In ‘Gammer’ schetst hij een portret van Misha Mengelberg, van wiens orkest, het ICP, Baars deel uitmaakt. Met zijn klarinet vangt hij het muzikale gedachtengoed van Mengelberg in een simpel intervalletje dat op alle mogelijke manieren gevarieerd wordt. Het is een speelse, eenvoudige speelstijl waarbij het de kunst is zo inventief mogelijk met heel weinig materiaal om te gaan. En het meest karakteristiek is wellicht de heldere trefzekere toon, als van een vogeltje dat op een tak zit te kwinkeleren.
Wat een verschil met het portret van percussionist Han Bennink, dat ‘Rood’ heet - wellicht omdat Bennink knalrood aanloopt als hij op dreef raakt. In ‘Rood’ laat Ab Baars op de tenorsax horen welke speelstijl hij heeft ontwikkeld onder druk van deze muzikale driftkikker. Want Bennink is een slagwerker die niet alleen letterlijk alles wat binnen handbereik komt met zijn drumsticks bewerkt, maar ook in figuurlijk opzicht bezit neemt van de ruimte. Wanhopige, langgerekte uithalen met een ietwat zompige toon vullen de karige lege plekken die Bennink zijn medespelers laat.
‘Verschoten geel’ is een portret van de Amerikaanse klarinettist John Carter, bij wie Ab Baars heeft gestudeerd. Carter vertegenwoordigt een totaal andere invloed. ‘Verschoten geel’ speelt zich af in zachte trillerfiguren die zo gedempt klinken alsof ze onder water worden gespeeld. Het resultaat is een dromerige muziek die in zachte pasteltinten gehuld gaat. Tegenover deze poëtische subtiliteit staat de slapstickachtige speelwijze van ‘PeeWee Russell’ (Portret van P.W. Russell): virtuoze loopjes die regelmatig over de kop vliegen.
Achter ‘De fluisteraar van Zeeuws-Vlaanderen’ gaat Baars’ oom schuil die hem zijn eerste saxofoon gaf. Een selfmade man, volgens Baars, die niet alleen op muzikaal terrein zichzelf alles eigen maakte, maar ook bijvoorbeeld op eigen houtje de Engelse taal leerde. Een bron van kennis en inspiratie voor neefje Baars. Maar dat deze oom niet alleen fluisterde op zijn sax blijkt uit de muziek die Baars voor hem schreef: de sax jankt hartverscheurend zoals dit instrument bij uitstek kan.
Verrassend is ‘Rollins’ Williamsburg Bridge’, een ode aan Sonny Rollins, die vaak op een brug scheen te oefenen. Het stuk begint met de onvaste, signaalachtige tonen van een misthoorn. Maar in plaats van dat de lucht opklaart, ontstaat er steeds meer ruis, valse lucht en gesputter, waardoor de noten steeds slechter hoorbaar worden en tenslotte in het niets oplossen.
Het geraffineerde van Verderame is dat Baars met al deze hommages niet alleen een kleurrijke reeks stukken heeft verzameld, maar en passant natuurlijk ook een levendig zelfportret schetst. Tenslotte zijn het invloeden die hij geabsorbeerd heeft en verwerkt in nieuwe composities. Deze zitten opvallend solide in elkaar. Bij een cd met solo-blaasstukken ligt het gevaar van oeverloze riedels op de loer, maar daarvan is hier geen spoor te bekennen. Baars werkt met scherpe contrasten en pregnante stiltes die even veel zeggingskracht hebben als de klinkende noten. En nooit zal een stuk nodeloos lang worden gerekt.
Over de instrumentale capaciteiten van Ab Baars kunnen we kort zijn. Zowel de klarinet als de tenorsax zijn als was in zijn handen.
Typisch instrumenten om abstracte gedachten mee tot muziek te maken.
Hommage als zelfportret
Het staat altijd vriendelijk om een hommage aan iemand te brengen. De solo-cd die rietblazer Ab Baars onlangs uitbracht is daarom ronduit genereus te noemen. Baars brengt een eerbetoon aan alle musici die belangrijk voor hem zijn geweest en dat leidt tot een caleidoscopische reeks stukken.
Uit: De Groene Amsterdammer van
www.groene.nl/1997/43
www.groene.nl/1997/43