Hoe schrijf je over een depressie? Er bestaat een taal voor de fenomenen, maar er bestaat veel minder een taal voor de belevingen. Jaap Berend Bakker, die tweedejaarsstudent geneeskunde was toen de depressie bij hem doorbrak, introduceert voor de psychologie ongebruikelijke begrippen als ‘denkraam’, zeg maar het mentale frame dat tijdens een depressie je belevingswereld lijkt te vervangen, en ‘automatische piloot’, zeg maar een levenskracht die maakt dat je ondanks de depressie toch doorzet. Misschien is het echt onmogelijk om iemand die niet weet wat het is om een depressie te hebben, met woorden zich te laten inleven of invoelen in de wereld van een depressie.
Ook Jaap Berend Bakker, zoon van een psychiater, ontkomt in de beschrijving van zijn eigen ziektegeschiedenis niet aan het psychologenjargon dat wel nuttig is voor determinatie en analyse, maar op beeldend en vertellend vlak weinig effect sorteert. Daar staan gelukkig genoeg momenten tegenover van verhelderende anekdotiek. Je komt dan in het verhaal. Je krijgt ook als ‘gewoon gezond’ mens enig idee van wat er met je gebeurt als je een depressie krijgt. Juist omdat het allemaal zo gewoon is opgeschreven, zo sec.
Bij het begin van een vakantie in Amerika is Jaap Berend al ruim een half jaar depressief, zonder dat hij daarover met anderen heeft gepraat. Er is nu ook een nadrukkelijke stem in zijn hoofd. Zo beschrijft hij dat: ‘Op het vliegveld van Cincinnati werden Eg en ik opgehaald door mijn goede vriend Menno, met wie ik gewoonlijk genoeg te bespreken heb, maar de poging tot converseren viel nu loodzwaar. Ik stond voor de onmogelijke taak om adequaat te reageren op wat er gezegd werd, terwijl ik van alle kanten omgeven was door de zwarte gedachte dat ik ging sterven. Tijdens de rondleiding in het fantastische huis van de familie werd er in de keuken, met enige tevredenheid, door de stem vastgesteld dat dit een hele mooie omgeving was om in dood te gaan.’
IK VIND dat mooi opgeschreven, juist omdat er zo weinig moeite is gedaan om mooi te willen schrijven. Het doet qua stijl denken aan hoe sec en anekdotisch, maar daardoor overtuigend Emma Brunt schrijft in haar overigens al net zo dunne boekje De breinstorm: Over depressie en Prozac: ‘En dat zeg je ook bij voortduring tegen jezelf: dat je op moet staan, dat het middag is geworden - zaterdagmiddag, half vijf - en dat de winkels alweer bijna sluiten. Je houdt jezelf voor dat je niks in huis hebt, dat de Whiskas voor de poezen bijna op is bijvoorbeeld, en voorts blijf je herhalen - met klem van argumenten - dat het zo goed zou zijn om er even uit te gaan. Pas tegen het eind van de avond kun je jezelf ertoe brengen om even naar de nachtwinkel te rijden, of - als het ook daarvoor te laat is geworden - naar het Texaco-benzinestation (vierentwintig uur per etmaal open) om wat noodvoorraden aan te slepen: vier blikjes kattevoer, twee flessen wijn en niet te weinig sigaretten. Je neemt niet eens de moeite om je daarvoor aan te kleden: met een regenjas over het T-shirt waarin je slaapt, rijd je naar de benzinepomp (met vijf minuten immers weer terug?), en toon je je onverschillig voor de blikken van de taxichauffeurs die daar koffie drinken en broodjes inslaan en ondertussen spottend naar je blote benen kijken. Want je wilt meteen, zodra je thuiskomt, dat veilige bed weer in! Met een pas geopende fles naast je, want de nacht zal wel weer lang blijken te zijn. Gelukkig kun je rusteloos zappen van programma naar programma, van onbenullige soap naar flinterdunne talkshow, zodat je nergens over na hoeft te denken.’
Zowel Brunt als Bakker vallen niet te betrappen op een poging hun depressie te mythologiseren. Beider reactie luidt zo ongeveer: als je het hebt is er niets interessants aan, het is gewoon zwaar kut. Je kunt sowieso niets interessant vinden in die situatie, want alles wordt in het negatieve getrokken. Beiden zijn ervan overtuigd dat ze gegrepen zijn door een ziekte in de hersenen die met medicijnen te verhelpen is.
HOEWEL VOOR Emma Brunt haar persoonlijke situatie, die van ouder wordende, gescheiden vrouw, duidelijk ook meetelt in het krijgen van de depressie, kun je bij Jaap Berend Bakker alleen maar per ongeluk tussen de regels door lezen dat hij best wel heel erg beschermd is opgevoed in een best wel heel erg gefortuneerd milieu (vakantietripjes naar kennissen van de ouders in Amerika, uit eten gaan in een Frans sterrenrestaurant, voor het tentamen van vader een gouden Rolex als cadeau), en je zou kunnen zeggen dat de overgang naar een zelfstandig leven als student in Leuven misschien voor een latent aanwezige depressie een aanleiding kan zijn geweest om door te breken. Maar Jaap Berend Bakker weet zelf heel overtuigend aan te geven waarom dat er niets mee te maken heeft.
Bij Emma Brunt ligt het gecompliceerder. Ze heeft jarenlang tobben bij therapeuten achter de rug en al weet het medicijn Prozac haar niet binnen een week van haar problemen te verlossen, haar stemming wordt er in ieder geval veel luchtiger van. Voor Jaap Berend Bakker blijkt Prozac niet te werken. Het wordt bij hem een lange zoektocht naar de juiste medicijnencombinatie. Daarom is het bij hem des te opmerkelijker dat hij zich van het begin af aan zo consequent uit de buurt van iedere vorm van psychologisering weet te houden. Niks ongelukkige jeugd, niks traumatische ervaringen, nee, simpelweg een virusinfectie waardoor zijn neurotransmitters een opdonder kregen.
Nu is het natuurlijk ook wel een voordeel als je vader niet alleen toevallig ook nog psychiater is, maar zich ook nog eens biologisch orienteert. Jaap Berend Bakker zou alleen al door het milieu waarin hij werd grootgebracht niet makkelijk in de handen van een psycholoog/therapeut vallen om met ettelijke praat- dan wel boetseersessies zichzelf te moeten zoeken. Hij is een uitzondering. Zijn acht jaar durende depressie was verschrikkelijk, misschien is het inderdaad de meest afschuwelijke ziekte die een mens kan overkomen, maar hij heeft toch ook geluk gehad. Hij behoudt het overzicht. Hij weet wat hij heeft.
Bakker kan weldadig arrogante dingen schrijven als: ‘Zo hoorde ik van een collega van papa de onvoorstelbare opmerking dat alleen mensen met een karakterneurose een depressie kunnen krijgen. Er bestaan zelfs nu nog steeds psychiaters die er niets van begrepen hebben.’ Aan de andere kant is Jaap Berend Bakker soms wel erg stellig in het vaststellen dat zijn persoonlijkheid niets van doen heeft met de depressie. Als hij bijvoorbeeld achteloos vaststelt dat hij ergens echte schuldgevoelens over heeft die niets te maken hebben met de schuldgevoelens die door de depressie worden veroorzaakt, dan denk ik toch: hoe kun je dat nu zo zeker weten?
OOK PROFESSOR Kuiper, hoogleraar in de psychiatrie, leed aan een depressie. Van hem verscheen acht jaar geleden het spraakmakende autobiografische boek Ver heen. Bij Kuiper was er net als bij Bakker sprake van een lange zoektocht naar het juiste medicijn, maar Kuiper, zelf een overtuigd psychoanalyticus, ondergaat daarnaast ook therapie. Zo begint hij te schilderen. Kuiper leeft in een veel intellectualistischer wereld dan Brunt of Bakker, legt vaak interessante dwarsverbanden in die sfeer, kan beslist mooi, ‘literair’ schrijven, maar is ook wel erg vol van zichzelf. En als het erom gaat zijn ziekte te beschrijven, vervalt hij, kennelijk noodgedwongen, tot platitudes.
Maar opvallend zijn vooral de overeenkomsten. Net als Bakker voelt Kuiper opeens niets meer bij de hem zo geliefde muziek (bij Bakker is dat popmuziek, bij Kuiper Mozart), heeft hij last van verschrikkelijke angsten, herinnert hij zich dingen eerder diagewijs dan als in een film (dat lijkt bij Bakker sterker dan bij Kuiper), lijdt hij aan ernstige hoofdpijnen, raakt hij geobsedeerd door de eigen dood, en ontwikkelt hij een akelig talent om uit alles het meest negatieve te lichten en daarop te broeden. Zo schrijft Kuiper: ‘Gedurende het volgende gesprek met Van Tilburg zei deze tegen me: “Ik heb met je tandarts gesproken. Je gebit is de laatste maanden snel vervallen.” Het woord verval bleef haken in mijn bewustzijn.’ Wat Jaap Berend Bakker schrijft komt daarmee overeen: ‘Op 25 december 1991 legde ik het examen fysiologie met succes af en het derde jaar was eindelijk binnen. Toen ik het gebouw uitkwam, vertelde het denkraam mij dat mijn punten bij de verkeerde naam waren opgeschreven. De professor had twee keer mijn naam gevraagd en dus klopte het niet. Een paar dagen later liep ik met de hond te wandelen in Rotterdam en het enige wat er in de stromende regen door mijn hoofd gierde, was dat “het” niet klopte met de fysiologie.’
Dichters & Denkers
Hoe schrijf je over een depressie?
Jaap Berend Bakker, Krachtmeting. Chronologie van een depressie. Uitgeverij Ambo, 108 blz., f27,50
JAAP BEREND Bakker opent zijn boekje Krachtmeting: Chronologie van een depressie met een zin die je gelijk rechtop doet zitten: ‘Een endogene depressie is de meest afschuwelijke ziekte die een mens kan overkomen.’
Uit: De Groene Amsterdammer van
www.groene.nl/1996/10
www.groene.nl/1996/10