Zijn de Nederlandse joden, althans diegenen die de vernietigingskampen overleefden, na de oorlog slecht behandeld?
Even, ruim vijftig jaar na dato, dreigde rond deze beladen vraag een tamelijk onsmakelijke discussie te ontstaan (‘Kok peinst niet over excuses aan joden’). Kon de overheid, terugkijkend op de bureaucratische wijze waarop de gerepatrieerde joden in 1945 zijn opgevangen, volstaan met de formulering: ‘Het is te betreuren, het spijt ons’, zoals de premier veronderstelde?
Ruiterlijke excuses of een slappe spijtbetuiging? Even werd het land bevangen door dezelfde kilheid die de joden tegemoet sloeg toen zij in 1945, gemarteld en uitgemergeld, naar Nederland terugkeerden.
Er moet zich iemand in de omgeving van de premier hebben bevonden die hem erop heeft gewezen dat hij zich op gevaarlijk terrein bevond. Spijtbetuigingen of verontschuldigingen… Was de zuinige Wim Kok, premier van een der rijkste landen ter wereld, wellicht bang voor sluimerende schadeclaims? Een dag later werden de spijtbetuigingen godzijdank alsnog tot verontschuldigingen aangescherpt, zij het met wat slagen om de arm. Kok is nu eenmaal geen man van de confrontatie. Er zijn dus, rond 1945, geen ‘boze bijbedoelingen’ geweest en het is allemaal ‘te goeder trouw’ gebeurd, sprak Kok, bezwerend en apaiserend.
Het lijkt allemaal mild gesproken, tamelijk naïef. Er is inmiddels een hele bibliotheek aan boeken en rapporten beschikbaar waarin het gedrag van de Nederlandse overheid en haar ambtenaren jegens de joden in kaart is gebracht. Het was een Nederlandse minister-president die voor de oorlog gevluchte joden naar Duitsland terugstuurde. Het waren Nederlandse politieagenten die in de oorlog ad. ƒ7,50 de joden uit hun huizen haalden, waarna Nederlands treinpersoneel hen naar het concentratiekamp Westerbork transporteerde. En het was de Nederlandse minister van Financiën, de schrale Piet Lieftinck, die meer van een sluitende begroting dan van de joden hield en na de oorlog dat handjevol overlevenden naar schatting driehonderd tot vierhonderd miljoen gulden aan successierechten heeft afgepakt.
Goed, uiteindelijk zijn het tóch excuses geworden. Dat is mooi, zij het wat laat. Waarom moeten er nu, een halve eeuw na dato, trouwens zonodig excuses worden gemaakt, gegeven het feit dat beide partijen, de dieven en de bestolenen, inmiddels op het kerkhof liggen?
Laten wij het positief interpreteren. Misschien dat de kinderen van de overledenen en overlevenden, de zogenaamde tweede generatie, er enige troost uit zullen putten. En misschien krijgen zij een centje van de 250 miljoen gulden die de commissie-Van Kemenade als ‘moreel gebaar’ jegens de slachtoffers heeft gesuggereerd. Want inmiddels gaat de discussie over geld. 250 Miljoen is geen reële becijfering, zegt het rapport-Van Kemenade, en is ook niet als zodanig bedoeld. De werkelijke omvang van de roof is inmiddels niet meer te becijferen, een moreel gebaar van minder dan 250 miljoen zou als een belediging kunnen worden ervaren en een bedrag van méér dan 250 miljoen zou ‘het antisemitisme in de hand kunnen werken’.
Het laatste is in het Nieuw Israelietisch Weekblad ‘een weerzinwekkend argument’ genoemd. Dat kun je wel zeggen, ja. Eerst worden de overlevenden van overheidswege bestolen. Dan wordt een halve eeuw later een ‘moreel gebaar’ in hun richting gemaakt, in de vorm van een bedrag waarvan men (dit terzijde) in vredestijd tien kilometer rijksweg bestraat. Laten wij het te restitueren bedrag in hemelsnaam bescheiden houden! Anders gaan ze misschien weer lelijk tegen de joden doen! Zo worden vrede en veiligheid in de joodse gemeenschap gegarandeerd voor de rekening van de joden zelf, even grotesk als het feit dat hun na de oorlog de kosten van de kampen Vught en Westerbork in rekening zijn gebracht.
De joodse gemeenschap in Nederland vindt de 250 miljoen die straks wellicht van overheidswege wordt uitgekeerd aan de zéér bescheiden kant. Anders gezegd: een ‘moreel gebaar’ in de goedkopere tarieven.
Beide partijen gaan nu rond de tafel zitten. Wat zal het resultaat zijn? 350 Miljoen? 500 Miljoen?
Liever niet. Er wordt ons immers al tweeduizend jaar verteld dat de joodse schraapzucht geen grenzen kent en aan heropleving van deze grenzen bestaat geen behoefte.
Dus wat is wijsheid?
Wijsheid is als deze discussie geheel uit de economische sfeer wordt gehaald. Nee, het gaat niet om geld. Wijsheid is als de joodse gemeenschap in Nederland straks, met enige waardigheid annex plechtigheid, verklaart: ‘Overheid, wij waarderen uw verontschuldigingen. Het is een gebaar dat wij op prijs stellen. Wij zijn overtuigd van uw goede bedoelingen, maar wat ons, joden, is aangedaan, kan niet in geld worden uitgedrukt, hoe ijverig uw rijksboekhouders ongetwijfeld ook hun werk zullen doen. Dus, om met de dichter te spreken: stik in je centen en verdwijn!’
MARTIN VAN AMERONGEN