In 2010 had de EU volgens haar ‘Lissabonstrategie’ vijftig procent hogeropgeleiden moeten hebben. Toen die doelstelling enkele jaren terug iets te ambitieus bleek, werd het streven verlaagd naar veertig procent in 2020.
In deze papieren droom zijn nu de eerste scheurtjes zichtbaar. Staatssecretaris van Onderwijs Halbe Zijlstra wil af van die Europese streefcijfers. Het gaat om de kwaliteit van onderwijs, niet om getallen, vindt hij. Als we het vastgesteld percentage hogeropgeleiden niet halen, jammer dan. Het lijken stevige woorden, maar de kans dat Zijlstra nu op het matje moet bij een commissie Brusselse bureaucraten is klein. Nederland voldoet met zijn 41,4 procent hogeropgeleiden keurig aan de norm.
Toch is de opmerking van de staatssecretaris betekenisvol, omdat die duidt op het welkome einde van het Europese cijferfetisjisme. Het streven om het opleidingsniveau in Europa in percentages vast te leggen is namelijk van meet af aan vreemd geweest. Alsof het uitdelen van voldoende papiertjes waar ‘hoogopgeleid’ op staat vanzelf een soepele kenniseconomie op gang brengt. De vergelijking met het leger van een Zuid-Amerikaanse bananenrepubliek - iedereen is generaal - dringt zich al snel op. Er is natuurlijk niks mis met het streven naar een goed opgeleide bevolking, maar iedereen weet: kwantiteit zegt niets over kwaliteit.
Daarbij: veel onderwijsproblematiek houdt verband met hogeropgeleidenquota (én met de outputfinanciering die de druk om diploma’s uit te delen nog eens vergroot). Overbelaste hbo’s, propvolle collegezalen, marchanderen met slagingseisen, diploma-inflatie - allemaal uitvloeisels van de misvatting dat een goed onderwijsklimaat zich laat uitdrukken in zo veel mogelijk hoogopgeleiden. En terwijl Europese ministers van Onderwijs hun targets proberen te halen, hangt het middelbaar beroepsonderwijs - in omvang nog altijd groter dan het hoger onderwijs - er slapjes bij. Schooluitval, gebrekkige motivatie, de grootste problemen bevinden zich aan de onderkant.
Onze onderwijscultuur draagt de sporen van de onevenredige aandacht voor de top. Ouders doen er alles aan om er maar voor te zorgen dat hun kind op z'n minst de havo haalt. Eindigen in het vakonderwijs staat bijna gelijk aan falen, met alle gevolgen voor het zelfvertrouwen van leerlingen van dien. Daarom is het goed als Nederland er voortaan voor past om Potemkin-dorpen te bouwen en de cijfers laat voor wat ze zijn. Een samenleving is succesvol als ze een passende opleiding en bevredigend werk kan bieden aan iedereen, ongeacht intellectuele capaciteiten. Investeren dáárin is belangrijker dan het volproppen van het hoger onderwijs.