BILDUNG – dat wil zeggen: het proces van ontwikkeling, beschaving, vorming – is iets dat mensen met elkaar en voor zichzelf doen: je ontwikkelt jezelf. Andere mensen kunnen ons omvormen of omscholen, maar onszelf vormen of scholen kunnen we alleen maar voor onszelf. Dat is meer dan alleen een woordspelletje. Jezelf vormen is werkelijk iets anders dan gevormd worden, een opleiding genieten. Een opleiding doorlopen we met het doel uiteindelijk iets te kunnen. Als we ons daarentegen ontwikkelen, dan werken we eraan dat we iets worden – we streven ernaar om op een bepaalde manier in de wereld te zijn. Hoe kunnen we die beschrijven?
BILDUNG ALS ORIËNTATIE OP DE WERELD
Jezelf ontwikkelen begint met nieuwsgierigheid. Als je iemand zijn nieuwsgierigheid ontneemt, dan beroof je hem van de mogelijkheid zich te ontwikkelen. Nieuwsgierigheid is het onstilbare verlangen te ervaren wat er allemaal in de wereld is. Ze kan in zeer verschillende richtingen gaan: omhoog naar de sterren en omlaag naar de atomen en de quanten; naar buiten naar de verscheidenheid van de natuurlijke soorten en naar binnen naar de wonderbaarlijke complexiteit van het menselijk organisme; achteruit in de geschiedenis van het universum, de aarde en de menselijke samenleving, en vooruit naar de vraag hoe het verder zou kunnen gaan met onze planeet, onze samenlevingsvormen en zelfbeelden. Het gaat steeds om twee dingen: weten wat het geval is, en begrijpen waarom dat het geval is.
De hoeveelheid dingen die er te weten en te begrijpen zijn, is gigantisch, en wordt elke dag groter. Jezelf ontwikkelen kan niet betekenen dat je buiten adem overal achteraan rent. De oplossing is om een schetsmatige landkaart van het weetbare en begrijpbare voor je te nemen en te leren hoe je meer zou kunnen leren over de afzonderlijke gebieden. Bildung is derhalve dubbel leren: je leert de wereld kennen, en je leert het leren kennen.
Daarbij ontstaan twee dingen, die allebei even belangrijk zijn. Het ene is gevoel voor verhoudingen. Je hoeft om ontwikkeld te zijn niet het exacte aantal talen te kennen die op de wereld worden gesproken. Maar je zou moeten weten dat het er eerder vierduizend zijn dan veertig. China is het dichtstbevolkte maar bij lange na niet het grootste land. Er zijn niet honderden chemische elementen. De lichtsnelheid bedraagt noch tien miljoen noch één miljoen kilometer per seconde. Het universum is niet miljoenen maar miljarden jaren oud. De Middeleeuwen begonnen niet met de geboorte van Jezus Christus en de Nieuwe Tijd begon niet honderd jaar geleden. Ook de betekenis van mensen en hun prestaties moet je correct inschatten. Voor de mensheid was Louis Pasteur belangrijker dan Pelé; de uitvinding van de boekdrukkunst en van de gloeilamp ingrijpender dan die van het scheerapparaat en van de lippenstift.
Het tweede wat oriëntatie op de wereld met zich meebrengt is gevoel voor nauwkeurigheid: weten wat het inhoudt om iets precies te kennen en te begrijpen: een gesteente, een gedicht, een ziekte, een symfonie, een rechtsstelsel, een politieke beweging, een spel. Niemand kent meer dan alleen een nietige uitsnede van de wereld tot in de nauwkeurigheid. Dat verlangt het idee van Bildung ook niet. Maar de ontwikkelde mens is iemand die een voorstelling heeft van wat precisie is en beseft dat die in verschillende domeinen van de kennis heel uiteenlopende dingen betekent.
BILDUNG ALS VERLICHTING
De ontwikkelde mens is dus iemand die zich in de wereld kan oriënteren. Wat is die oriëntatie waard? ‘Kennis is macht.’ In het licht van de Bildung kan dat niet betekenen: met jouw kennis over andere mensen heersen. De macht van de kennis ligt ergens anders: ze voorkomt dat je slachtoffer wordt. Wie de weg weet in de wereld kan minder makkelijk worden misleid en kan zich verweren wanneer anderen hem willen inpalmen, zoals bijvoorbeeld in de politiek of de reclame.
Oriëntatie in de wereld is niet de enige oriëntatie die van belang is. Ontwikkeld, gebildet, zijn betekent ook inzien wat weten en begrijpen precies zijn en wat hun grenzen zijn. Het betekent jezelf de vraag stellen: wat weet en begrijp ik nu werkelijk? Het betekent de kas opmaken van het weten en het begrijpen. Daar horen vragen bij als: wat voor bewijzen heb ik voor mijn overtuigingen? Zijn ze betrouwbaar? En bewijzen ze werkelijk wat ze lijken te bewijzen? Wat zijn goede argumenten, en wat zijn drogredeneringen? De kennis waar het hier om gaat is kennis van de tweede orde. Ze onderscheidt de naïeve van de ontwikkelde wetenschapper en de serieuze journalist van de krabbelaar, die nog nooit heeft gehoord van bronnenkritiek. Kennis van de tweede orde behoedt ons ervoor dat we het slachtoffer worden van bijgeloof. Wanneer maakt een gebeurtenis een andere waarschijnlijk? Wat is een wet in verhouding tot een toevallige correlatie? Wat onderscheidt een echte verklaring van een schijnverklaring? Dat moeten we weten wanneer we een risico inschatten en een oordeel willen vormen over al de voorspellingen waarmee we worden bestookt. Wie in deze kwesties scherp oplet zal een sceptische afstand bewaren, niet alleen tegenover esoterische literatuur, maar ook tegenover economische prognoses, verkiezingsbeloften, psychotherapeutische toezeggingen en grootse claims van het hersenonderzoek.
En hij vindt het irritant om te horen hoe de wetenschappelijke formule van de één wordt nagebauwd door de ander.
De mens die in deze zin ontwikkeld is weet onderscheid te maken tussen puur retorische façades en echte ideeën. Dat kan hij omdat het een tweede natuur is geworden om twee vragen te stellen: ‘Wat betekent dat precies?’ en ‘Hoe weten wij dat het zo is?’. Dat keer op keer vragen maakt resistent tegen retorische dril, hersenspoeling en het aanhangen van religieuze sektes, en het scherpt de waarneming tegenover blinde gewoonten van het denken en het redeneren, tegenover modieuze trends en alle vormen van meeloperij. Je kunt niet langer afgebluft en overrompeld worden; charlatans, goeroes en slordige journalisten hebben geen kans. Dat is een groot goed, en het heet: onkreukbaarheid van het denken.
BILDUNG ALS HISTORISCH BEWUSTZIJN
Het verlichte bewustzijn van de ontwikkelde mens is niet alleen een kritisch bewustzijn. Het wordt net zo goed gekenmerkt door historische nieuwsgierigheid: hoe is het gekomen dat wij zo denken, voelen, praten en leven? En het basisprincipe van deze nieuwsgierigheid is het idee dat het allemaal ook heel anders had kunnen zijn, want achter onze cultuur zit geen metafysische noodzakelijkheid. Het verlichte bewustzijn is derhalve een bewustzijn van de historische toevalligheid en wordt zichtbaar in het talent om de eigen cultuur van een zekere afstand te bekijken en een ironisch en speels standpunt in te nemen. Dat wil niet zeggen: de eigen vorm van leven ontkennen. Het wil alleen zeggen: je distantiëren van de naïeve en arrogante gedachte dat de eigen levensvorm beter zou passen bij het zogenaamde wezen van de mens dan alle andere. Een dergelijke hoogmoedigheid, die behoort tot de essentie van elk imperialisme en van alle bekeringsdrang, is een onmiskenbaar teken van Unbildung, onontwikkeldheid.
Het historisch bewustzijn leidt tot het verlangen je de cultuur waarin je toevallig bent opgegroeid opnieuw eigen te maken. Dat heeft veel te maken met nadenken over taal. De geschiedenis bestuderen van ons als deelnemers aan een bepaalde cultuur betekent in de eerste plaats ons de geschiedenis van onze woorden voor te stellen, want we zijn sprekende dieren, en niets draagt méér bij aan onze culturele identiteit dan de woorden waarmee we onze relatie tot de natuur, de andere mensen en onszelf vormgeven. Menselijke samenlevingen worden gevormd door talen, waarin levensvisies in woorden zijn gevat. Hoe wij naar de wereld kijken wordt zichtbaar in de centrale categorieën waar een taal omheen is gegroepeerd. Hoe zijn die categorieën ontstaan, hoe hebben ze zich ontwikkeld? We denken meteen aan categorieën als ‘geest’, ‘ziel’, ‘bewustzijn’ en ‘verstand’ – die woorden dus die het bijzondere van de mens, zijn bijzondere waardigheid, aanduiden. In de loop van de geschiedenis zijn ze ingrijpend veranderd, met filosofische onzekerheid als gevolg – en het behoort tot onze ontwikkeling dat we dat weten. Dat geldt ook voor de ideeën van goed en kwaad, schuld en boete, respect en waardigheid, vrijheid en rechtvaardigheid. De woordgeschiedenissen laten zien hoeveel verschillende, diffuse en fragmentarische zaken zich verbergen onder het gepolijste oppervlak. Woorden als ‘wreedheid’ en ‘lijden’, ‘geluk’ en ‘beheerstheid’ laten zien hoe in weinig woorden culturele zelfbeelden kristalliseren. In de taal der gevoelens komt tot uitdrukking hoe de deelnemers aan een cultuur zichzelf zien. Vormen van leven en hun waarderingen komen vaak in dwingende metaforen tot uitdrukking, en je bent pas echt in een cultuur thuis wanneer je de taal der tederheid beheerst, de scheldwoorden en obsceniteiten, wanneer je weet welke taboes er op taalgebied zijn.
Een cultuur begrijpen, betekent op de hoogte zijn van hoe ze morele integriteit voorstelt. We groeien op met bepaalde morele geboden en verboden, we ademen ze in met de lucht van het ouderlijk huis, de straat, de films en boeken die ons verwarren en vormen – zij bepalen onze morele identiteit en vormen onze morele ervaringen als verontwaardiging, verbittering en een slecht geweten. Eerst – dat hoort bij de ernst van de moraal – stellen we deze dingen absoluut, we leren ze niet begrijpen als één mogelijkheid onder andere mogelijkheden. Het ontwikkelings- of beschavingsproces houdt dan in dat we leren beseffen dat mensen in andere delen van de wereld, in andere maatschappijen en culturen, anders over goed en kwaad denken; dat ook onze morele identiteit contingent is, een historisch toeval; dat de voorstellingen van zonde en berouw buiten de monotheïstische religies niet op die manier bestaan; dat wraak en vergelding niet overal als verwerpelijk gelden; dat je over lijden, dood en geluk ook heel anders kunt denken; en dat elders mensen ook met de fysieke en morele kwaden in de wereld kunnen afrekenen zonder de gedachte dat ze niet het laatste woord hebben en dat er ooit nog eens een afrekening zal komen.
Voor de gelovige kan Bildung een schok betekenen. Ervaren dat miljarden mensen kennelijk niet het juiste geloof aanhangen: dat moet ontstellend zijn. En navenant zwaar is de erkenning van de onontkoombare conclusie dat het geografisch en maatschappelijk toeval is wat ik geloof, welke liturgie ik volg – en zelfs ook hoe mijn moraal eruitziet. Want het hoort bij het religieuze geloof dat het niet op een historische toevalligheid mag berusten. Dat zou het geloof kunnen degraderen; religie zou opeens een speelbal van cultureel toeval worden. Bildung is derhalve subversief, wat levensbeschouwing aangaat. Ze maakt bewust van de relativiteit van elke levensvorm. Totalitaire ideologieën, ook de kerk, proberen dat aspect van Bildung systematisch te smoren – vandaar die boek- en reisverboden. In de islam staat op geloofsafval de doodstraf. Bildung heft totalitaire metafysica op en begrijpt religie als uitdrukking van een vorm en structuur die mensen aan hun leven willen geven. Religie, zo is de gedachte, heeft niet te maken met metafysische waarheid, maar met identiteitsontwikkeling, met de vraag hoe wij willen leven. Kennis van de alternatieven ontneemt haar alleen schijnbaar haar waarde; de waarde kan zelfs als groter worden ervaren omdat we nu niet meer met een onaantastbaar noodlot te maken hebben, maar met een vrije keuze. Je zou kunnen zeggen: alleen wie de historische toevalligheid van zijn culturele en morele identiteit kent en erkent, is werkelijk volwassen geworden. Je hebt nog niet volledig de verantwoordelijkheid genomen voor je eigen leven zolang je je nog door een vreemde instantie laat voorschrijven hoe je moet denken over liefde en dood, moraal en geluk.
Het bewustzijn van historische toevalligheid houdt nog veel meer dingen in: ten eerste kennis van verschillende maatschappijvormen en rechtsstelsels, maar ook dingen als: voorstellingen van intimiteit; wat aanleiding is voor schaamte; de verhouding tot het lichaam; vormen van hoffelijkheid en waardigheid; hoe men iets viert en zich aankleedt; de verhouding tot drugs; vormen van uitgelatenheid en tederheid; wanneer men huilt en lacht; verschillende gedaanten van humor; uitdrukkingen van verdriet; begrafenisrituelen; wat beledigend is; hoe men eet; wat men veracht; hoe de man en de vrouw elkaar benaderen; vormen van flirten. Ook hier betekent beschaafd en ontwikkeld zijn: kennis van de verscheidenheid, respect voor de vreemde; terugkomen op aanvankelijke arrogantie. Als ik in die zin ontwikkeld ben, bezit ik een bepaald soort nieuwsgierigheid: te willen weten hoe het zou zijn geweest om in een andere taal, een ander heden en een andere tijd, en ook in een ander klimaat op te groeien. Hoe het zou zijn geweest om thuis te zijn in een ander beroep, een andere sociale klasse. Ik heb behoefte om te reizen en goed te kijken, om mijn innerlijke grenzen te verleggen. Bildung maakt hongerig naar documentaire films.
Tot nu toe heb ik Bildung gedefinieerd als wereldoriëntatie, verlichting en historisch bewustzijn. Nu voeg ik er een definitie aan toe, die mij het meest dierbaar is: de ontwikkelde mens is iemand die een zo breed en diep mogelijk begrip heeft van de vele mogelijkheden om een menselijk leven te leiden.
BILDUNG ALS GEARTICULEERDHEID
De ontwikkelde mens is een lezer. Maar het is niet voldoende om een boekenwurm en een veelweter te zijn. Er bestaat, hoe paradoxaal het ook klinkt, een onontwikkelde geleerde. Het onderscheid: de ontwikkelde mens is in staat boeken zo te lezen dat ze hem veranderen. ‘Beschermt humanisme dan tegen helemaal niets?’ vroeg Alfred Andersch met betrekking tot Heinrich Himmler, die stamde uit een familie van de humanistisch gebildete burgerij. Het antwoord is: het beschermt alleen diegene die de humanistische geschriften niet slechts consumeert, maar ze tot zichzelf toelaat; diegene die na het lezen een ander is dan ervoor. Dat is een onmiskenbaar kenmerk van Bildung: dat iemand kennis niet beschouwt als het puur vergaren van informatie, als genoeglijk tijdverdrijf of maatschappelijk decor, maar als iets dat innerlijke verandering en verrijking kan betekenen, die in praktijk kan worden gebracht. Dat geldt niet alleen wanneer het om moreel betekenisvolle dingen gaat. De ontwikkelde mens wordt ook door poëzie iemand anders. Dat onderscheidt hem van de Bildungsbürger en de Bildungsspiesser, het kleingeestige volk der brave burgers.
De lezer van wetenschappelijke boeken heeft een koor van stemmen in zijn hoofd wanneer hij zoekt naar het juiste oordeel over een bepaalde kwestie. Hij is niet langer alleen. En er gebeurt iets met hem wanneer hij Voltaire, Freud, Bultmann of Darwin leest. Daarna ziet hij de wereld anders, hij kan er anders, genuanceerder over praten en meer verbanden zien.
De lezer van literatuur leert nog iets anders: hoe je over het denken, willen en voelen van mensen kunt praten. Hij leert de taal van de ziel. Hij leert dat je tegenover dezelfde kwestie anders kunt staan dan je altijd gewend was. Andere liefde, andere haat. Hij leert nieuwe woorden en nieuwe metaforen voor zielskwesties. Hij kan nu, omdat zijn woordenschat, zijn repertoire van begrippen, groter is geworden, met meer verfijning over zijn ervaringen praten, en dat stelt hem vervolgens in staat om met meer verfijning te ervaren.
Nu hebben we een verdere definitie van Bildung: de gebildete mens is een mens die beter en interessanter over de wereld en zichzelf kan praten dan degenen die altijd maar de woordflarden en gedachtesplinters herhalen die ze lang geleden hebben meegekregen. Omdat hij zich beter kan uitdrukken is hij in staat zijn zelfbesef telkens verder te verdiepen en uit te breiden, in de wetenschap dat dat nooit ophoudt, aangezien er niet zoiets bestaat als komen tot de kern van het zelf.
BILDUNG ALS ZELFKENNIS
Mensen kunnen zichzelf, wat hun meningen, wensen en emoties betreft, problematiseren en zich druk maken om zichzelf. Bildung knoopt aan bij die mogelijkheid. Iemand kan nog zo goed ontwikkeld zijn en zo’n brede oriëntatie bezitten dat hij zich met succes door de wereld beweegt – wanneer hij zichzelf niet op die manier kan benaderen en aan zichzelf kan werken, beschikt hij niet over Bildung in de volledige, rijke zin van het woord.
Het kan daarbij gaan om Bildung als zelfkennis: in plaats van slechts bepaalde dingen te geloven, wensen en voelen, kan ik me ook afvragen waar ze vandaan komen: welke oorsprong ze hebben en op welke principes ze berusten. In het geval van het denken en het bedoelen ontstaat daardoor een kennis van de tweede orde, waar we het al over hebben gehad. Maar nu word ik ook reflectiever wat mijn wil en mijn emoties betreft: hoe ben ik daartoe gekomen? Waar komen ze uit voort, en hoe goed zijn ze gefundeerd? Het gaat erom dat je jezelf in je denken, voelen en willen begrijpt, in plaats van die dingen gewoon maar te laten gebeuren. Het gaat om de interpretatie van mijn verleden en het kritisch bekijken van mijn plannen voor de toekomst, kortom: om het scheppen en aanvullen van zelfbeelden.
En de ontwikkelde mens is ook daarin reflectief dat hij vragen stelt als: hoe weet ik dat een zelfbeeld geen bedrieglijk beeld is? Hebben wij een geprivilegieerde toegang tot onszelf? Zijn zelfbeelden gevonden of uitgevonden?
De ontwikkelde mens – zo luidt mijn volgende definitie – is iemand die kennis heeft van zichzelf en kennis heeft van de problemen van dat inzicht. Hij is iemand wiens zelfbeeld met sceptische scherpte in de lucht kan worden gehouden, onbepaald kan blijven. Iemand die weet heeft van de breekbare verscheidenheid in zijn binnenste en geen sociale identiteit klakkeloos aanneemt.
BILDUNG ALS ZELFBESTEMMING
In het Bildungsproces gaat het er niet alleen om de kennis over jezelf te vergroten. Het gaat er ook om jezelf in je denken, voelen en willen op waarde te schatten, je met één deel te identificeren en je van de rest te distantiëren. Daarin bestaat het creëren van een identiteit van de ziel. Zo beeldhouwen wij een ziels-sculptuur voor onszelf.
Ik kan met de wereld van mijn wil, mijn gedachten en gevoelens om verschillende redenen ontevreden zijn: omdat het ontbreekt aan overzicht en innerlijke harmonie; omdat ik daarbuiten voortdurend mijn neus stoot; omdat ik mezelf daarin vreemd voorkom. Dan heb ik in de ruimste zin van het woord een éducation sentimentale nodig, dat wil zeggen die soort vorming die men ooit met goede reden hartenbildung noemde: gebaseerd op groeiend inzicht in de logica en dynamiek van mijn zielenleven leer ik dat gedachten, wensen en gevoelens geen onafwendbaar noodlot zijn, maar iets dat je kunt bewerken en veranderen. Ik ervaar wat het wil zeggen om niet alleen in mijn handelen maar ook in mijn willen en ervaren zelfbeschikkend te worden. Deze zelfbeschikking kan niet daarin bestaan dat ik me opsluit in een innerlijke vesting, om te ontsnappen aan elke beïnvloeding door anderen, die het gif van afhankelijkheid zou kunnen bevatten. Wat ik leer is iets anders: onderscheid te maken tussen een beïnvloeding die mij van mijzelf vervreemdt, en een andere, die me vrijer maakt, omdat ze me dichter bij mezelf brengt. Elke vorm van psychotherapie die verder gaat dan pure conditionering en deconditionering draagt bij aan deze vorm van innerlijke ontwikkeling.
Zelfbestemming in deze zin vindt niet plaats vanaf een hoge innerlijke troon, waar vandaan ik de regie zou kunnen voeren over het welvaren van mijn ziel. Ik – dat is niets anders dan dat zielengebeuren zelf. Dat ik over mijzelf beschik kan alleen maar betekenen: er vindt een onophoudelijk knopen, losmaken en opnieuw knopen van het net uit zielenepisoden, toestanden en disposities plaats, dat ik ben, een ontwerpen, verwerpen en omwerken van mijn zelfbeeld, waaraan ik afmeet wat mij van binnen overkomt. De ontwikkelde mens is iemand die zelf beslist over de houding van zijn ziel, doordat hij een voortdurend proces van vernieuwde zelfwaardering toelaat en de daaraan verbonden onzekerheid verdraagt. Daardoor wordt hij in emfatische zin een subject.
BILDUNG ALS MORELE SENSIBILITEIT
Education sentimentale, hartenbildung, kan nog iets anders betekenen: ontwikkeling van morele sensibiliteit. Uit het inzicht in de contingentie van de eigen culturele identiteit ontstaat tolerantie – niet het formeel dulden van het vreemde, maar werkelijk en vanzelfsprekend respect voor andere manieren van leven. Dat is niet altijd makkelijk. Het is vooral moeilijk wanneer het vreemde onze eigen morele verwachtingen schendt. Wat doen we met wreedheid, die ons tot woede drijft, maar die elders een geaccepteerd onderdeel van het bestaan is? Bildung is de moeilijk te leren kunst om de balans te bewaren tussen het erkennen van het vreemde en het vasthouden aan de eigen morele opvattingen. Het gaat erom die spanning te verdragen: Bildung vereist hier onbevreesdheid.
We hebben gezien: hoe beter iemand de taal van het beleven beheerst, hoe genuanceerder hij ervaart. Dat heeft tot gevolg dat ook zijn betrekkingen tot de anderen rijker worden. Dat geldt met name voor dat talent dat wij inlevingsvermogen noemen. Dat is een graadmeter voor Bildung: hoe ontwikkelder iemand is, hoe beter hij zich in de situatie van anderen kan verplaatsen. Bildung maakt precieze sociale fantasie mogelijk. Zij is het die verhulde vormen van onderdrukking zichtbaar maakt en licht werpt op wreedheden die men heeft begaan zonder het te merken. In die vorm is Bildung daadwerkelijk een bolwerk tegen wreedheid. Om te doen wat Himmler deed, moet men aan onvoorstelbare fantasieloosheid lijden.
BILDUNG ALS POËTISCHE ERVARING
Scholing is steeds gericht op nut: je verwerft knowhow, om iets te kunnen bereiken. Bildung daarentegen, waar het hier over gaat, is een op zichzelf staande waarde, net als de liefde. Het zou verkeerd zijn te zeggen dat ze een middel was om gelukkig te zijn, want geluk kun je niet volgens een vooropgezet plan bereiken. En het is natuurlijk ook niet zo dat zonder Bildung geen geluk zou bestaan. Maar er zijn ervaringen van geluk die ten nauwste met de besproken facetten van de Bildung verstrengeld zijn: de vreugde omdat men de wereld iets beter begrijpt; de bevrijdende ervaring dat men een bijgeloof kan afschudden; het geluk bij het lezen van een boek dat een historische doorgang opent; de fascinatie voor een film die laat zien hoe volkomen anders het leven elders is; de gelukzalige ervaring van het leren van een nieuwe taal voor het eigen bestaan; de blije verrassing wanneer men een ander opeens beter begrijpt; de opluchting wanneer het lukt om platgetreden paden van het ervaren te verlaten en zodoende meer zelfstandigheid te ervaren; de verrassende ervaring dat met het groeien van de morele sensibiliteit de innerlijke reikwijdte toeneemt.
En Bildung ontsluit nog een andere dimensie van geluk: de geïntensiveerde ervaring van het heden bij het lezen van poëzie, bij het beschouwen van schilderijen, bij het luisteren naar muziek. De lichtende kracht van woorden, beelden en melodieën ontsluit zich alleen volledig voor diegene die hun plaats kent in het veelsoortige weefsel van menselijke activiteit dat wij cultuur noemen. Niemand die de intensiteit van dergelijke momenten kent, zal Bildung en opleiding verwisselen en daaruit concluderen dat het bij Bildung erom gaat ons ‘klaar voor de toekomst’ te maken.
EMOTIONELE BILDUNG
De ontwikkelde mens is te herkennen aan zijn heftige reacties op alles wat Bildung in de weg staat. Die reacties zijn heftig aangezien het om alles gaat: om oriëntatie, verlichting en zelfkennis, om fantasie, zelfbeschikking en morele sensibiliteit, om kunst en geluk. Tegenover gruwelijk opgerichte hindernissen en cynische desinteresse kun je niet lijdzaam blijven. Boulevardbladen, die uit puur winstbejag alles verwoesten waar ik het over heb gehad, kunnen alleen de grootste ergernis oproepen. Überhaupt is de ontwikkelde mens iemand die zich ergert aan bepaalde dingen: aan de leugenachtigheid van de reclame en de verkiezingstaal; aan platitudes, clichés en alle vormen van onoprechtheid; aan de eufemismen en cynische informatiepolitiek van het leger; aan alle vormen van dikdoenerij en meeloperij, zoals je ze ook tegenkomt in de kranten van de burgerij die zichzelf beschouwen als plaatsen van beschaving. De gebildete mens ziet elke kleinigheid als voorbeeld van een groot kwaad, en hij wordt alleen maar bozer als iemand het probeert weg te wuiven. Want zoals gezegd: het gaat om alles.
Peter Bieri (Bern 1944) is hoogleraar filosofie aan de Vrije Universiteit van Berlijn en schreef Het handwerk van de vrijheid. Onder het pseudoniem Pascal Mercier publiceerde hij drie romans: Nachttrein naar Lissabon, De pianostemmer en Perlmann’s zwijgen. Zijn boeken worden uitgegeven door De Wereldbibliotheek
Vertaling: Rob van Erkelens