‘Het jaar dat Orbán Europa bedwong’, zo luidde onlangs de kop van een artikel in Elsevier. Het weekblad reconstrueert hoe de Hongaarse premier in Europa steeds meer steun wist te verwerven voor zijn harde immigratiestandpunt. Gold zijn besluit om een hek te bouwen bij de grens met Servië aanvankelijk vooral als asociaal, in toenemende mate toonden conservatieve en christen-democratische politici als Horst Seehofer, Christian Kern, Nicolas Sarkozy en de oude Helmut Kohl begrip voor het Hongaarse standpunt. Orbáns muur was in hun ogen te verkiezen boven het ‘Wir schaffen das’- beleid van Angela Merkel.

Viktor Orbán in zijn privé-kamer in het parlementsgebouw in Boedapest, 2011 © Guy Martin / Panos Pictures / Hollandse Hoogte

Dat de Europese buitengrenzen weer stevig zijn opgetrokken en de Balkanroute is afgesloten, ziet Elsevier als teken dat Viktor Orbán het uiteindelijk van Merkel heeft gewonnen. Een hele prestatie voor een politicus uit een nog geen tien miljoen zielen tellend land in Midden-Europa dat politiek, economisch en cultureel niet bepaald een grootmacht is. Een regeringsleider die bovendien meermalen heeft aangetoond het niet erg nauw te nemen met democratie en rechtsstaat en die in anti-islamretoriek nauwelijks nog onderdoet voor Geert Wilders of Marine Le Pen. Door wie hebben de Europese christen-democraten zich eigenlijk op sleeptouw laten nemen?

In ieder geval niet door een saaie politicus. Zo vlak als het Hongaarse poesta-landschap is, zo grillig is de politieke loopbaan van Orbán. Nu geldt wel voor meer politici dat zij hun standpunten of stijl in de loop van de tijd hebben aangepast. Maar de Hongaarse politicus maakt het wel erg bont. De man die tegenwoordig pleidooien houdt voor een illiberale democratie begon zijn politieke carrière als een volbloed liberaal in een vlotte spijkerbroek. Als student richtte Orbán in 1988 samen met een aantal medestudenten Fidesz op, een beweging voor jonge democraten die vrije verkiezingen naar westers model eisten. Alleen wie niet ouder was dan 35 kon lid worden, zo was statutair vastgelegd.

De brutale, goedgebekte Orbán viel direct op en kreeg de kans om met een beurs van de Soros Foundation een half jaartje in Oxford te studeren. Het waren de jaren dat het communistische regime in Hongarije reeds tekenen van desintegratie vertoonde. Zo stond het toe dat er een herbegrafenis kwam van Imre Nagy, een van de tragische helden van de Hongaarse Opstand van 1956. Orbán hield een toespraak bij die plechtigheid waarin hij vrije verkiezingen en een vertrek van de sovjettroepen eiste. Het betekende zijn landelijke doorbraak.

Als studentenleider mocht hij vervolgens deelnemen aan de rondetafelconferenties die het einde van het communisme inluidden. Bij de eerste vrije verkiezingen voerde Fidesz vooral campagne onder jongeren, onder meer met een ludieke poster met daarop een zoenende Leonid Brezjnev en Erich Honecker. De partij kreeg bijna tien procent van de stemmen waardoor Orbán in het fraaie Hongaarse parlementsgebouw zitting mocht nemen. De frisse, studentikoze liberalen van Fidesz werden al snel de oogappel van de West-Europese liberalen. De 29-jarige Orbán werd als boegbeeld van de partij in 1992 zelfs gekozen tot vice-voorzitter van de Liberale Internationale. Een van zijn West-Europese bewonderaars is in die jaren de even oude fractiemedewerker van de vvd , Geert Wilders, die de Hongaarse politiek goed volgde door zijn huwelijk met een Hongaarse.

Maar populariteit in West-Europa was voor Orbán niet voldoende. Om electoraal te kunnen doorbreken achtte hij het noodzakelijk om het profiel van Fidesz te verbreden van een liberale jongerenpartij tot een bredere rechtse volkspartij. Op die manier hoopte hij te kunnen profiteren van de dalende populariteit van de conservatieve regeringspartij mdf , die verantwoordelijk werd gesteld voor de nadelige gevolgen van de privatiseringsgolf. Orbán wisselde zijn studentikoze liberale imago in voor dat van de in keurig krijtpak gestoken, kerkgaande vader van vijf kinderen. Hij benadrukte het belang van gemeenschapszin, christelijke waarden en nationale trots en liet zich voorstaan op zijn afkomst als boerenzoon uit een Hongaars dorpje. De voormalige vrije-markt-adept toonde nu volop begrip voor de problemen die de privatiseringswoede voor veel Hongaren had veroorzaakt.

Daarnaast pakte hij een thema op dat hem voordien nooit veel leek te hebben geïnteresseerd, namelijk de nationale frustraties over het Verdrag van Trianon. In dit in 1920 gesloten verdrag werd Hongarije zwaar gestraft voor de deelname aan de Eerste Wereldoorlog aan de zijde van Duitsland. De Hongaren raakten liefst 29 procent van hun grondgebied kwijt, waardoor drie miljoen Hongaren buiten Hongarije kwamen te wonen. Hardhandig werd daarmee een einde gemaakt aan een glorieuze periode waarin Hongarije zich als gelijkwaardige partner een grootmacht waande in de Habsburgse dubbelmonarchie Oostenrijk-Hongarije.

Het verdrag van Trianon werd voor de Hongaren dan ook een permanente steen des aanstoots, die zelfs driekwart eeuw later nog weinig van zijn kracht had verloren. Terwijl euro-optimisten in de jaren negentig het einde van de natiestaat aankondigden, verlangden hele groepen Hongaren naar een Groot-Hongarije. Orbán speelde handig in op het gefrustreerde Hongaarse nationalisme, onder meer door de inmiddels vier miljoen Hongaren in landen als Roemenië, Servië en Slowakije de Hongaarse nationaliteit te beloven.

Waar Fidesz het voorheen van hippe jongeren uit Boedapest moest hebben, werd zij nu de partij van het platteland

De koersverlegging zorgde in de gelederen van Fidesz voor de nodige onrust. Wat had dit conservatieve nationalisme nog te maken met het vrolijke anarcho-liberalisme van weleer? Een deel van de oude leden keerde de partij teleurgesteld de rug toe. Electoraal bleek de nieuwe koers echter een schot in de roos. Waar Fidesz het voorheen vooral van hippe jongeren uit Boedapest moest hebben, werd zij nu de partij van het Hongaarse platteland, waar werkloosheid, wanhoop en wrok heersten. Daardoor groeide Fidesz in 1998 met 38 procent van de stemmen uit tot de grootste partij van het land en werd de pas 35-jarige Orbán tot premier benoemd.

Een groot succes werd de eerste regeringstermijn niet. Door tegenwerking van het parlement lukte het Orbán niet om de gewenste hervormingen erdoorheen te drukken. In de linkse media werd Orbán dikwijls als een gewetenloze opportunist neergezet, ook door oude strijdmakkers. Zijn voorstel om Hongaarse minderheden een dubbele nationaliteit te geven bleek juridisch niet mogelijk en leidde bovendien – hoe verrassend – tot spanningen met buurlanden Roemenië, Servië en Slowakije. Als kandidaat-lid van de Europese Unie kon Orbán de zaak niet al te veel op de spits drijven, want in Brussel was men niet gediend van dit soort ouderwetse nationaliteitenkwesties. Zijn termijn eindigde bovendien erg ongelukkig. Hoewel zijn eigen partij winst boekte, verloor zijn coalitie de meerderheid waarop de linkse oppositie een regering vormde. Orbán was gedwongen om zijn strijd voort te zetten in de oppositie.

Het antivluchtelingenhek op de grens met Servië ©  Matthias Schrader / AP / Hollandse Hoogte

Als oppositieleider sleutelde Orbán wederom driftig aan zijn stijl en standpunten. Zijn mislukte eerste regeringstermijn had zijn liefde voor de parlementaire democratie en de Europese Unie bepaald niet aangewakkerd, terwijl hij een uitgesproken afkeer had gekregen van de linkse intellectuele goegemeente in Boedapest. Behalve als conservatieve nationalist begon hij zich nu dan ook als een onvervalste populistische leider te presenteren. Hij fulmineerde tegen de linkse elite van politici en intellectuelen in Boedapest die zich leken te schamen voor hun eigen land en zich daarom met huid en haar hadden uitgeleverd aan Europa.

Alleen hij, de eenvoudige boerenzoon uit de provincie, vertolkte nog de opvattingen van de gewone Hongaar, die hechtte aan zijn familie en aan zijn geboortegrond. In het parlement liet hij zich steeds minder zien, maar des te meer op het Hongaarse platteland waar hij, gekleed in een leren jack, de authentieke Hongaarse manier van leven opsnoof. Dat Orbán ooit een door de Soros Foundation geschoolde grootstedelijke liberaal was leek iedereen vergeten.

Wederom had de gedaanteverandering succes, zij het dat Orbán ook kon profiteren van het zwakke presteren van de linkse regering. In 2010, na acht jaar oppositie, won Fidesz maar liefst 53 procent van de stemmen, waardoor ze een absolute meerderheid kreeg. Door het Hongaarse kiessysteem bleek dit percentage zelfs goed voor een tweederde meerderheid in het parlement. Daardoor kon Viktor Orbán ditmaal wel zonder veel tegenstand tal van wetten doordrukken en zelfs de grondwet wijzigen als hij dat wilde.

Van die mogelijkheid heeft Orbán volop gebruikgemaakt. In de periode tussen 2010 en 2016 heeft hij Hongarije langzaam maar zeker veranderd in een ‘Fidesz-Staat’, waar voor oppositionele geluiden steeds minder ruimte is en waarin veel van zijn maatregelen in constitutioneel marmer gebeiteld zijn. Om die reden hebben critici hem wel een dictator genoemd, of de ‘Viktator van Orbánistan’ zoals demonstranten hem omdoopten. Die beschuldiging is strikt genomen onterecht: Hongarije kent nog steeds eerlijke verkiezingen en een parlement, en van vervolging van politieke tegenstanders is geen sprake.

Maar duidelijk is wel dat Orbán de randen opzoekt van de liberale democratie en daar vaak overheen is gegaan. Hij legitimeert zijn handelswijze steeds door te wijzen op zijn grote populariteit onder de kiezers, waarbij hij voorbijgaat aan het feit dat een aanzienlijke groep Hongaren zijn bloed wel kan drinken. Zelf geeft Orbán dan ook de voorkeur aan een illiberale democratie, waarin met meerderheidsbesluiten weinig rekening met de rechtsstaat gehouden hoeft te worden – boven een liberale democratie. Door veel van de gewenste veranderingen in de grondwet op te nemen maakt hij het tegelijkertijd voor zijn tegenstanders uiterst moeilijk om als zij aan de macht komen nog een andere koers te varen. Voor grondwettelijke veranderingen is immers een tweederde meerderheid nodig.

Als enige Europese regeringsleider heeft Orbán zich vanaf het begin achter Donald Trump opgesteld

Daarnaast heeft Orbán direct na aantreden van zijn tweede regering in 2010 een flinke zuivering van het ambtenarenapparaat doorgezet. De bureaucratie is inmiddels een voor een groot deel door Fidesz-leden gedomineerd apparaat. Ook legde hij door aanname van een mediawet de Hongaarse media aan banden. Om de neutraliteit en objectiviteit van de media te waarborgen achtte Orbán het nodig een aparte media-autoriteit in te stellen. De gevolgen laten zich raden: media die te kritisch berichten over Orbán krijgen boetes of worden onder curatele gesteld. Een met de oppositie sympathiserende krant werd door een met Orbán bevriende oligarch opgekocht en vervolgens uit de handel genomen, officieel omdat het verliesgevend heette te zijn. Daarnaast kregen journalisten die al te kritisch over hun land berichten het verwijt van nestbevuiling en zelfs landverraad. Wie Hongarije een warm hart toedraagt, steunt Orbán! Het gevolg is dat de mainstream media in Hongarije of Orbán steunen of politieke onderwerpen mijden.

Met de nieuwe grondwet die in 2011 werd aangenomen en in 2012 van kracht werd, versterkte Orbán nog verder zijn greep op de Hongaarse samenleving. Zo werd de pensioengerechtigde leeftijd van rechters verlaagd van 70 naar 62, waardoor tal van Orbán-gezinde rechters konden worden benoemd. Ook de Centrale Bank zag haar onafhankelijkheid beknot worden door de benoeming van een aantal nieuwe leden uit de Fidesz-gelederen. Door aanname van een nieuwe kieswet kon Fidesz behalve de nationale ook de lokale politiek domineren en kreeg zij welhaast het alleenrecht op burgemeestersposten. Door een nieuwe kerkenwet werden niet-christelijke religies als hindoeïsme, islam en boeddhisme sterk achtergesteld; Hongarije werd in de grondwet uitdrukkelijk als een christelijk land gedefinieerd.

Ook een verbod van het homohuwelijk werd constitutioneel vastgelegd: het huwelijk heette uitsluitend een zaak van man en vrouw te zijn. Opvallend was voorts dat de grondwet zich richtte op de hele Hongaarse natie, dus ook op de Hongaren die buiten Hongarije woonden. Zij kregen automatisch recht op de Hongaarse nationaliteit en verwierven bovendien kiesrecht. Ook hield de grondwet zo de mogelijkheid van een herziening van Trianon open. Als voorschot daarop werd de officiële naam van het land veranderd van de Republiek Hongarije in gewoon Hongarije.

De nieuwe grondwet werd, ondanks protesten van de oppositie en demonstraties in het land, zonder veel problemen aangenomen door het door Fidesz gedomineerde parlement. Orbán had de smaak te pakken gekregen en zou ook in de jaren daarna blijven sleutelen aan de grondwet. Het meest omstreden amendement betrof de onafhankelijkheid van het Constitutionele Hof, dat Orbán al een aantal malen op de vingers had getikt. Door zijn bevoegdheden sterk in te perken hoopte Orbán deze lastige stoorzender te neutraliseren.

Niet alleen in Hongarije maar ook in het buitenland zwol de kritiek aan op Orbáns autocratische neigingen. Ngo’s als Amnesty International en Transparency International luidden de noodklok over het Orbán-regime, maar ook vanuit Washington en Brussel klonk kritiek. Het Europees Parlement besloot zelfs een speciale commissie in te stellen die onderzoek moest doen naar de staat van de democratie in Hongarije. Deze commissie, die onder leiding stond van de Portugees Rui Tavares, kwam met een tamelijk vernietigend rapport en riep Orbán op om op zijn schreden terug te keren.

Orbán kwam speciaal naar Brussel om in het hol van de leeuw, het Europees Parlement, zijn beklag te doen over het bevooroordeelde en niet objectieve rapport. Het rapport was in zijn ogen een product van eurofiel links en van de financiële sector, die Orbáns economische beleid afkeurde. Met de democratie in Hongarije was niets mis, want veruit de meeste Hongaren steunden hem. Wat het Europees Parlement daar verder van vond kon hem niets schelen want ‘Hongarije was geen kolonie van Europa’ en zou dat ook nooit worden. Orbán probeerde de leden van de Europese Volkspartij, de fractie waar ook Fidesz lid van is, zo ver te krijgen om het rapport af te keuren. Veel evp ’ers zaten echter behoorlijk in hun maag met Orbán en een enkeling liet zich, off the record, zelfs kennen als voorstander van een breuk met Fidesz.

Orbáns positie kwam ook in eigen land onder druk te staan. Bij de parlementsverkiezingen van 2014 leed Fidesz een klein verlies, waardoor zij de absolute meerderheid kwijtraakte. Orbán had concurrentie gekregen van Jobbik, een extreem-rechtse partij met racistische, antisemitische en groot-Hongaarse standpunten, die maar liefst twintig procent van de stemmen kreeg. Achter Orbáns gestileerde imago van sterke, nationaal gezinde leider ging volgens Jobbik een slappe opportunist schuil, een beroepspoliticus die niet te vertrouwen was.

Orbán verdedigde zich op de hem bekende manier tegen deze aanval: hij nam een deel van de standpunten over en paste zijn stijl aan. Met veel ronkend taalgebruik schetste hij een scenario waarin Hongarije zich moest verdedigen tegen zowel de Europese Unie als tegen islamitische immigranten die klaarstonden om het land te overspoelen. ‘Zolang ik premier ben, zal Hongarije geen immigratieland worden. We willen hier geen grote minderheden met andere culturele kenmerken en achtergronden. We willen dat Hongarije Hongarije blijft’, verklaarde hij in januari 2015. Wederom stak een storm van verontwaardiging op in Europa. Binnen de Europese Volkspartij klonk de roep om excommunicatie van Orbáns partij luider dan ooit. Sommigen ging dit nog niet ver genoeg: Orbáns Hongarije moest maar helemaal uit de EU worden gestoten.

In de loop van 2015 veranderde het tij voor Orbán en werd hij van paria een voorloper. In Polen wist de geestverwante partij PiS van Jaroslaw Kaczynski eveneens een meerderheid in het parlement te krijgen. Naar het voorbeeld van Orbán maakte de partij daar gebruik van om steeds meer macht naar zich toe te trekken. Met Polen beschikte Orbán over een stevige bondgenoot binnen de Europese Unie. Ook de vluchtelingencrisis kwam voor Orbán als een geschenk uit de hemel. Niet alleen kregen zijn apocalyptische voorspellingen plotseling meer gewicht, het bood hem bovendien de mogelijkheid om zich van zijn meest onbuigzame kant te laten zien. Om de vluchtelingenstroom tegen te houden liet Orbán bij de grens met Servië een hek bouwen. Ook keerde hij zich tegen alle voorstellen om vluchtelingen over de lidstaten van de Europese Unie te verdelen. Bovendien wilde Hongarije geen islamitische vluchtelingen opvangen, waarbij Orbán zelfs zijn grondwet, waarin Hongarije als christelijk land werd gedefinieerd, als argument gebruikte.

Hij schreef vervolgens een referendum uit met de vraag of de ‘Hongaarse kiezer wil dat de EU zonder raadpleging van het Hongaarse parlement het recht krijgt om niet-Hongaarse staatsburgers gedwongen te herplaatsen in Hongarije’. Maar liefst 98 procent van de opgekomen kiezers stemde tegen, maar de uitslag werd ongeldig verklaard omdat de opkomstdrempel van vijftig procent niet werd gehaald. Daarop besloot Orbán om na te gaan of hij de grondwet zodanig kon aanpassen dat Hongarije niet verplicht kan worden om vluchtelingen op te nemen. Kritiek was er wederom volop, maar ditmaal was er ook het applaus voor de Hongaar die de druk van de Europese Unie durfde te weerstaan. En die, afgaande op de reconstructie van Elsevier, de Europese Volkspartij achter zijn standpunt heeft weten te krijgen.

De zegetocht van Viktor Orbán lijkt nog niet ten einde. Als enige Europese regeringsleider heeft hij zich vanaf het begin achter Donald Trump opgesteld, waardoor zijn status zowel in Washington als in Brussel zal zijn gestegen. Daarnaast zullen de verkiezingen in Frankrijk, Nederland en Duitsland voor een groot deel worden gedomineerd door de vraag wie het strengste durft op te treden tegen immigranten. De ster van Viktor Orbán zal zeer waarschijnlijk dan ook volgend jaar blijven schitteren.