
In het klassieke Amerikaanse kinderboek Hans Brinker, or The Silver Skates (1865) toeren Hans en zijn zusje Gretel op schaatsen door Nederland. Ze reizen van Haarlem naar Leiden en Amsterdam, vieren Sinterklaas, komen kaasvrouwen uit Gouda tegen op de bevroren kanalen en bezoeken een tentoonstelling met schilderijen van Gerrit Dou. ‘Enabling them to observe its exquisite finish and the wonderful way in which the picture seemed to be lit through its own windows.’
Auteur Mary Mapes Dodge was zelf nog nooit in Nederland geweest, maar kon de 48 hoofdstukken Nederlandse geschiedenis, tradities en ingenieuze ophangsystemen schrijven aan de hand van boeken die rond het midden van de negentiende eeuw verschenen, waaronder John Lothrop Motleys The Rise of the Dutch Republic (1855) en History of the United Netherlands (1860). De anekdotes over het Nederlandse gezinsleven tekende Dodge op van haar Nederlandse buren.
De belangstelling in de Amerikaanse geschiedschrijving voor Nederland ging hand in hand met de zoektocht van het jonge land naar een nationale identiteit. Al in 1834 trekt historicus George Bancroft de vergelijking tussen de Verenigde Staten en de Verenigde Nederlanden. In de Tachtigjarige Oorlog herkennen Amerikanen de strijd om onafhankelijkheid, en de Nederlandse invloed in New York wordt verkozen boven die van de overheersende Engelsen. De vrijheid van godsdienst, de vanzelfsprekendheid van hard werken en het belang van het gezin kunnen bovendien als lichtend voorbeeld dienen voor de Amerikaanse federale republiek. In een wereld die buitensporig snel industrialiseert en urbaniseert – de bevolking in New York stijgt tussen 1820 en 1870 van 124.000 naar bijna een miljoen – lonkt de eenvoudige manier van leven in Europa. Tussen 1890 en 1920 waait er een Hollandse wind door heel het land.
Deze Holland Mania, een term geïntroduceerd door hoogleraar kunstgeschiedenis Annette Stott, vertaalt zich onder meer in een run op Nederlandse schilderijen, die al decennia geliefd waren, maar met vers verdiend geld ook aangeschaft kunnen worden. Warenhuismagnaat Benjamin Altman verzamelt binnen een paar jaar dertien Rembrandts en schilderijen van Hals, Maes, De Hooch, Vermeer, Dou, Hobbema, Van Ruisdael en Cuyp. In 1871 koopt het gloednieuwe Metropolitan Museum of Art 174 Europese oude meesters aan, met werk van onder anderen Tiepolo, Guardi, Poussin, Van Ruisdael, Vosmaer en Van Goyen. Henry James merkt over de collectie op: ‘Wij kennen het gevoel van een soort morele opluchting als men ergens in een Italiaans museum plotseling een verdwaald stukje Hollands geduld en geweten ontwaart.’ De Italiaan geeft zich volgens hem over aan ‘gekunsteldheid en maniertjes’, terwijl de Nederlander ‘voelt dat hij niets is, als hij niet waarheidsgetrouw is’. De schilders van de Gouden Eeuw hadden in hun landschappen en genrestukken oog voor het gewone volk en waren bovendien zelf uit de middenklasse afkomstig: Rembrandts vader was molenaar, Jan Steens vaders graanhandelaar en bierbrouwer, Gerrit Dou’s vader glazenier.
Het ene na het andere doek van oude meesters belandde in de collecties van Amerikaanse bankiers, industriëlen en advocaten. De schilderijen van Gerrit Dou die de kinderen in Hans Brinker in Amsterdam bewonderen, zijn nu in Amerika te bewonderen. An Evening School (1655-57) bevindt zich in de collectie van het Metropolitan Museum of Art, The Hermit (1670) maakte de overtocht naar de National Gallery of Art in Washington.
Andersom brachten de grauwe luchten boven de industrialisatie en het verlangen naar een eenvoudig leven Amerikaanse kunstenaars ook naar Nederland. Ze volgden de kunstenaars van de Haagse School naar Laren, Katwijk en Volendam om het onbedorven Nederlandse boerenland en de ingetogen klederdrachten te observeren. Dat deze Amerikanen een gekleurde bril droegen, blijkt wel uit de schilderijen die ze hier maakten. Walter MacEwen, geboren in Chicago, vestigde zich in 1884 in Egmond aan Zee. In The Notary (1884-85) schilderde hij een jonge vrouw aan een tafel aan het raam, haar haar bedekt met een wit kapje, een ganzenveer in haar hand, terwijl een man over haar schouder aanwijzingen geeft. De scène zou zo uit de koker van Vermeer kunnen komen. Op het tafelkleed staat de Nederlandse leeuw geborduurd, samen met het jaartal 1641: het jaar dat het Verdrag van Den Haag, een alliantie tussen Nederland en Portugal tegen het Spaanse koninkrijk, werd ondertekend.
De dreiging van de Eerste Wereldoorlog verstoort uiteindelijk de utopie. De Amerikanen vertrekken en de Holland-gekte komt langzaam tot rust.
Museum De Lakenhal besteedde in 2009 aandacht aan de Holland Mania in Amerika en in Japan met een gelijknamige tentoonstelling en een publicatie vol Pelgrim-anekdotes. De tentoonstelling Gerrit Dou: The Leiden Collection from New York is een voorbeeld van hedendaagse verzamelwoede. De veertien schilderijen van Dou, de grootste collectie van de schilder ter wereld, vormen de neerslag van de liefde van een Amerikaanse verzamelaar voor de zeventiende eeuw, die samen met een kleine tweehonderd voornamelijk Leidse fijnschilders in een tijdsbestek van tien jaar door hem bijeengebracht zijn. Manie is misschien een groot woord, maar een koortsachtige verzamelwoede weten oude meesters nog altijd los te maken. Om met de ondertitel van Girl with a Pearl Earring (2003), de verfilming van de roman van Tracy Chevalier, te spreken: Beauty Inspires Obsession.
Girl with a Pearl Earring was ook de titel van de tentoonstelling met schilderijen uit de collectie van het Mauritshuis die vorig jaar door Amerika reisde. De tentoonstelling vestigde een bezoekersrecord voor The Frick Collection in New York, het museum met de collectie van de kolen- en staalmeester Henry Clay Frick: mensen stonden uren in de rij op Fifth Avenue. Ian Wardropper, directeur van The Frick Collection, vertelt in een e-mail dat de bezoekers in eerste instantie voor Vermeers schilderij kwamen, maar dat naarmate de weken vorderden, en meer mensen de 784 pagina’s tellende roman van Donna Tartt The Goldfinch hadden gelezen, Carel Fabritius’ vogelportret Het puttertje uit 1654 won aan populariteit.
Er heerst een ‘Dutch Masters Mania’, stelde The New York Times. Diverse media spraken hun waardering uit voor ‘the pleasures and shortness’ van het Hollandse leven dat ze in The Frick aantroffen. Bloomberg deed verslag: ‘The Dutch spent a lot of time drinking themselves silly, making money, starting banks, having sex.’ Het leven dat de oude meesters blootlegden, blijft dus onverminderd smaken. In een Amerikaanse bespreking van Russell Shorto’s recente bestseller Amsterdam: A History of the World’s Most Liberal City duikt ook het hardnekkige cliché van de Nederlanders en hun open gordijnen weer op, een voor buitenlanders curieus voorbeeld van Hollandse openheid waar ook de schilderijen van Gerrit Dou uit The Leiden Collection patent op hebben. Een haringverkoopster, een jonge vrouw met een parkiet en een oude vrouw met een kaars, ze hangen op zijn panelen uit het raam en delen hun bezigheden met de toeschouwer. Een kat ligt rustig in de vensterbank terwijl een opzijgeschoven, rood gordijn zicht biedt op het intieme leven binnenshuis, waar een kunstenaar achter een schildersezel zit te werken. Wij hebben niets te verbergen.
Lawrence Nichols, curator Europese en Amerikaanse schilder- en beeldhouwkunst van voor 1900 in het Toledo Museum of Art in Ohio, werd zelf ooit gegrepen door een tentoonstelling van reizende oude meesters. God, Saints and Heroes: Dutch Paintings in the Age of Rembrandt deed in 1980 The National Gallery of Art in Washington aan en Nichols vond een promotieonderwerp in de schilderijen van Hendrick Goltzius. In 2013 verscheen de monografie over de Haarlemse kunstenaar van zijn hand. Nichols is zeer sceptisch over een veronderstelde Dutch Masters Mania. ‘Denk niet dat ik kritiek lever op Nederlandse kunst: ik wijd mijn leven aan de Nederlandse schilderkunst. Maar ik betwist het idee dat er sprake zou zijn van een manie’, vertelt hij over de telefoon. De bezoekcijfers van The Frick Collection? Niet anders dan de recordvestigende Vermeer-tentoonstelling in The National Gallery of Art in 1996. De bestseller van Donna Tartt? Er was ook The Lost Diaries of Frans Hals (1995) van Michael Kernan. ‘De schoonheid en het puur esthetische, fabuleuze karakter van de Nederlandse schilderkunst wordt al tientallen jaren gewaardeerd in de Verenigde Staten. Er is geen manie, maar een parade van aandacht voor Nederlandse kunst.’ Ook Ian Wardropper betwijfelt of er een Holland Mania, zoals die bestond in 1900, rondwaart, maar, zo stelt hij, er is de laatste jaren met meerdere tentoonstellingen wel sprake van een Vermeer-manie. Toen Girl with a Pearl Earring naar The Frick kwam, veranderde het museum de titel in Vermeer, Rembrandt and Hals: Masterpieces of Dutch Painting from the Mauritshuis om de breedte van de Hollandse meesters te onderstrepen.
Aan de andere kant verklaart de curator van de tentoonstelling, Margaret Iacono, in een interview dat het iconische Meisje met de parel geknipt is voor verspreiding via de sociale media. Het maakt haar ‘extremely accessible’ voor een 21ste-eeuws publiek. Ook niet onbelangrijk is dat de collectie uit het Mauritshuis het aantal vrienden van The Frick Collection deed stijgen van 4500 naar 18.000. Het Rijksmuseum maakte bekend dat het flitsbezoek van president Obama aan De nachtwacht de online kaartverkoop aan Amerikaanse toeristen heeft doen verdrievoudigen. Manie of niet, oude meesters blijven de historische band tussen de landen voeden, over en weer.
Beeld: Gerrit Dou, Kat zittend in de vensternis van een schildersatelier, 1657. The Leiden Collection, New York.