Vrijwel dagelijks worden dodelijke aanslagen gepleegd op de coalitietroepen in Irak. Aanvankelijk scheen het Britse contingent in het Zuiden te worden gespaard, maar met de moord vorige week op acht Britse soldaten van de Militaire Politie buiten en in een plaatselijk politiebureau is aan die uitzonderingstoestand een einde gekomen.

Tegen deze achtergrond maakt het nieuwe Dutchbat zich op om zijn plaats in de provincie Al-Muthanna, gelegen in de Britse sector, in te nemen. Voor het bedachtzame optimisme dat het kabinet vlak voor het zomerreces in zijn overleg met de Kamer aan de dag legde, is inmiddels nauwelijks nog grond.

Onder de gegeven omstandigheden tekent zich een vicieuze cirkel af van oorzaak en gevolg. Naarmate de troepen zich ernstiger bedreigd voelen, zijn zij meer geneigd hun eigen veiligheid voorop te stellen. Dat gaat ten koste van het contact met de bevolking. «Met een geweer in de aanslag is het moeilijk praten met de mensen», verklaarde generaal Robert Bertholee tegenover een verslaggever van de Volkskrant. De generaal is de tweede man van Isaf, de internationale stabilisatiemacht in Kaboel, de hoofdstad van Afghanistan. Ook Isaf is al maanden het doelwit van aanslagen vanuit de bevolking en betaalde kort geleden een zware tol. De ervaringen van deze strijdmacht zijn zonder meer van toepassing op Irak.

De inzet van militairen bij vredesmissies heeft zich langzamerhand ontwikkeld tot een ware lijdensweg, politiek en humanitair, voor de betrokken soldaten en voor de betrokken bevolkingen. Toen na de val van de Muur de zogenoemde bipolaire wereld ophield te bestaan en sommigen zelfs het einde van de geschiedenis aankondigden, kreeg het militaire handwerk een nieuwe betekenis. Niet langer was de verdediging van het eigen (bondgenootschappelijk) grondgebied de primaire taak, maar het brengen van vrede (peace keeping) in nabij en veraf gelegen gebieden waar «de staat faalde» en bevolkingsgroepen elkaar te lijf gingen.

De Koude Oorlog tussen beide supermachten had tientallen jaren lang de internationale gemeenschap gedisciplineerd. Maar waar de een het had opgegeven en de ander de overwinning vierde, ontstond ruimte voor losbandigheid. De Verenigde Naties werden opgezadeld met de opdracht het ontstane vacuüm te vullen. Een wereldwijde proliferatie van «humanitaire interventies» was het gevolg.

Voor Nederlanders behoeven de verdere ontwikkelingen niet te worden uitgetekend. Met de tragedie «Srebrenica», waarvan «het boek nooit zal worden dichtgeslagen», is moreel, politiek en militair alles gezegd. Een wetenschappelijke studie, een parlementaire enquête en de val van een kabinet markeren historisch de ondergang van een safe haven en de massamoord op Bosnische moslims onder Nederlandse verantwoordelijkheid.

Maar de val van Srebrenica leidde ook tot iets anders: de Amerikanen keerden terug van weggeweest. Eerst in Bosnië, vervolgens in Kosovo en Macedonië en ook in Servië stelden zij orde op zaken. Vanaf de luchtoorlog van de Navo tegen het regime in Belgrado liepen echter, «humanitair» gesproken, doel en middelen niet langer parallel. De bevolking van rest-Joegoslavië betaalde een hoge prijs voor het redden van de Albanese Kosovaren.

Konden de gebeurtenissen op de Balkan nog als een uitvloeisel van de Koude Oorlog worden gezien — eeuwenoude etnische vijandschap had in de ideologische vrieskou overwinterd —, met de aanslag op de Twin Towers, met de schok van «nine eleven», kwam de geschiedenis weer in beweging. Een voor de meeste wereldburgers nieuw fenomeen, grootschalig internationaal terrorisme geïnspireerd op de «politieke islam», was daarvoor verantwoordelijk.

Maar de reactie op de aanslag verbreedde de breuk in de bestaande wereldorde nog meer. De nieuwe regering-Bush bleek klaar te staan om een jaren eerder in besloten kring voor bereide agenda aan de wereld op te leggen. Amerikaanse almacht, preventieve oorlog voering tegen terroristen en «rogue states», «wie niet voor ons is, is tegen ons», «missies die de coalitie bepalen» en niet andersom: het waren de trefwoorden van de nieuwe agenda. De wereld luisterde ademloos. Na nine eleven veranderde ook de humanitaire interventie, peace keeping, ingrijpend van karakter.

Er was een precedent. De Golfoorlog van 1991 was een antwoord geweest op een tradi tionele uitdaging. Een land had een buurland overvallen en ingelijfd en had op die manier zowel de letter als de geest van het Handvest van de Verenigde Naties bruusk geschonden. Hier was geen sprake van een failed state, maar van regelrechte annexatie van een erkende lidstaat van de volkerenorganisatie door een andere lidstaat. De redenering van het Saddam-regime dat met de verovering van de «Iraakse provincie Koeweit» slechts een koloniaal onrecht ongedaan was gemaakt, kreeg geen resonans. Geschillen van dien aard, als zij al een grond van rechtvaardiging hadden, werden in de toen nog geldende wereldorde niet met de wapens beslecht. De geallieerde overwinning in de Golfoorlog had het eigenlijke probleem niet opgelost: het regime dat de regio uit zijn evenwicht had gebracht, bleef aan, ondanks de zware nederlaag en het bijbehorende gezichtsverlies, en dankzij bloedige onderwerping van opstandigen.

Geleidelijk verschoof het karakter van de internationale humanitaire missies van hand having van vrede naar afdwinging van vrede. «Kosovo» zette de toon. Ook Irak werd jarenlang gebombardeerd, aanvankelijk om de veiligheid van de Koerdische en shiïtische minder heden te kunnen verzekeren, maar meer en meer ter voorbereiding van de definitieve slag tegen het regime in Bagdad. Zoals Bush het ten slotte bondig samenvatte: de vrede vereist dit.

Zo komen we terug bij het nieuwe Dutchbat. Het is goed om de uitgangspunten die golden bij de oorsprong van de vredesmissies nog eens op te halen. De vredessoldaat was neutraal (geen good guys, geen bad guys); hij was aanwezig op grond van een internationaal mandaat waaraan de conflictpartijen zich onderworpen hadden; zijn aanwezigheid op zichzelf was voldoende om de vrede te bewaren; hij was vederlicht bewapend, en met die wapens mocht hij uitsluitend zichzelf en zijn kameraden verdedigen. Deze regels golden in Srebrenica; de nachtelijke uitvallen van Bosnische troepen naar omliggende dorpen schonden die regels.

Sinds «Afghanistan» is echter een hybridisch soort vredesmissie ontstaan. De aanval van de coalitie op het Taliban-regime was een klassieke militaire interventie die beoogde de zittende machthebbers te verdrijven, niet méér en niet minder. De internationale stabilisatiemacht Isaf werd weliswaar gelanceerd als een vredesmissie voor Afghanistan, maar zijn feitelijke taak is de bescherming van een bewind dat door de coalitie in Kaboel is neergezet.

Neutraliteit komt niet meer voor in het handboek van de vredessoldaat. Hij dient, ook met het oog op zijn persoonlijke veiligheid, scherp op te letten en nauwkeurig onderscheid te maken tussen de goeden en de slechten. Kortom, hij is zelf partij geworden en wordt in toenemende mate ook als zodanig beschouwd. Hoe kwetsbaarder hij is, des te meer hij partij wordt, en hoe meer hij partij wordt, des te kwetsbaarder hij is.

In Irak is een en ander verder aangescherpt. Hier schakelde de coalitie, evenals in Afghanistan, het zittende regime uit, maar anders dan in dat land heeft zij het landsbestuur voor eigen rekening genomen. Kennelijk waren de meegebrachte Iraakse kandidaat-leiders voor de verschillende bevolkingsgroepen onvoldoende geloofwaardig. Van een interim-bestuur in Bagdad vergelijkbaar met het interim-bestuur in Kaboel is dan ook voor de afzienbare tijd geen sprake. Er is nu een soort landvoogd, de voormalige Amerikaanse diplomaat Bremer. Hij heeft een adviesraad in oprichting van 25 tot dertig Irakezen die hem moet adviseren bij het beantwoorden van de vraag of een te vormen Iraq Interim Admini stration uitvoerend dan wel adviserend zal zijn.

Een lange weg te gaan, lijkt het.

Nederland zit er maar mee. Is Dutchbat straks op vredesmissie of is het onderdeel van de bezettende macht? Antwoord van het kabinet: het bataljon is er, ingevolge resolutie 1483 van de VN-Veiligheidsraad, voor het herstel van de veiligheid en stabiliteit in Irak, en voor het behoud van de territoriale integriteit. Specifieker: het is er voor het handhaven van de openbare orde, het beveiligen van politie bureaus en financiële en culturele instellingen. Ten slotte: voor de verdere verwijdering van de restanten van het oude bewind. Nee, het bataljon heeft niet de status van bezetter zoals geformuleerd in de Vierde Geneefse Conventie en het Haagse Landoorlogreglement en het heeft dus geen bestuurlijke verantwoordelijkheid. Die ligt bij de Coalition Provisional Authority.

Op papier ziet het er nog heel behoorlijk uit. Resolutie 1483 gaat uit van de toestand op de grond zoals de Veiligheidsraad die heeft aangetroffen. Omdat de Autoriteit de enige identificeerbare macht ter plaatse is, erkent de raad de Autoriteit als handelingsbekwaam bezetter en bestuurder waarmee de VN zaken doen. Nederland loopt, anders dan sommige kamerfracties denken, in die zin in de volkenrechtelijke pas. De kwestie van het mandaat voor het voeren van de oorlog tegen Bagdad is voor de raad een gepasseerd station, zo ook voor Den Haag. De Haagse keuze voor Irak als eerste prioriteit is niet verrassend. Het eerste kabinet-Balkenende steunde de oorlog al «politiek». Het was, zoals het erkent, minder onder de indruk van het ontbreken van een specifiek mandaat voor de interventie in Irak dan van het niet-uitvoeren door Irak van resoluties die de raad gedurende dertien jaar had aangenomen, inclusief resolutie 1441 over de internationale inspecties.

Echter, op papier zagen ook voorgaande missies er heel behoorlijk uit. In de praktijk viel het soms erg tegen, en als het doel werd bereikt, had het succes doorgaans aanzienlijke schaduwkanten.

Dutchbat arriveert in Irak onder bijzonder slechte voortekenen. De geruststelling dat de betrokken provincie, gezien de samenstelling van haar bevolking, niet tot de gevarenzone behoort, klinkt hol, te meer omdat het kabinet de toestand in Irak als geheel «fragiel en potentieel explosief» noemt. Explosies elders echoën waarschijnlijk tot in Al-Muthanna.

De Iraakse bevolking pruimt de bezetting niet, haar ongemak is aan het omslaan in verzet, gewapend verzet. Net zo min als in Afghanistan is in Irak de bevolking geneigd het fijne onderscheid te maken dat het kabinet de Kamer voorhield.

Stabiliteit is niet iets wat je oplegt. Zij moet ontstaan, uit goodwill. De kans daarop wordt met de dag kleiner.