Het is een mooi idee en de bedenkers van de serie – de filosofen Coen Simon en Frank Meester – zijn er zelf zo trots op dat ze hun eigen personalia in het boekje meer ruimte in beslag laten nemen dan die van de denkers van dienst, in dit geval Bas Heijne en Sigmund Freud.
Over de columns van Bas Heijne kun je twee dingen zeggen. Het eerste is dat hij elke zaterdag exact hetzelfde schrijft: dat de besturende klasse vooral zichzelf dient, dat de kloof tussen burger en de overheid en het bedrijfsleven steeds groter wordt, links en liberaal geen enkele visie hebben om die kloof te overbruggen, en dat in die ideologische leegte het populisme groeit als kool. Het tweede is dat hij elke week gelijk heeft.
Met Onbehagen: Nieuw licht op de beschaafde mens gaat hij een stap verder, en bekijkt hij niet in welk politiek vacuüm het populisme is opgekomen, maar hoezeer dat populisme past bij een mensbeeld dat sluimerend aan het veranderen is. In feite presenteert Heijne het populisme als een contraverlichting. De verwachtingen van de Verlichting waren dat de mens zich langzaam zou losmaken van zijn eigen benauwde groepsgeest en zich zo zou kunnen verenigen met mensen van andere landen en culturen op basis van medemenselijkheid; mannen en vrouwen zouden gelijk worden; het nationalisme zou verdwijnen, net als het religieus fanatisme. ‘Alle geloof was op weg om zuiver cultuur te worden, een troostend ritueel, vooral voor eigen gebruik of een stukje humane gezamenlijkheid, zonder veel maatschappelijke impact.’ Zoals Heijne opgroeide, schrijft hij, was dat idee niet ‘een diep doorvoelde heilsverwachting, geen grote ideologische overtuiging. Het sprak gewoon vanzelf.’

Dat geloof dat we op weg waren naar een ‘end of history’ is inmiddels omgeruild voor het idee dat we leven in de tijden van een ‘clash of civilizations’. Natuurlijk zijn er wetenschappers als Steven Pinker, die aantonen dat de wereld nog nooit zo weinig geweld heeft gekend als nu, maar, zegt Heijne terecht, dat is niet de perceptie van mensen, en perceptie is alles. Er is een ‘onmiskenbaar groeiend pessimisme over de mens’, dat wordt aangewakkerd door – een originele denksprong – de populariteit van de wetenschap. Technologie heeft de mens meetbaar gemaakt: ‘Hij ziet zich steeds meer gereduceerd tot een te monitoren object, waarvan de toestand, het gedrag en de risico’s samengevat kunnen worden in tabellen.’ Het gevolg is dat de mens zichzelf steeds meer als object ziet, niet als subject, iets wat nog eens extra onderstreept wordt doordat, met name, de biologie de mens ervan doordringt dat de evolutie hem heeft geprogrammeerd, dat zijn brein gepre-determineerd is, dat hij onmogelijk aan zijn eigen genen kan ontsnappen.
Deze nieuwe kennis over onze ‘natuurlijke gesteldheid’ beïnvloedt ons idee van onszelf, van ons mens zijn, en precies daar sluit de populist bij aan: ‘Als het verlichtingsdenken uitdrukt hoe de mens zou willen zijn, dan doet die hardnekkige traditie van de contraverlichting een instinctief beroep op hoe de mens van nature is.’
Dit is het moment om terug te grijpen op Freud, Sigmund Freud, en zijn Das Unbehagen in der Kultur (1930). Heijne citeert ergens een reclamebureau dat door het Leave-kamp werd ingehuurd om de Britse bevolking tot een brexit over te halen: Facts don’t work, was de mantra, en om irrationaliteit te bestrijden kan een beetje Freud nooit kwaad. Freud zag een onoplosbare spanning tussen het individu en de maatschappij waarin hij leeft; het individu heeft allerlei oerdriften, seksueel en gewelddadig, maar de maatschappij heeft orde en geboden waardoor die oerdriften onderdrukt worden. Het ‘realiteitsprincipe’ van de maatschappij conditioneert zo het ‘lustprincipe’ van het individu. Populisten als Trump – Heijne beschrijft zijn bezoek aan een verkiezingsbijeenkomst in New Hampshire, wat het essay vaak een fijn verhalende vorm geeft – honen ‘alles wat bedachtzaam, emfatisch en weloverwogen beweerde te zijn’. Het was volgens Heijne ‘een radicale poging om de grens tussen individuele verlangens en een complexe buitenwereld ongedaan te maken’. Dat is de werkelijke aantrekkingskracht van Trump: hij belooft Freuds realiteitsprincipe ongedaan te maken.
De vraag is dan natuurlijk: wat kun je daartegen doen? Wat zet je er tegenover? Het is belangrijk te beseffen, schrijft Heijne, dat de vooruitgang van de wetenschap ons meer kennis kan geven over wat een mens is, en hoe een mens werkt en waarom hij doet wat hij doet, maar dat die kennis geen betekenis geeft aan ons bestaan. Die betekenis moeten we zelf zoeken. Hoe? ‘Een verhaal blijft nodig. Zonder verhalen – noem het mythes, noem het godsdienst, noem het cultuur – kan een mens niet goed mens zijn.’ In die zin komt de essayist Heijne dus bij dezelfde conclusie uit als waar hij als columnist ook vaker aankomt, maar in Onbehagen is zijn redenering breder en diepgravender. Het ligt voor de hand om te zeggen dat Heijne zelf niet met dat verhaal komt, een mythe, maar Onbehagen is meer een waarschuwing aan de weldenkende mens dan een voorschrift: ‘Hoed je voor de overmoed van de rede, het idee dat de wereld zich een kant op laat sturen, dat beschaving een garantie is tegen menselijke agressie en vernietigingsdrang.’ Misschien is dit wel Bas Heijne’s meest pessimistische boek tot nu toe.
Beeld: Donald Trump op verkiezingscampagne in New Hampshire ( Keiko Hiromi / HH)