
Wat is dat toch met de VPRO? Keer op keer slagen ze erin om langlopende programma’s te bedenken waarin kinderen een persoonlijk verhaal vertellen voor een televisiecamera. Het begon met Achterwerk in de kast. Nou, dat lukte aardig: 1984 tot 1992. Kwamen ze in 2003 met de reizende talkshow Taarten van Abel, waarin banketbakker Siemon de Jong een kind een taart laat maken voor iemand die voor haar/hem belangrijk is (loopt nog steeds! – de eerste taartenmakers hebben waarschijnlijk al kinderen). En die bakkende kinderen maar praten. Kwamen ze vorig jaar aankakken met Hoofdzaken waarin, jawel, een kapper met kinderen praat. Zeker, er zijn verschillen, maar wat een ideeënarmoe. Toch? Nou nee: wat een simpele-formule-rijkdom. Achterwerk was zo briljant dat het format op allerlei manieren is geleend, op de televisie (Van Kooten en De Bie bijvoorbeeld) en erbuiten (van vriendenkring tot personeelsvereniging toen die nog, vóór zzp, bestonden). En dat er een Achterwerk uit de kast volgde, waar deelnemertjes van toen volwassen terugkeken en vertelden wat er van hen (en hun paling, kip of kat) was geworden. Plus dat het in coronatijd weer is opgepakt: Ruben Terlou vertelde op 28 april over zijn nieuwe puppy Kapitein en we, jong en oud, kunnen weer vrij inzenden. En die Abel won alle belangrijke tv-prijzen (van Cinekid tot Nipkow) dus er moet wel wat goeds aan zijn, om het mild uit te drukken.
Als zelfs je kleinkinderen al veel te groot zijn voor kindertelevisie, dan kijk je er zelf als recensent ook niet meer naar, op een prestigieuze serie als Zeven kleine criminelen na. Maar dan zet je afgelopen zondagmiddag de televisie aan om uitgesteld het Journaal te zien, blijkt NPO 3 op te staan, waar een kind je frontaal aankijkt en tegen een kapper, en daarmee automatisch tegen jou als kijker, praat. Een kwartier later heb je wat brokken in de keel gehad en je rot gelachen: Hoofdzaken. Tweeduidige titel: kapper Marko en zijn klanten babbelen, zoals dat bij kappers gaat. Natuurlijk komen er bijzaken voorbij, maar kind en Marko zijn uit op hoofdzaken. Dat varieert van dood konijn tot automutilatie. In Taarten (ook garantie voor schaterlach en brok in de keel) is Siemon een echte interviewer. En staat één kind 25 minuten centraal. In een kwartier Hoofdzaken komen drie of vier kinderen voorbij, door elkaar gemonteerd, en is Marko letterlijk en figuurlijk meer op de achtergrond, maar zijn korte vragen en opmerkingen zijn van groot belang als katalysator. Die man is veel beter en belangrijker dan je in eerste instantie denkt, ook al omdat de kinderen zich bij hem op hun gemak voelen en omdat hij verdomde goed luistert. Hij weet al een en ander over het kind, maar zijn piepkleine beetje sturing doet niets af aan de verbluffende spontaniteit van elk gesprek.
Het kind lijkt ons direct aan te kijken, maar ziet in werkelijkheid zichzelf in de kappersspiegel. Zelf heb ik dat al vroeg een onbarmhartige situatie gevonden (ooit kreeg ik een rood hoofd toen ik het bloempotmodel van mijn jeugd begon te doorbreken en de kapper ‘nou, nou’ zei over mijn schandalige haarlengte voor die dagen – dat rode hoofd ging niet meer over omdat ik me schaamde voor mijn zichtbare schaamte), maar het klimmen der jaren doet daar een schep bovenop: alleen daar zie ik hoe oud ik werkelijk ben. Deze kinderen hebben niks om mee te zitten, lijkt het, en voor een deel van hen, tevreden met zichzelf door een opvoeding met veel loftuitingen en bevestigingen (in mijn jeugd ondenkbaar), geldt dat ook echt (dat die lof ook hopeloos zelfingenomen types oplevert weegt in mijn ogen opgeteld niet op bij de winst die uitgesproken liefde en erkenning bij veel andere kinderen opleveren) – maar toch zie je ook wel onzekerheid. En die zie je zo goed doordat de camera zo minutieus registreert. Alleen al koppies en mimiek kijken is een plezier. De montage levert ook nog eens afwisseling en te beteugelen nieuwsgierigheid op, wat het spannender maakt.
Ik zag er sinds zondag vijf, hoewel het tweede seizoen die dag bleek te stoppen. Maar ze staan allemaal op de site, inclusief kerstspecials en marathons met afleveringen achter elkaar. Ik beperk me toch maar tot die ene aflevering die me overviel, want daar zit al zoveel in. Maak kennis met Lizz. Die heeft een haarband met oortjes op. Konijnenoren, vraagt Marko, kennelijk als resultaat van voorgesprek. Nee, kattenoortjes. Hou je zo van katten? Nee, maar wat wil je weten? Behoorlijk assertief die Lizz. Ze blijkt inderdaad dol op konijnen. Ze heeft er drie gehad. De eerste, Joris, werd acht jaar, terwijl vier of vijf normaal is. Toen kwam Joris II. Maar papa kwam op een dag thuis, zag het hok open staan en een bloedende Joris. Had de kat van de buren een stuk van zijn nek afgebeten. Papa naar de dierenarts, die hem moest laten inslapen. Maar Lizz is nog steeds boos op de buurjongen die niet goed voor zijn kat heeft gezorgd, waardoor die konijn eet. Tja, dat is inderdaad het eerste waar een beetje kattenliefhebber normaal voor zorgt: dat die niet het buurkonijn te grazen neemt. Marko vraagt niet (of dat is er wijselijk uitgesneden) of buurjongen zijn kat ook nog heeft geleerd het deurtje van het hok open te maken. Maar luister en huiver: die jongen zit tegenwoordig bij Lizz in de klas – ‘heel irritant’. En verder zingt Lizz uit haar lievelingsfilm The Sound of Music. En blijken alle drie haar konijnen gecremeerd en uitgestrooid op hetzelfde grasveld, want ze hielden van eten en van groen. Wat ik een aandoenlijk gebaar vind, voortkomend uit de hoop op leven hierna. Religie zit ingebakken. Blijf ik wel zitten met de moordenaarsoortjes van Lizz. Hoe komt ze erop?
Maak kennis met Wester. Die blijkt eindeloos veel meer van vogels te weten dan Marko. Marko weet ook niet waar Extremadura ligt, waar superveel roofvogels zijn. Wester heeft al eens een vale gier gezien in Frankrijk en nu gaat hij naar een plek waar hij misschien een monniksgier kan spotten, die zijn vader zelfs nog nooit heeft gezien. Hier vermoeden we een overgeërfde passie. Want Wester hoopt ook op de slangenarend, de zwarte arend, de aasgier. Trouwens, hij heeft wel een hop gezien. Marko zwijgt. Dus adviseert Wester hem misschien eens de hop op zijn telefoon op te zoeken: heel mooie vogel. Wist Marko trouwens dat er 250 soorten roofdier op aarde zijn? Heb je ze geteld? Nee, opgezocht op internet. Heeft Marko wel eens een zeearend gezien? Nee. Wester wel. Wat voor geluid maakt die? En Wester laat een ongelofelijk geluid horen, gevolgd door diep gebrul: mannetjeshert ‘om te paren met vrouwtjes in de herfst’. Zoals hij heel veel dierengeluiden kan nadoen. Zou Wester zelf een vogel willen zijn? Nee, hij is liever Wester. Maar hij is de beroerdste niet: hooguit een dagje, al loop je zelfs dan al de kans dat een jager je uit de lucht schiet. En dan het liefst een condor. Op veel scholen lopen Westertjes rond. Fascinerend. Meestal jongens, met encyclopedische kennis over een klein terrein.
Marley dan. Ze wil het haar kort, iets langer dan een millimeter. Ze had het lang, maar heeft het gedoneerd. Vindt ze het fijn mensen blij te maken? Ja, maar ze weet soms niet hoe ze dat moet doen. Zinnetje waarin al een wereld schuilt. Vindt ze het fijn om te praten? Soms. Maar nog niet zo lang geleden heeft ze helemaal niet gepraat. Depressief. Ze heeft een pestverleden. Dat zat heel diep en kwam er opeens uit. Moest ze naar een psycholoog. ‘Omdat ik echt suïcidale gedachten had. Zelfmoord plegen.‘ Marko: 'Dat je gewoon niet meer wakker wil worden?’ Marley: ‘Ja, niet omdat je dood wil maar omdat je het zat bent. Dat gevoel moet weg.’ Marko haalt een haartje van haar wang. ‘Ik hou ook niet zo van aanraken. Door mijn autisme. Met mijn moeder knuffelen, dat is echt het verschrikkelijkste van de wereld voor mij.’ Dan blijkt dat moeder bedongen heeft dat ze Marley één keer in de week een verplichte knuffel mag geven. Dat is dan niet zo erg. ‘Zou je wel een vriendje willen?’ ‘Ik ben lesbisch.’ Nou ja, helemaal zeker weet ze het nog niet, maar haar voorkeur gaat uit naar een meisje. ‘Die wil je dan toch knuffelen straks?’ Marley kijkt verbijsterd: ‘Neeee.’ ‘Dan zou je een meisje moeten vinden dat niet van knuffelen houdt.’ Marley: ‘Of eentje die dat niet erg vindt. Die begrijpt: jij bent autistisch, oké, ik begrijp het.’ U begrijpt dat ook automutilatie in dit gesprek verschijnt.
Even terzijde: er zijn zelfs honende cabaretteksten gemaakt over kinderprogramma’s, -toneel, -boeken waarin allemaal ellende wordt behandeld. Oftewel: waar is dat in godsnaam voor nodig? Nou, bijvoorbeeld omdat kinderen wel mensen lijken en sores ondergaan en doen ondergaan en daarmee zitten en het daarover willen hebben. Omdat Marley mij als ‘wijze’ volwassene in een paar minuten duidelijker maakt wat het betekent autistisch te zijn dan ik begreep uit veel goedbedoelde informatie die daarover op mijn pad kwam. Ik zie dit kind voorbij de casus. En als ik dat zie, dan zien ook (niet alle, maar wel veel) kinderkijkers dat. En het is toch een mirakel dat Marley deze stap neemt en zo open en helder over zichzelf vertelt? Mede dankzij Marko, met zijn nooit oordelende prima tussenvraagjes. En mede dankzij de fijnzinnige regie van Menno Otten. Pesters houd je altijd, maar er zijn ook kinderen die meer begrip krijgen. En dan legt Marley ons ook nog eens helder uit wat het verschil is tussen blij en gelukkig zijn.
Rest Symen. Die een zorgeloze gelukkige kleuter was maar het daarna op school niet meer begreep. Hij bleek later dyscalculie te hebben en zelfs plus en min niet te begrijpen. Maar niemand had daar aandacht voor. Tot er een nieuwe basisschool werd opgericht, De Verwondering, waar ze wel goed naar elk kind kijken. En zie hem nu eens stralen en bloeien. Wat voor cijfer geef je je leven? ‘Nou, zeker wel een tien.‘ En toen? ‘Een drie.’ Symen kan er ook nog eens prachtig over vertellen en je zou hem het liefst in een doosje willen doen. Sorry dat ik niet vorig jaar al ben gaan kijken. Zie alle afleveringen op internet.
Menno Otten (regie), Marko Suds (kapper en gesprekken), Hoofdzaken, VPRO. Alle gesprekken
Zie link voor toelichting op het programma met mooie foto’s