Torrey Peters gaat geen genderissue uit de weg © Desiree Rios / Eyevine / ANP

Torrey Peters publiceerde in 2016 de novelle Infect Your Friends and Loved Ones die zich afspeelt in een dystopische toekomst. Niemand produceert nog lichaamseigen hormonen en deze Apocalyps is te danken aan een trans vrouw. Plotseling staat iederéén voor de keuze waar transgender personen voor staan: met welk lichaam wil je verder?

Haar eerste roman, Detransition, Baby (2021), zojuist in Nederlandse vertaling verschenen, werd een immense hit. Een verbazingwekkend traject voor iemand die tot nu toe louter in eigen beheer digitaal publiceerde. Dat het een roman is geschreven door en over trans mensen, werd een promotiepunt. Dit schuurt een beetje, want behalve dat hier met de brede kwast der marketing wordt geschilderd en niet met de fijnere der literatuurgeschiedenis, verheft het het feit van de uitsluiting van trans mensen tot sellingpoint van het boek. Jammer, want de roman is krachtig genoeg op zich.

In Detransitie, baby voert Peters een vergelijkbaar experiment ten tonele als in haar novelle, maar nu richt ze haar pijlen op de familieroman. Opnieuw verheft ze morele paniek tot een plotlijn, deze keer de angst dat trans mensen de klassieke familieverhoudingen gaan verwoesten. Detransitie, baby is het resultaat van een soort literaire Yes, and…-houding; een serieuze poging om te bekijken wat er zou kunnen gebeuren met de familiestructuur nu onze gendernormen verder worden opengebroken.

De roman draait om trans vrouw Reese, die haar doelloosheid in het leven dunnetjes verhult met heerlijk filerende oordelen over de rest van de wereld; haar ex Ames, die ooit door het leven ging als Amy maar detransitioneerde om weer verder te leven als man; en Katrina, de vriendin en tevens baas van Ames die onverwacht, maar tot haar eigen verbazing niet ongewenst, zwanger van hem blijkt te zijn. In de openingsscène belt Ames Reese om haar dit nieuws te vertellen en haar te vragen om als co-ouder deel te nemen aan de opvoeding van zijn kind. Alle soap-waardige intrige ligt hiermee in de opening van de roman meteen op tafel. In de vervolghoofdstukken wordt onderzocht hoe de drie hoofdpersonages op dit punt zijn gekomen en hoe ze nu verder moeten.

Peters heeft er duidelijk plezier in om de heilige huisjes van het transdiscours omver te blazen. Reese en Ames zijn voorbeelden van trans mensen die het ‘fout’ doen. Met Ames geeft Peters een prominente plek aan detransitie – normaliter nogal taboe, omdat het voedsel zou geven aan mensen die stellen dat trans mensen simpelweg in de war zijn. Ames is weer verder gaan leven als man omdat hij het bestaan als trans vrouw te zwaar vond. Hij heeft met deze beslissing een precair soort vrede gesloten, maar vader worden gaat hem een stap te ver. Door Reese te betrekken in de nieuwe gezinsconstellatie wil hij de vadertje-moedertje-dynamiek ondermijnen en zijn verleden als trans vrouw erkennen.

Peters gaat niet mee in het idee dat verhalen over trans-zijn simpel moeten worden gehouden, om iedereen in de maatschappij aan boord te krijgen. Integendeel. Ames is het schoolvoorbeeld van de trans vrouw voor wie gewaarschuwd wordt: iemand voor wie het idee vrouw te zijn net zo vernederend als seksueel opwindend is, en die zelf ook nog eens op vrouwen valt. Trans vrouwen worden vaker op precies die manier gekarikaturiseerd: als mannen met een seksuele perversie. In plaats van het transfobe te negeren, creëert Peters een personage dat aan al die stereotyperingen voldoet. Vervolgens mag de lezer zich afvragen: is dit echt zo abject?

Reese daarentegen is het voorbeeld van een ‘acceptabele’ trans vrouw, zij het eentje die zichzelf bevestigt in haar eigen vrouwelijkheid op de meest pijnlijke manieren. Immers, wat is er kenmerkender aan vrouwelijkheid dan een specifiek soort onderdrukking te ervaren? De logische uitkomst hiervan is dat een trans vrouw pas ‘echt’ een vrouw is als haar dezelfde dingen overkomen als een cis vrouw. Voor Reese is het hoogst haalbare dat haar toegang wordt verleend tot het bourgeois familieleven: ‘Ze heeft haar hele volwassen bestaan tussen de queers doorgebracht, hun extreme relaties, polyamorie en genderrollen van nabij meegemaakt, maar op de een of andere manier is ze er nog steeds niet in geslaagd om die fijne witte moeders uit Wisconsin die als het toppunt van vrouwelijkheid haar jeugd hebben bevolkt uit haar hoofd te zetten.’

Peters gaat geen genderissue uit de weg. Reese levert voortdurend commentaar op wat elke beslissing of uitspraak van iemand zegt over zijn of haar of hun identiteit. Wanneer ze Ames voor het eerst in jaren weer ziet en hij zegt dat ze er goed uitziet, kijkt ze hem aan met een blik ‘alsof hij net uit een ruimteschip is gestapt. “O”, zegt ze ten slotte, “ik snap het al. Je gaf me dat compliment als man. Je bent eraan gewend dat vrouwen jouw complimenten waarderen alsof je een man bent.”’ Het onderwerp wordt vaak zo letterlijk ter tafel gebracht dat het iets vermoeiends krijgt. Maar het is ook een schijnbeweging, want het zijn juist de dingen die níet benoemd worden die de personages interessant maken.

Want tot slot is er Katrina, de cisgender vrouw om wier lichaam alles draait. Haar eerste huwelijk viel in duigen nadat zij een miskraam had. Ze besefte opgelucht te zijn dat zij geen kind hoefde te hebben binnen haar verstikkende heteroseksuele huwelijk. Peters zet sterk in op het idee dat scheidingen een metafoor kunnen zijn voor transitie, zoals ook in de opdracht voor in het boek: ‘Voor alle gescheiden cis vrouwen die, net als ik, hun leven opnieuw hebben moeten beginnen, zonder terug te grijpen op illusies uit het verleden of verbitterd te raken over de toekomst.’ Voor Katrina is de queer familiestructuur die Ames voorstelt een mogelijke vlucht uit de rolpatronen die voor haar klaarliggen. Ook Katrina weerspiegelt een dubbelzinnige positie: ze is heteroseksueel, maar lijkt ‘queerheid’ vrolijk te omarmen.

Peters doet niets met de vraag of Katrina nog bij Ames blijft als deze zou besluiten toch weer verder te leven als vrouw: Hertransitie, baby. Daardoor is die queerheid nogal oppervlakkig en weerkaatst Katrina een veelgehoorde frustratie dat heteroseksuelen zich queerheid toe-eigenen. Een afwijking van het gebaande pad door een vrijere seksuele moraal te omarmen, wordt soms gemakkelijk bestempeld als queer. De term verwatert daarmee en verliest aan politieke kracht. Maar tegelijkertijd ís die politieke kracht het idee dat identiteit zich niet laat reduceren tot een voor de hand liggend verhaal. Heteroseksuele en cisgender personen hebben ook iets te winnen bij het vieren van die teugels. Met het karakter van Katrina plaatst Peters queerheid op een kruispunt met existentialisme, de vraag hoeveel vrijheid je echt wil als het erop aankomt.

Detransitie, baby is een roman die zo van dit moment is, dat het moeilijk is om je voor te stellen dat hij over vijf jaar nog steeds geschreven zou kunnen worden. De toon waarmee Peters grappend de mores van het heden fileert, heeft het boek beschreven doen worden als een comedy of manners. Dat is een accurate beschrijving. Maar het is óók een knap geconstrueerd experiment, waarin de personages elkaar telkens uitdagen in de verhalen die zij zichzelf vertellen. Peters suggereert dat geen enkele identiteit voor de hand liggend is, en dat dat is wat trans-zijn kan betekenen: dat de orde even uit zijn fragiele balans wordt gebracht.