor overleg met de hele ministersploeg. Dat wordt de komende weken het nieuwe ritme van haar zondagen. Ze gaat door het wegvallen van haar vaste rustdag soms de dagen door elkaar halen. Toch is er regelmaat, al is het dan een nieuwe regelmaat in die week: twee keer overleg met het crisisteam, de gewone ministerraad op vrijdag, en op zondag overleg op het Catshuis.
Vandaag bespreken ze op het Catshuis de strengere maatregelen die nodig zijn om een verdere verspreiding van het virus te voorkomen. De intelligente lockdown zal dit later gaan heten: blijf thuis, samen kunnen we dit aan. Heel bewust wordt afgesproken die maatregelen pas een dag later bekend te maken in een televisietoespraak van de minister-president. Die speech, daar is iedereen het over eens, moet in één keer goed staan.
17.00 uur. Persconferentie met de ministers Bruno Bruins en Arie Slob: restaurants, cafés, sportclubs, sauna’s, seksclubs en coffeeshops in Nederland moeten om 18.00 uur diezelfde avond sluiten. Ook scholen en kinderopvangcentra worden gesloten – behalve voor kinderen van ouders in vitale beroepen. ‘Social distancing’, anderhalve meter afstand, wordt ingevoerd.
17.05 uur. Wijkagent Mohsin Ben el Faquih Akalay (48), een rustige en kleine man, vader van vier kinderen, heeft dienst tijdens de persconferentie. Met zes collega’s kruipt hij voor de tv in de kantine van het politiebureau Nieuw-West Noord aan het August Allebéplein in Amsterdam. Het bureau is een van de grotere nieuwbouwprojecten die de wijk Overtoomse Veld een nieuwe wending moesten geven na de rellen van 1998. Marokkaans-Nederlandse jongeren en hun vaders trokken toen op tegen het politiebureau.
De kleine tv zit hoog aan een pilaar gemonteerd zodat iedereen het kan zien: minister Slob en anderen die nieuwe maatregelen afkondigen. Wijkagent Mohsin, zoals hij door iedereen in de buurt wordt genoemd, vermoedde al wat er zou komen. Hij hield het virus al weken in de gaten, lang voordat het Nederland bereikte. Landen om ons heen zijn al in lockdown. Nu vertelt de minister dat morgen de scholen en kinderopvang in Nederland gesloten blijven, behalve voor kinderen van ouders met cruciale beroepen. Cafés, restaurants en sportclubs moeten nog diezelfde avond om zes uur sluiten. Daarna vraagt minister Bruins iedereen anderhalve meter afstand tot elkaar te houden. Heftig, vinden Mohsin en zijn collega’s het, maar er is ook opluchting: er moet iets gebeuren, met iedereen tegelijk. Nu is het zover.
Als de minister uitgesproken is, beseft Mohsin wat dit betekent. Van het ene op het andere moment verliezen ondernemers uit zijn wijk hun broodwinning. Hij kijkt op zijn horloge: twintig voor zes. Moet hij dat met zijn collega’s gaan afdwingen? Hoe dan? Pas als er een noodverordening is – een heldere instructie op papier – is hij daartoe bevoegd. Woorden zijn daarvoor niet genoeg, ook niet van een minister. Maar buiten op straat blijkt dat handhaven niet nodig is. De horeca en sportclubs sluiten keurig de deuren. Iedereen lijkt te weten van de persconferentie. Zelfs in Overtoomse Veld, waar de mensen doorgaans niet bezig zijn met wat er in Den Haag gezegd wordt.
Maandag 16 maart
19.00 uur. Premier Rutte spreekt het land toe – een unicum in de Nederlandse geschiedenis. ‘Het virus is onder ons en zal onder ons blijven.’ Hij stelt dat een groot deel van de bevolking besmet zal raken, maar daardoor wordt er wel groepsimmuniteit opgebouwd.
Samen met enkele bewoners van verzorgingstehuis De Botterhof in het Twentse Wierden luistert wond- en diabetesverpleegkundige Maria Hegeman (34) naar de toespraak van de premier. De realiteit is dat het coronavirus onder ons is en voorlopig ook onder ons zal blijven, hoort ze Rutte zeggen. Hegeman is een nuchtere vrouw, maar deze woorden komen hard binnen. Ze kent dit tehuis goed, ze werkte hier eerder, en ook al heeft ze nu een andere baan, toen de coronacrisis uitbrak meldde ze zich direct om bij te springen. Het is vreemd stil in De Botterhof. Ze heeft net gehoord dat in het dorp de eerste coronabesmetting is vastgesteld. Een aantal collega’s met verkoudheid of andere klachten is de afgelopen dagen al uit voorzorg thuis gebleven. En na de persconferentie van zondag was al besloten dat er geen bezoek meer mocht langskomen.
Eindelijk gebeurt er iets gezamenlijks, denkt intensivist Hans Kuijsten van het etz in Tilburg, die ook naar de persconferentie kijkt. Hij is opgelucht: eindelijk staan ze er in Brabant niet meer alleen voor.
Woensdag 18 maart
08.00 uur. Carola Schouten vindt het fijn dat ze haar dagelijkse ritjes naar Den Haag nog heeft. Naast het meedenken en -beslissen over de aanpak van de coronacrisis gaat haar gewone werk op het ministerie door. Toch zijn er ook voor haar dingen veranderd. Veel meer dan vroeger zijn overleggen telefonisch. Ook vallen de debatten met het parlement uit. Menig onderwerp op haar ministerie staat op een laag pitje. Behalve het stikstofdossier. Maar wat haar die eerste coronaweken vooral bezighoudt, is het voorkomen van paniek op de voedselmarkt. Dat de sierteelt in één dag compleet op zijn gat ligt, geldt niet voor de voedselketen. De import en export van voedsel is niet aan banden gelegd. Zo kan onder meer vlees gewoon naar Duitsland worden vervoerd. Voedsel mag géén issue worden.

Donderdag 19 maart
09.00 uur. Tijdens de ministerraad besluiten Schouten en haar collega-ministers dat de verpleeghuizen op slot moeten. Ze maken zich grote zorgen als duidelijk wordt hoe vol de ic’s worden. Elke keer speelt er een ander issue: eerst de apparatuur, dan waar al die ic-bedden moeten komen te staan, dan de handen aan het bed en hoe de verpleegkundigen en artsen dat volhouden. Toch voelt het op slot doen van de verpleeghuizen voor de minister écht als een van de moeilijkste besluiten tot dan toe.
Een dag eerder is minister Bruno Bruins onwel geworden tijdens het debat in de Tweede Kamer. Collega Hugo de Jonge neemt zijn portefeuille over en wordt op het ministerie van Volksgezondheid het gezicht van de bestrijding van het virus. Meteen die eerste dag kondigt hij het besluit aan: bezoekers mogen in verpleeghuizen niet meer naar binnen, ook partners en andere familieleden niet.
Vrijdag 20 maart
14.30 uur. Intensivist Hans Kuijsten zit vandaag thuis, voor het eerst in drie weken. Hij heeft koorts. Het kabinet heeft het testbeleid aangescherpt, gedwongen door een schreeuwend tekort aan coronatests. Ook voor Kuijsten is er geen test, maar bij klachten is het devies thuisblijven. Dat is frustrerend, want de druk op zijn intensive care neemt hard toe. Hij voelt zich niet te ziek om te stoppen met het crisisteam, dus deze vrijdagmiddag doet hij via videobellen mee aan een overleg van de Nederlandse Vereniging voor Intensive Care, het rivm en de Stichting NICE, die intensivecaregegevens bijhoudt. Kuijsten wil graag dat er snel zicht komt op de landelijke intensivecarebezetting, zodat patiënten uit Brabant verplaatst kunnen worden naar ziekenhuizen waar nog plek is.
‘Ja, goed punt’, reageert een medewerker van het rivm – in sportkleren vanaf de hei, ziet Kuijsten – op het voorstel voor een landelijk registratiesysteem. ‘We pakken het maandag of dinsdag op.’
‘Nee, dat is te laat’, reageert Kuijsten boos. ‘Dan is het al ontploft. Het moet nu-nu-nu.’
Dat weekend worden er 130 patiënten uit Brabantse ziekenhuizen overgeplaatst, van wie tientallen uit het etz. Het noordelijke ambulancepersoneel dat patiënten komt ophalen ziet met verbazing hoe de intensive care van het etz draait op 250 procent: het is één grote mierenhoop van bij elkaar geraapt medisch personeel uit het hele ziekenhuis.
Zondag 22 maart
10.00 uur. Op de zondagen op het Catshuis komt telkens een ander onderwerp aan de orde. Na de bezettingsgraad van de ic-bedden zijn dat de economie en het welzijn van mensen tijdens deze weken van intelligente lockdown. Schouten ervaart die zondagsessies als één doorgaand gesprek. Waarbij iedereen aan het tasten is, omdat de impact van het virus voor iedereen nieuw is. Zoals de gevolgen van de getroffen maatregelen voor mensen die bijvoorbeeld hulp nodig hebben van de ggz, omdat ze structuur ontberen of slachtoffer zijn van huiselijk geweld nu gezinnen gedwongen zijn hele dagen met elkaar door te brengen.
Ook vandaag kijkt ze de kerkdienst later terug. Ook die diensten vallen onder de coronaregels, al mogen er dan officieel wel dertig mensen in de kerk zitten. Schouten zelf merkt dat ze in de online diensten de band met de andere kerkgangers mist. De dienst later terugkijken, waartoe ze door de Catshuis-sessies genoodzaakt is, ervaart ze als nog vervreemdender.
Maandag 23 maart
17.00 uur. Persconferentie met Rutte, Grapperhaus, De Jonge en Martin van Rijn, de nieuwe tijdelijke minister voor Medische Zorg. Een ‘intelligente lockdown’: alle evenementen worden opgeschort, samenkomsten en groepsvorming alsmede contactberoepen worden verboden; winkels, markten, stranden, parken, natuurgebieden en het OV moeten worden gesloten als er geen anderhalve meter afstand mogelijk is.
18.00 uur. Aura Timen denkt met spijt aan afgelopen zondagochtend. Ze zou gaan sporten, maar haar ochtend werd opgeslokt door een vergadering.
Op het rivm heersen gemengde gevoelens: instemming met de maatregelen, maar ook bezorgdheid hoe dit in de samenleving gaat vallen. In alle hevigheid probeert het rivm met filmpjes en adviezen de maatregelen uit te leggen.
Het rivm moet nu zelf, zoals alle werkplekken in Nederland, zijn kamers en gangen inrichten volgens zijn eigen nieuwe regels. Er verschijnen stickers, looproutes en strepen in de hallen van het even daarvoor nog zo drukke centrum. Normaal gesproken rijdt Timen de parkeerplaats op in de hoop op een goed plekje en ziet ze vijftig mensen voor ze haar kantoor bereikt. Vanaf nu is er niemand. Het voelt onwerkelijk.
Sommige delen van Nederland worden nog nauwelijks geraakt door het coronavirus, maar in andere groeit de epidemie in razend tempo. Dat is met name zo in het Brabantse Uden en de regio daaromheen. Het is het epicentrum van de uitbraak in Nederland. Op het rivm leven de landelijke specialisten mee met hun medische collega’s in die regio en zien hoe de zorgcapaciteit en zorgmedewerkers overweldigd worden. Het Brabants Dagblad schrijft later dat ‘uitvaarten in deze regio op productiewerk beginnen te lijken’, en dat de regel lijkt: hoe verder van Uden, hoe minder slachtoffers.
Woensdag 25 maart
Intensivist Kuijsten zit nog steeds thuis, gefrustreerd omdat hij niets kan doen. Hij heeft wel goede hoop en appt opgewekt naar collega’s: hij is bijna beter en morgen 24 uur klachtenvrij, dus dan komt hij terug. Maar in de avond laait de koorts weer op, erger dan de eerste dagen. Hij ligt beroerd in bed, raakt benauwd, krijgt een zware hoest. Zijn vrouw, die huisarts is, checkt de zuurstofverzadiging in zijn bloed, die bij coronapatiënten ongemerkt laag kan zijn. Ook Kuijstens zuurstofgehalte is laag, hij heeft geen ruimte meer in zijn hoofd om te denken aan curves, ic-bedden en landelijke coördinatiecentra.

Donderdag 26 maart
09.30 uur. Naast het Twentse verzorgingstehuis in Wierden is een partytent van wit plastic neergezet waarin verpleegkundige Maria Hegeman en haar collega’s zich moeten omkleden. Omkleden betekent: beschermende kleding aandoen. Om die correct en veilig aan en uit te trekken is best lastig. In het verzorgingstehuis, dat bestaat uit tien geschakelde woningen, is in twee woningen corona vastgesteld. Die zijn afgesloten van de andere.
Op De Botterhof rinkelt de telefoon de hele dag door. Families van bewoners hebben veel vragen: hoe pakt het verpleeghuis de besmettingen aan? Wat gebeurt er wanneer vader of moeder in hetzelfde huis woont en de keuken deelt met een besmette medebewoner? In de woningen wordt geleefd als in een gezin, het is moeilijk om ervoor te zorgen dat besmettingen zoals griep, diarree of, in dit geval, corona, niet worden overgedragen. De telefoontjes slokken zoveel tijd op dat er nog minder tijd voor zorg is dan normaal.
Maandag 30 maart
10.30 uur. De besmettingsaantallen in Brabant zijn zo hoog dat er op sommige dagen bussen vol patiënten naar Rotterdam worden vervoerd. In het Erasmus MC heerst geen chaos, iedereen moet zijn weg vinden: wie doet wat, hoe richten we alles slim in? Soms doen artsen opnieuw wat anderen al hebben gedaan en werken verpleegkundigen langs elkaar heen. Niet verrassend in een ziekenhuis waar tienduizend mensen werken, wel frustrerend.
Nooit eerder hebben internist Rozemarijn van Bruchem-Visser en haar collega’s zó flexibel moeten werken. Het beschermen van je eigen voorkeuren is er nu even niet bij, iedereen werkt als volgt: oké, pak jij dat op, dan doe ik dit. Geen gedoe met protocollen die normaal zoveel tijd kosten. Iedereen zegt hardop: zó kan het dus ook. Alles is gericht op de vraag of er genoeg capaciteit is, de korte termijn heerst. Van Bruchem-Visser is haar gevoel van tijd volledig kwijt is, net als het besef van dag en nacht.
In het verder stille ziekenhuis liggen de Covid-19-patiënten op twee afdelingen. Van Bruchem-Visser ziet met eigen ogen wat duizenden artsen en verpleegkundigen al vaststelden: het is een heel naar ziektebeeld, maar medisch gezien niet heel ingewikkeld. De dagelijkse verkleedpartijen zijn nog het ingewikkeldst. De verpleegkundigen doen een wedstrijdje wie het snelst het isoleerpak aanheeft.
Werken in beschermende outfit is moeizaam: mondkapjes die losgaan, brillen die beslaan. En patiënten zien aan hun bed robots die onherkenbaar zijn. De Rotterdamse artsen en verpleegkundigen proberen met opvallende klompen en andere attributen herkenbaar te worden. Van Bruchem-Visser heeft een vogeltje op haar klompen. Ze vindt het erg dat ze niet even een hand op iemand kan leggen of een praatje kan maken – vragen naar huisdieren of kleinkinderen. Dat contact is tot het minimum beperkt. Mensen zijn bang, alleen, afhankelijk.
Soms gaat bij de ernstige gevallen de genezing niet vooruit, dan moet Van Bruchem-Visser bepalen of verdere beademing nog kans heeft, of dat de zorg overgaat naar symptoombestrijding en palliatie. Over de optie ‘code zwart’ – selectie, oftewel triage – wordt op sociale media inmiddels volop gespeculeerd. Van Bruchem-Visser heeft later die dag slecht nieuws voor een patiënt: ze heeft geen Covid-19 maar wel uitzaaiingen. Haar dochter zit er in een isolatiepak bij. Ze vraagt: ‘Mag ik haar hand vasthouden?’
Dinsdag 31 maart
18.00 uur. Vanavond zal er weer een live uitgezonden persconferentie komen van premier Rutte. Inmiddels is dit een vast ritueel geworden. Minister Schouten merkt dat daar behoefte aan is bij de bevolking. Zelfs jongeren vertellen haar dat ze ernaar kijken. Zelf ziet ze die persconferenties meestal niet. Na afloop van het overleg binnen het ministeriële crisisteam dat aan de persconferenties voorafgaat, belt Schouten, samen met collega-vicepremier Wouter Koolmees, alle fractievoorzitters, ook die van de oppositiepartijen, en de collega-ministers die geen deel uitmaken van het crisisteam.
Ook de coronadebatten in de Tweede Kamer volgt Schouten trouwens niet van a tot z. Ze merkt wel dat het debat vooral gaat over de mondkapjes. Wat haar betreft zou dat wel wat minder mogen en dan meer over de lijn en richting van het beleid dat het kabinet voert om het virus te bestrijden. Wij als kabinet hebben de wijsheid niet in pacht, denkt ze: ‘Bij uitstek nú moet je het politieke debat voeren over wat te doen, met welk doel, welke offers gebracht mogen worden. Dat geeft legitimatie aan de dingen die we doen. Wij voeren binnen het kabinet nu echt volop discussie. De keuzes maken we echt zelf.’
19.00 uur. Persconferentie Mark Rutte: alle coronamaatregelen worden door het kabinet verlengd tot en met 28 april.
23.30 uur. Even voor middernacht begint verpleegkundige Maria Hegeman in een wit beschermingspak aan haar eerste shift. Ze heeft die avond gehoord dat premier Rutte de coronamaatregelen heeft verlengd tot en met 28 april. Voor het verzorgingshuis is het te laat. Het virus grijpt in De Botterhof om zich heen, van kamer naar kamer, van bewoner naar bewoner. Testen doet het personeel niet meer: het gaat bij ziekte uit van Covid-19. De vreemde situatie heeft toch een soort routine gekregen. Via de partytent naar binnen, omkleden en aan het werk. Met de collega’s in het niet-geïsoleerde deel van De Botterhof heeft ze nauwelijks nog contact – behalve via kaartjes met ‘we denken aan jullie’.
Als Hegeman daarna de eerste kamer binnenloopt, ziet ze het meteen: de bewoner is dood. Omdat er tijdens de nachtdienst minder mensen zijn, is het haar taak om de vrouw van de overleden man te bellen. Ze woont op loopafstand en kan misschien langskomen. Hegeman zoekt een tijdje tussen de papiertjes op tafel, maar kan het nummer niet vinden. Dat van de dochter, contactpersoon twee op het lijstje, is er wel. Ook zij woont in Wierden. Even later staan er twee dochters aan het bed van hun vader. Ze hadden onderweg besloten om hun moeder zo laat op de avond niet meer in te lichten. ‘Als we het haar nu vertellen en haar ophalen, heeft het geen zin’, zegt er een. ‘Dan slaapt ze de hele nacht niet.’
Woensdag 1 april
15.00 uur. Wijkagent Mohsin Ben el Faquih Akalay arresteert, samen met zijn collega, een man op verdenking van hennephandel, hij moet mee naar het bureau en het is ondenkbaar dat ze hem niet eerst fouilleren. Ooit hoorde hij bij een geboeide arrestant op de achterbank een doffe klap: er was een pistool uit zijn broekband gevallen. Dus fouilleert Mohsin de man, virus of geen virus. Dit is nou eenmaal het risico van politieman zijn, niet te lang bij stilstaan, denkt hij eerst – hij neemt zijn taak als wijkagent altijd serieus. Maar het houdt hem daarna toch bezig. Hij is vader van vier kinderen. En hij heeft ouders op leeftijd. Hij realiseert zich: hij en zijn collega’s stellen zich bloot aan besmettingsgevaar om mensen te reanimeren, aan te spreken, te helpen of te arresteren en dan kan hij zich niet eens laten testen.
Vrijdag 3 april
10.00 uur. Dirk-Jan Bierenbroodspot (41) is predikant in vier dorpen aan de oostrand van Den Bosch, een van de brandhaarden in de corona-epidemie: Sint-Michielsgestel, Schijndel, Berlicum en Rosmalen. Hij krijgt voor het eerst van gemeenteleden zingevingsvragen over de gevolgen van corona. Sinds de coronacrisis zo heftig toesloeg in dit deel van Noord-Brabant worstelen mensen hier met tal van existentiële vragen: waarom laat God dit gebeuren als Hij het goede met de mensen voorheeft? willen ze van hem weten. Bierenbroodspot kan niet tegen die mensen zeggen dat ze een verkeerd godsbeeld hebben, vindt hij. Hij herinnert gelovigen eraan dat ook Jezus in zijn wanhoop aan het kruis God toeriep: ‘Mijn God, waarom verlaat U mij?’ ‘Als zelfs Hij zich in de steek gelaten voelde’, zegt hij tegen hen, ‘waarom zou je mensen dan kwalijk nemen als ze in een crisistijd aan hun God gaan twijfelen?’
10.30 uur. Van Bruchem-Visser, voorzitter van het team ‘ethische kwesties Covid’ in het Erasmus, ziet de Covid-19-patiënten als een vloedgolf het Medisch Centrum in Rotterdam binnenkomen. De besmettingscurve stijgt nog steeds, terwijl de landelijke intensivecarecapaciteit aan de grens zit. Er worden gesprekken gevoerd wat er dan moet gebeuren. Leidraad is het draaiboek over triage dat de Nederlandse Vereniging voor Intensive Care half maart heeft opgesteld: als artsen noodgedwongen moeten kiezen welke patiënten ze gaan helpen en welke niet, moet dat gebeuren op basis van hun inschatting van welke patiënt het grootste voordeel heeft bij een intensivecarebehandeling.
Vandaag heeft de artsenfederatie knmg een eigen draaiboek voorgesteld en wil ze daarover in gesprek. ‘Code zwart’ – triage – is voor Van Bruchem-Visser een schrikbeeld. Het zit in haar achterhoofd, maar ze wil zich er niet door laten afleiden. Zij en haar collega’s hebben het hele werksysteem van het Erasmus MC ingericht om dat te voorkomen. Door het nieuwe draaiboek lijkt triage weer reëler. Alsof ze het daarmee kan voorkomen, werkt ze des te harder door.
Maandag 6 april
11.00 uur. Op het rivm vergadert hoofd Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding Aura Timen met mensen uit allerlei disciplines: epidemiologen, artsen gespecialiseerd in infectieziekten, modelleurs; een kleine groep van een man of zeven die, volgens de eigen regels, nét in een vergaderzaal past. Sinds een paar dagen is de sfeer op het rivm subtiel anders. De coronacijfers, die wekenlang op alle fronten verslechterden, lijken een plateau te hebben bereikt. Als de rivm-modellen kloppen, zou dit het begin kunnen zijn van een dalende trend. Daarom is er een nieuw gespreksonderwerp in de vergaderingen. Niet alleen de vraag ‘Hoe beheersen we corona?’ is nu urgent. Maar ook: ‘Hoe kunnen de maatregelen verantwoord worden versoepeld, en wanneer?’
Het risico van verschillende voorstellen is moeilijk in te schatten en de meningen over de veiligheid van sommige plannen lopen uiteen. Uit rivm-cijfers blijkt dat ouderen gemiddeld 85 procent van hun sociale contacten hebben beëindigd. Heel goed tegen het virus, maar uit de samenleving komt nu de duidelijke wens om het sociale leven weer terug te brengen tot waar dat nog veilig is, om te zorgen dat de ouderen niet vereenzamen. Nederland gaat, zoals dat is gaan heten, binnen de marges die het rivm moet aangeven op zoek naar een ‘nieuw normaal’.
15.30 uur. Intensivist Hans Kuijsten loopt voor het eerst in bijna drie weken het Elisabeth-TweeSteden Ziekenhuis in Tilburg binnen. Het is een raar moment om aan een werkdag te beginnen, maar hij is precies 48 uur koortsvrij en wil niet langer wachten dan nodig. Op de gangen is het rustig, veel stiller dan normaal. Pas als hij de deur van de intensive care opentrekt, ervaart Kuijsten de drukte. De eerste drie mensen die hij tegenkomt kent hij niet, ze zijn ingesprongen als extra hulp van andere afdelingen.
Hij moet meteen in de hoogste versnelling mee in de nieuwe routine die zich heeft ontwikkeld terwijl hij ziek op bed lag. Tijd voor patiëntenzorg is er nog niet, het crisismanagement soupeert alle tijd op. Rustig opstarten bestaat in coronatijd niet. Het is hard en intensief werk. Maar de vloedgolf heeft het Elisabeth-TweeSteden niet overspoeld, en zal dat ook niet gaan doen.

Vrijdag 10 april
10.15 uur. De uitvaart zou om half elf plaatsvinden, maar de begrafenisauto komt een kwartier eerder. Ze hebben bij het uitdragen van de kist naar het graf de klok al geluid, en nu is de vraag: wachten we tot half elf of beginnen we maar? Predikant Bierenbroodspot besluit na overleg met de nabestaanden dat laatste te doen. Er zouden toch geen andere mensen komen. In normale tijden zou de kerk voor de overleden vrouw vol hebben gezeten, maar nu zijn er niet meer dan vier nabestaanden: de dochter en schoonzoon van de overledene en een kleindochter met haar partner. Vanuit Spanje kijkt haar zoon via een videoverbinding mee.
Op de begraafplaats naast zijn kerk in Berlicum spreekt Bierenbroodspot bij het graf enkele woorden van troost. De familie leest een gedicht. Daarna bidden ze samen het Onze Vader. De predikant sluit af met een zegen. Heel kaal, vindt hij, maar gelukkig hoort hij later van de kinderen dat het troostrijk voor hen is geweest.
Zondag 12 april
Ergens in het paasweekend beseft de Tilburgse burgemeester Theo Weterings dat ze over het hoogtepunt heen zijn. De piek in Brabant lag rond 5 april. Die was fors, maar niet zo fors als ze verwacht hadden. In Noord-Brabant lopen ze twee weken voor op de rest van Nederland. Er zijn nu voldoende ic-bedden, er zijn minder meldingen van patiënten met klachten, de druk op ziekenhuizen is nog groot, maar ze redden het.
Augustus
Achteraf denkt Theo Weterings dat de containmentstrategie, de strategie om het virus in Nederland binnen een geografisch gebied in te dammen, met de kennis van toen de logische keuze was. Maar China, en zeker Italië en Oostenrijk zijn dichtbij. Heel dichtbij. Een wereldwijd verspreid virus raakt ook Nederland, dat realiseerde Weterings zich op die bewuste twaalfde maart, toen zijn Eindhovense collega en hij het over ‘een andere film’ hadden.
Nu zou hij de aanpak meer vanuit het mondiale en Europese perspectief bekijken, gecombineerd met het nationale en het Brabantse, regionale en lokale perspectief. ‘In die mix ligt de sleutel van maatwerk, draagvlak en uiteindelijk een uitdovend virus’, denkt hij.
Aura Timen weet één ding zeker. Als iemand in Nederland zou beweren: ‘Ik was volledig voorbereid, ik wist precies wat er op ons af zou komen’, dan is dat onzin. De ervaring die ze hier in Nederland hadden met gezondheidscrises en infectieziekten bleek ontoereikend. Het Sars-CoV-2-virus gedroeg zich heel anders dan andere corona-virussen. Ze denkt wel dat in het licht van de situatie in maart, de maatregelen die toen zijn genomen uiteindelijk goed hebben uitgepakt. De heftigheid van de maatregelen en de combinatie ervan zijn volgens Timen een succesvolle strategie geweest. Volgens berekeningen hebben die heel veel besmettingen, opnames op intensive care en overlijdens voorkomen. Dat ze nu laagdrempeliger kunnen testen, met grotere snelheid en meer capaciteit, wordt volgens Timen belangrijk voor de komende maanden, net als hoogwaardige infectiepreventie in instellingen van ouderenzorg.
Carola Schouten denkt vooral terug aan hoe zij en haar collega’s in die eerste periode al doende inzicht kregen in de impact van het virus en in al die vraagstukken waar ze voor kwamen te staan: de ic’s, de economie, de handhaving. Het kabinet moest snel, veel sneller dan bij andere beleidsonderwerpen, beslissingen nemen. In het begin was er zowel in de samenleving als in de politiek consensus over de aanpak, maar inmiddels is dat niet meer zo. Ook het debat is politieker geworden. Nu het aantal besmettingen weer oploopt, ziet Schouten dat het kabinet minder verrast is. De ministersploeg heeft inmiddels toch wel wat ervaring opgedaan. Maar ook deze keer is de impact van het Covid-19-virus weer anders: een oplopend aantal nieuwe besmettingen, maar de meeste mensen belanden niet in het ziekenhuis. Dat vraagt toch weer om nieuwe antwoorden.
Als hij nu terugdenkt aan de eerste weken voelt Hans Kuijsten weer hoe diep ze zijn gegaan tijdens de eerste golf. Hij merkt het nog steeds aan zichzelf en zijn collega’s. Ze zijn nog steeds niet helemaal bijgekomen. Het lukte die eerste keer op adrenaline, in de wetenschap dat het een paar weken zou duren, maar een tweede golf van gelijke hoogte zouden ze op dit moment niet kunnen bolwerken.
Als Kuijsten collega-artsen en verpleegkundigen vraagt wat ze het zwaarst vonden, noemen veel van hen het beperkte bezoek bij patiënten. Er mocht hooguit één bezoeker komen, helemaal ingepakt. Het kon op dat moment niet anders; er was geen tijd om na te denken over een betere bezoekregeling, iedereen was te druk bezig om mensen in leven te houden. Ook voor persoonlijke aandacht was nauwelijks ruimte in de mierenhoop die de ic toen was. Technisch geneeskunde bedrijven, noemt Kuijsten het, met gebrek aan zorg in de zorg. ‘Dat moet een volgende keer echt anders.’

De coronadagboeken
Aan het begin van de coronacrisis namen redactieleden van De Groene Amsterdammer contact op met mensen die op dat moment een essentieel beroep vervulden: ze waren politieagent, infectieziektebestrijder, intensivist, burgemeester, ziekenhuisdirecteur, internist, verpleegkundige, dominee of minister. Ze vroegen hen een dagboek bij te houden of aantekeningen te maken en belden regelmatig. Het resultaat is een eerste geschiedschrijving van de eerste maanden van de heftigste crisis die ons land meemaakte sinds de Tweede Wereldoorlog.
Samenstelling Rutger van der Hoeven en Irene van der Linde, met bijdragen van Joeri Boom, Margreet Fogteloo, Rosa van Gool, Rutger van der Hoeven, Marcel ten Hooven, Irene van der Linde, Aukje van Roessel en Daan Stoop.
De eerste golf
In het tweede deel evalueert Jop de Vrieze de Nederlandse aanpak van het virus. Wat ging er goed en wat minder goed? Welke lessen moeten we hieruit leren? De dramatische situatie in de ouderenzorg komt ten slotte aan de orde. Hoe de langdurige quarantaine het hoge aantal doden niet kon voorkomen en de eenzaamheid ouderen en familieleden wanhopig maakte.