Mark Rutte (VVD) voorafgaand aan het RTL Verkiezingsdebat op 28 februari © ANP/ Robin Utrecht

Tijdens een rondje om de Hofvijver in Den Haag haal ik langzaam maar zeker twee vrouwen in. Dichterbij komend herken ik de oudste van de twee, een Kamerlid. Als ik ze voorbij loop, hoor ik de andere, jongere vrouw zeggen: ‘Ik weet dat ik moet leren het politieker te maken.’ Natuurlijk had ik daar de reactie van het Kamerlid wel op willen horen. Maar nu mijn pas vertragen zou verdacht zijn. Anderzijds: wel vreemd om een sollicitatie- of functioneringsgesprek in de openlucht te houden op een plek waar anderen kunnen meeluisteren. Ik besluit toch maar door te lopen.

Maar de opmerking van de jonge vrouw maakt niet alleen nieuwsgierig naar het antwoord van het Kamerlid op dat ‘politieker maken’ en naar wat de jonge vrouw daar zelf onder zou verstaan. De woorden blijven óók haken omdat het Kamerlid hoog op de lijst staat van een politieke partij van wie de lijsttrekker aan het begin van de ‘hete’ verkiezingscampagne in een brief en paginagrote advertentie in kranten liet weten vanwege de coronacrisis dit geen tijd te vinden om tegenstellingen te vergroten. Dat lees ik als dat hij de tegenstellingen juist niet politieker wil maken.

De tegenstanders van VVD-lijsttrekker Mark Rutte hebben overigens geen boodschap aan deze oproep. Zij spelen juist het liefst alle ballen op de man die als minister-president al tien jaar de primus inter pares van de ministerraad is. Het risico dat zijn politieke rivalen daarmee lopen is dat ze hem ook met deze houding koning spelen. Want dat laatste gebeurt niet alleen met vleien, knikken en buigen. Maar ook door alles wat fout gaat in een ‘koninkrijk’ de ‘koning’ te verwijten. Ze dichten Rutte daarmee meer macht toe dan een minister-president in werkelijkheid heeft.

Dat is een risico omdat het de gang van zaken rondom stemmen, coalitievorming en regeren versimpelt. De Nederlandse kiezer wordt immers voorgehouden dat als je Rutte maar wegstemt alles anders en beter wordt. Daarbij gaan de politieke tegenstanders niet alleen voorbij aan hun eigen politieke rol het afgelopen decennium. Zo waren van vijf partijen met wie Rutte afgelopen weekeinde in debat ging er vier die samen met hem hebben geregeerd, CDA, D66, PvdA en ChristenUnie, en een die deals met hem heeft gesloten, GroenLinks.

De houding van Rutte’s opponenten gaat ook voorbij aan de rol van de kiezer in de afgelopen tien jaar. Rutte geeft namelijk niet alleen mede vorm aan de huidige samenleving, hij is ook het product van een samenleving die doordrenkt is geraakt met liberaal, zo u wilt neo-liberaal, denken.

Het vooral op Rutte spelen, houdt bovendien een risico in voor de criticasters zelf, omdat de bekritiseerde dan dus toch de ‘koning’ is. Kiezers zouden daar wel eens gevoelig voor kunnen zijn. Want dan is de minister-president toch maar degene die hen door deze coronacrisis heen sleept. Niet de ministers van andere partijen, niet de oppositiepartijen die instemmen met de miljardensteun aan bedrijven of met de zorg voor juist de meest kwetsbaren.

Wat ik om me heen ook merk, is dat de vele – weliswaar – negatieve aandacht voor de VVD het voor de kiezer niet makkelijker maakt om de verschillen te zien tussen de andere partijen. Daar gaat het immers minder over tot nu toe. Wat daardoor blijft hangen is dat alle partijen de staatsschuld laten oplopen, dat ze allemaal wel wat aan het klimaat willen doen, dat ze allemaal de inkomensongelijkheid lijken te willen aanpakken, allemaal de rijkeren zwaarder willen belasten en ga zo maar door. Maar niet dat bij deze overeenkomsten tussen de partijen er toch grote verschillen zijn, zoals uit de doorrekening van een aantal verkiezingsprogramma’s blijkt.

Verschillen in de manier waarop het stikstofprobleem wordt aangepakt of de natuur meer aandacht krijgt. In het risico dat partijen nemen bij het mogelijk weglekken van hun mooie en ‘schone’ resultaten als bedrijven hun vervuilende productie verplaatsen naar het buitenland of hun resterende CO2-emissierechten gaan verkopen aan ‘vervuilers’ die ze wel kunnen gebruiken. In de wijze waarop de koopkrachtverdeling tussen werkenden en niet-werkenden uitpakt. Of in de mate waarop de lasten naar de toekomstige generaties worden doorgeschoven.

Sinds maandag is het allemaal te lezen in rapporten van het Centraal Plan Bureau en het Planbureau voor de Leefomgeving. Maar hoeveel kiezers gaan dat doen? Vooralsnog ging menig gesprek op mijn coronabankje in de wijk over de vraag: op welke partij moet ik stemmen, wat zijn eigenlijk de verschillen? Dat draagt eraan bij dat de poppetjes van de lijsttrekkers belangrijker lijken dan de plannen. Maar dan gaat het ook op dat coronabankje toch al snel weer over Rutte. Ook bij degenen die niet van plan zijn VVD te stemmen.