En over de alledaagse waanzin van de post-sovjetmaatschappij die met name bitter uitpakt voor krasse knarren in Letland (Long Life, 2003). Eveneens geïmproviseerd tot stand gekomen was het project Väter (Schauspielhaus Zürich 2007), de rauwe jeugdherinneringen van drie toneelspelers uit Letland, Rusland en Duitsland – een erg mooie voorstelling trouwens. Voorts werden twee klassiekers van Gorki in Duitse snit getoond, Sommergäste (Schaubühne 2012) uit Berlijn. En Wassa door de Münchner Kammerspiele uit 2011, met enkele Nederlandse toneelspelers in prominente rollen. Het werd allemaal een tikje pompeus aangekondigd. ‘Hét theater komt uit Letland’ kopte de Volkskrant. Een treffend inkijkje in het werk van een hier tot nu toe vrijwel onbekende regisseur bood het hele project zeker wel. De Amsterdamse Stadssschouwburg krijgt extra geld voor dit soort risicovolle ‘mini-festivals’, met toneel dat we hier zelden te zien krijgen.
Alvis Hermanis (1965) is in de publiciteit rondom dit schouwburgproject vooral neergezet als een ‘tijdreiziger’ in vormgeving, een tot in het kleinste detail aandachtige priegelaar die een verloren tijd wil doen herleven. Dat is maar een deel van zijn verhaal. In de ontmoetingen met het publiek en met toneelstudenten betoonde hij zich een (overigens zeer bescheiden) theatervakman en gedreven acteursregisseur, die veel interesse heeft voor de wortels van het acteervak. Daarin is hij een volbloed leerling van regisseur Stanislawski (zoals veel Oost-Europese makers). Niet zozeer met aandacht voor de gevoels-premisse van deze pionier, maar juist voor de lijflijke articulatie in het toneelspel, de zintuiglijke kracht van de acteur, zijn vermogen tot fysieke transformatie. Naar verluidt gaat hij daar in zijn werk met de toneelspelers in Riga steeds verder in. En loopt hij in zijn werk met Duitse toneelspelers op dat terrein juist tegen grote beperkingen op. Hermanis: ‘Er zijn drie kanalen van communicatie tussen podium en publiek: hoofd, gevoel en erotiek. Met die laatste twee heeft het Duitstalige theater grote problemen.’ Hij heeft nu besloten om in die regio voorlopig geen toneel meer te maken en zich te concentreren op zijn eigen New Riga Theatre (en in Europa op het maken van opera).
Mede daarom is het spijtig dat er in de Amsterdamse schouwburg zo weinig actueel werk uit Riga te zien was. Terwijl kosten noch moeite waren gespaard om een peperdure productie uit Berlijn naar hier te halen. Waarom eigenlijk? Zo uitzonderlijk goed was die Sommergäste echt niet. En Wassa uit München ‘móest’ natuurlijk vanwege de mooi strak spelende Elsie de Brauw en Katja Herbers. Maar verder blijft die broodmagere en calvinistische Wassa toch vooral steken in de modderigheid van Russische soap in een poppenkast op cinemascope-formaat.
Enfin, volgend jaar zijn er weer Brandhaarden in de Amsterdamse schouwburg. Dan komt de Berlijnse Volksbühne am Rosa Luxemburgplatz. Een folder op postzegelformaat kondigt alvast aan: ‘Geëngageerd, rebels en spraakmakend!’ Als dat maar goed gaat.
Brandhaarden 2014, Volksbühne, 25 februari t/m 5 maart 2014