Pff, een opluchting: de Stemwijzer brengt me op 67 procent voor de pvda. Maar mijn meningen komen nog het best overeen met Artikel 1 (74) en DENK (69). Hoe komt dat? De basisbeurs (ik voor, pvda tegen) is de belangrijkste factor, zie ik. En als ik weghaal dat ik bepaalde onderwerpen belangrijker vind dan andere eindigen Artikel 1, GroenLinks en pvda gelijk. Mijn keuzes plaatsen de vvd en het cda in de orde van 35 procent, wat wijst op een groter gat in programmatische keuzes dan meestal verondersteld wordt.
Op Kieskompas kom ik het dichtst bij 50Plus uit, in het linksboven-kwadrant. Daar zitten de meeste min of meer progressieve partijen, met de rest in het kwadrant rechtsonder. Nou ja, 50Plus? Ik weet nu mijn ‘plaats in het politieke landschap’.
Ik gebruikte de Stemwijzer niet om te beslissen hoe ik moet stemmen. Maar zoals veel kiezers, denk ik, wilde ik toch even toetsen of ik het wel goed had, of ik het wel eens was met mijn eigen partij, of omgekeerd. Naarmate ik er langer over nadacht realiseerde ik me dat die stemwijzers eerder een hinderpaal dan een hulp zijn in de betrokkenheid van de burger. Als ik puur op de issues af zou gaan kon ik blijkbaar ook Artikel 1 of DENK stemmen. Mooi niet. Zou het dan toch om de poppetjes gaan? Ja, natuurlijk. En om context, een ander woord voor ideologie. Daarom is het zo lastig je keuze terug te brengen tot twintig vragen over concrete problemen.

Tom-Jan Meeus betoogde in NRC dat de Stemwijzer een identiteitsbevestiger is: zie je wel, dat ben ik. Fijn dat Meeus die zich ongewoon opwond over die Stemwijzer – een ‘symbool van nationaal zelfbedrog’ – me een bruggetje gaf naar identiteit. Als debatonderwerp staat het pas op 5 maart op de agenda, maar de Stemwijzer is een mooi excuus om er nu al over te beginnen. Identiteit als Nederlander dan. Wie zijn wij? Rutte heeft nogal pathetisch ‘normaal’ als kenmerk van onze identiteit neergelegd, daarmee curieus absorberend wat Wilders hem ooit toevoegde: doe eens normaal man. Typisch Rutte om een verwijt van zijn onfatsoenlijke tegenstander tot zijn motto te verheffen. Wilders heeft hem normaal gemaakt en wat Wilders normaal vindt is nu Rutte’s norm.
Normaal is, steeds meer, een variant op het gesprek met een goede kennis, die betoogde dat, inderdaad, Nederland islamiseerde. Concrete voorbeelden had hij niet, maar een verbod op nieuwe moskeeën was wel goed. Hoeveel moslims zijn er eigenlijk in Nederland? Geen idee. En hoe verhield dat verbod op nieuwe moskeeën zich tot vrijheid van geloof? Ook geen nieuwe kerken? Daar gaat het niet om, was het antwoord, ze passen niet bij ons. En zo ging het van kwaad tot erger, ik zal u de rest besparen. Mijn gesprekspartner toonde een oikofilie waar Thierry Baudet trots op zou zijn.
Mijn Chinees-Amerikaans-Nederlandse echtgenote vroeg hoe dat met haar zat. Geen zorg, zei hij, Chinees is oké, want Chinezen in Nederland, daar hoor je nooit wat over. Nederlanders die eigenlijk niet passen vanwege kleur/geloof/cultuur zijn oké als je nooit wat van ze hoort, als ze niet lastig zijn. Ik ben bang dat mijn niet domme gesprekspartner meer van Nederland vertegenwoordigt dan me lief is. Tamelijk normaal is.
Maakt Rutte het wel erg bont, ik ben ook niet blij met mijn eigen lijsttrekker als hij de moralist uithangt. Asscher heeft het gehad over ‘progressief patriottisme’ en ‘trots op Nederland’ is vast onderdeel van zijn repertoire. Een soort vlucht vooruit om dat thema af te dekken voor Wilders & co. Nog los van de tactische misvatting daarachter voel ik me er ongemakkelijk bij.
Geen misverstand, ik vind Nederland een heel plezierig land, meestal. Maar dat woordje ‘trots’ zit me als een visgraat in de keel. Nee, trots op Nederland ben ik niet. Moet dat dan? Ik ben niet trots op wat deze regering de afgelopen vier jaar voor elkaar gekregen heeft met haar rigide bezuinigingsbeleid. Ik kan ook moeilijk trots zijn op een land waar een fors aantal kiezers achter een haatzaaier aan loopt. Waar conversaties als hierboven normaal zijn geworden. Waar zelfs een sociaal-democratische partij in de wij/zij-valkuil stapt.
Wat me dwars zit is de oproep om ons op de borst te slaan, te overdrijven, te roepen, te toeteren, om een gewoon idee over het voetlicht te brengen: dat we hier niet voor niets wonen. Dat we f*cking Nederlanders zijn, eigenwijs, dwars, luidruchtig en klagend, botte lui die zich niet laten voorschrijven wat normaal is of waar ze trots op moeten zijn. Verzet tegen opgelegde gevoelens, dwars van nature, hoeveel Nederlandser kan ik worden?
Nederlander zijn is een nogal zwakke identiteit, zeker als je hem concreet wil invullen. Wilders past er wel voor op dat te doen als hij Nederland weer Nederlands gaat maken. Deed hij het wel, dan zou de helft van zijn aanhang weglopen. Hij laat dit soort onzin over aan zijn minder slimme tegenstanders.
Zo draait Asschers campagne een kant op die me bepaald niet bevalt. Ik begrijp niet wat de inspiratie was voor die advertentie met het motto ‘wij zijn Nederland’. Met daarin een zin als: ‘Nederland, maak je los uit de traditie van Brexit en Trump.’ Krom taalgebruik, inhoudelijk volmaakte onzin. Wat staat daar in vredesnaam? Wie heeft dit bedacht? De Engelse speechwriter van Asscher? Die ons ‘tevreden op onze lauweren laat rusten’, volgens haar Twitter-account? Niks om trots op te zijn.