Turkije was (voor die prijs) nog mooier dan wij, mijn vrouw en ik, hadden durven dromen. Het gebeurde tegen zonsondergang. Wij waren terechtgekomen bij een vuilnisbelt, op een steenworp afstand van ons driesterrenhotel. Daar zagen wij twee katjes, nauwelijks een paar weken oud. Zij zochten voedsel.
‘Laten we zin aan ons leven geven’, hoorde ik mij zeggen tegen mijn vrouwtje, dat trouwens twintig jaar jonger is dan ik. ‘Laten we een kindje maken.’ Zij begon te snikken zonder zich, zoals gewoonlijk, om haar mascara te bekommeren. ‘Dat gekrijs heb ik straks elke nacht’, dacht ik nog even. Zij zei: ‘Besef je wel, lieveling, dat het mij mijn figuur gaat kosten? Dat mijn buik na de bevalling nooit meer zo strak zal zijn als vroeger…?’ Geen aantrekkelijk idee, sprak de egoist in mij. Maar de sterke geur van jasmijn benevelde mijn verstand.
Diezelfde nacht waagden wij onze eerste poging. Een wonder geschiedde! Voor het eerst zag ik m'n vrouw niet meer als lustobject, maar als de aanstaande moeder van mijn kinderen. Er kwam dan ook helemaal niets van terecht. Mijn diepere gevoelens verlamden mij. Ook de resterende dertien dagen deden wij ons best - zonder enig resultaat.
Hoe het ook zij, inmiddels ben ik de trotse vader van een zoon. Hoe kan dat? Het is een van de vragen die ons, mijn vrouw en mij, de laatste tijd meer en meer bezighouden. Niet dat ik plotseling in God geloof, maar ik heb aan mijn vaderschap wel een zeker religieus gevoel overgehouden.