Moeras­andijvie op Marker Wadden © Jan Everhard / HH

Mijn dochter (10) en ik rijden naar Lelystad op een van de eerste, glasheldere coronadagen. Waar langs de snelweg bij Amsterdam een bruinwit bord ‘Amsterdam Werelderfgoed’ aankondigt, lezen we hier in de Flevopolder op eenzelfde type bord: ‘Nieuw Land’. Met enthousiasme begin ik uit te leggen hoe de Flevopolder werd gemaakt, althans wat ik me daar nog van herinner. Nu de scholen gesloten zijn is het immers de bedoeling dat dit uitje voor mijn dochter ook een educatieve waarde heeft. Ik vertel een onsamenhangend verhaal over gemalen, dijken en de Nederlandse poldercultuur. Ze luistert braaf.

Maar dit bord blijkt helemaal niet te verwijzen naar de Flevopolder. Het gaat om de naam van een nieuw nationaal park dat in 2018 is opgericht en bestaat uit de Oostvaardersplassen, de Lepelaarsplassen, het Markermeer en Marker Wadden. Deze eilanden zijn nog véél nieuwer dan de polder. Sterker nog: een paar jaar geleden bestond Marker Wadden nog slechts op de tekentafel.

De straten van Lelystad, met namen als Visarenddreef en Buizerdweg, liggen er uitgestorven bij. Bij de doodstille haven, met aangrenzend het lege winkelcentrum Bataviastad, zien we lelijke cruiseschepen die hier aangemeerd liggen voor de winter. Eigenlijk hadden ze al lang terug gemoeten naar Amsterdam, maar dat is nu door de coronacrisis tot onbepaalde tijd uitgesteld. Het havenkantoor is onbemand. De lucht is zó blauw dat het bijna pijn doet aan onze ogen en de wind snijdt door onze winterjassen heen.

We wachten op Roel Posthoorn, projectleider bij Natuurmonumenten en geestelijk vader van Marker Wadden, de naam van een nieuwe groep eilanden in het Markermeer die hij ons vandaag gaat laten zien. Als hij aankomt wijst hij ons kalm en gedecideerd de weg naar de boot. De slanke, lange Posthoorn heeft met zijn outdoorkleding en vastberaden blik de uitstraling van een groot natuurliefhebber met een duidelijke visie. Hij blijft op méér dan anderhalve meter afstand, baant zich een weg voor ons uit. Het is aan hem te zien dat de onzekerheid over de komende periode er inhakt. Vanaf 1 april waren de eerste veerdiensten met toeristen ingepland. Die zijn nu voor onbepaalde tijd geannuleerd. Maar ook stond in deze periode een enorme bouwexplosie op het program van Marker Wadden. Daarvan kan nu slechts een deel doorgang vinden.

We stappen in de bescheiden boot, wassen onze handen en maken kennis met de andere opvarenden: twee schippers en twee ‘eilandwachten’, vrijwilligers van Natuurmonumenten die elkaar elke week in koppels afwisselen en een oogje in het zeil houden op de verder onbewoonde eilanden. Voor de baan van eilandwacht bestaat een lange wachtlijst; de vrijwilligers zijn dan ook verheugd dat ze aan de beurt zijn.

De motor veroorzaakt diepe deining aan de achterkant van de boot en maakt een driehoekig patroon in het water. Mijn dochter vindt dat het lijkt op de staart van een walvis. Maar behalve de walvisstaart is het water stil en erg troebel. Posthoorn legt uit dat die troebelheid te maken heeft met het slib. ‘Dat dekt alles af. De bodem is een soort platte pannenkoek geworden waar weinig leven mogelijk is. Vroeger leefden er bijvoorbeeld veel mosselen op de bodem, maar die worden nu verstikt door de grote hoeveelheid slib. Door dat slib kan bovendien nauwelijks licht doordringen in het water zelf wat weer tot gevolg heeft dat er maar weinig soorten vissen kunnen leven. Dat was voor Rijkswaterstaat een belangrijke reden om aan dit project mee te doen. We hebben hier een serieus waterkwaliteitsprobleem.’

Dat probleem is het gevolg van menselijk ingrijpen uit het verleden. Posthoorn: ‘In de Zuiderzeetijd was het water ook wel troebel, maar toen werden er onder invloed van het getij modderbanken gevormd en opgehoogd. Daardoor krijg je vanzelf een soort diversiteit. Maar dat is nu niet meer mogelijk doordat het meer is afgesloten.’

Rechts van ons ligt een lange stenen dijk; de Houtribdijk die Enkhuizen verbindt met Lelystad. In 1976 werd deze dijk, tevens waterkering, voltooid en werd het IJsselmeer definitief gescheiden van het achterliggende water, het huidige Markermeer. Het plan was dat dit water zou worden ingepolderd tot de Markerwaard. Maar die is er nooit gekomen en het Markermeer werd een arme bak met water, een ecologische catastrofe van menselijke makelij. Op het moment dat we langsvaren staan de sluizen open. Water van het Markermeer wordt nu uitgelaten naar het IJsselmeer. ‘Die barrière van de Houtribdijk zorgt ervoor dat het allemaal een beetje een gekunsteld systeem is’, aldus Posthoorn.

Sneeuwgors © Sijmen Hendriks / HH

In 2011 kwam Posthoorn met zijn eerste plannen voor dit gebied. De eerste funding kwam van de Postcodeloterij. Later sloten provinciale en rijksoverheden zich aan en inmiddels is hier nog een flink aantal andere organisaties als donor bij gekomen. ‘We wisten dat het water in het Markermeer stil lijkt te staan, maar we zagen ook dat als het hard waait het water in een soort rondgaande stroming schuift.’ Posthoorn wijst naar een lange, smalle zandstrook die inmiddels in zicht is gekomen. ‘Dát is waar we de eilanden hebben aangelegd. Daardoor is er een hele luwe plek ontstaan en dat leidt ertoe dat het slib, maar ook klei, tijdens die rondgaande beweging vanzelf op die plaats wordt afgezet. We maken dus gebruik van het natuurlijke proces van de wind die de klei en het slib naar één kant brengt.’

Maar eerst moest de basis voor de eilanden worden gelegd. Bouwbedrijf Boskalis heeft daartoe een aantal diepe kuilen gegraven in de bodem van het Markermeer. Daaruit is zand, klei en slib gewonnen om de eilanden mee te vormen. De gegraven kuilen zijn wel dertig meter diep. Een van de vrijwilligers vertelt dat pleziervaarders soms schrokken als hun dieptemeters plotseling dertig meter aangaven in plaats van de gebruikelijke vier meter van het Markermeer. In het water markeren gele boeien officieel het ‘bouwgebied’ waar boten niet mogen varen. De zandige randen van de eilanden omringen de daarbinnen gelegen compartimenten die opgevuld zijn met klei en slib. Door de golfbeweging wordt in de toekomst ook meer slib afgezet aan de achterkant van de eilanden.

‘Bij het aanleggen van de eilanden gebruikten we het natuurlijke proces van de wind die klei en slib meeneemt’

De aanleg van de eilanden draagt op die manier bij aan verbetering van de waterkwaliteit, maar ook zagen Posthoorn en zijn groep een onverwacht effect. ‘Er ontstond meer leven in het water. Zo zagen we bijvoorbeeld grote hoeveelheden watervlooien en andere kleine waterbeestjes terugkeren. In de zomer ontstaat in ondiepere gedeeltes een grote watervlooiensoep. Die beestjes eten de algen op en aan die algen is telkens ook weer een deel van het slib vastgeplakt. Dat zorgt dan ook weer voor vermindering van het slib en minder troebel water.’ In dat minder troebele water kunnen bepaalde soorten vissen terugkeren rondom de eilanden. Er is een aparte groep wetenschappers die momenteel onderzoekt of dit nu inderdaad aan het gebeuren is.

Dan is er land in zicht. Vanaf de boot zien we vooral veel zand. Als we aan wal gaan op het Haveneiland vertrekken de twee eilandwachten richting het huisje waar zij de komende week zullen overnachten. Er zijn vier van dit soort huisjes en Landal GreenParks zal ze voor Natuurmonumenten gaan verhuren aan toeristen. Die opbrengsten dekken een deel van de kosten voor het beheer van de eilanden. Bezoekers maken namelijk volgens Posthoorn nadrukkelijk ook deel uit van dit project. Toeristen kunnen hier genieten van de rust, de natuur, en de 125 soorten vogels die inmiddels al in dit gebied zijn geteld.

Helaas zien we vandaag, op een paar ganzen na, niet veel vogels; het is nog iets te vroeg in het seizoen. ‘Het is nu nog erg koud en op het eiland is het altijd kouder dan op het vasteland’, zegt Posthoorn. Maar als het broedseizoen zo meteen begint, worden de eilanden bevolkt door talloze soorten eenden, aalscholvers, plevieren en andere vogels. Een waar vogelparadijs waar nog steeds nieuwe soorten vogels worden ontdekt. Het risico dat toeristen de vogels storen is minimaal, omdat het grootste deel van de eilanden niet toegankelijk is voor mensen. ‘Alleen bij aankomst van de boot zal er korte tijd een groep mensen bij elkaar zijn, maar die verspreiden zich vervolgens snel over de wandelpaden waar ze gebruik kunnen maken van verschillende vogelkijkhutten.’

Posthoorn laat ons de spiksplinternieuwe gebouwen zien op het maagdelijke eiland. ‘Dit bebouwde gebied noemen wij de nederzetting. Je moet bedenken dat de nederzetting maar een klein deel is van een van de vijf eilanden. Zo blijft het “mensendeel” van Marker Wadden beperkt, de rest is allemaal voor de natuur.’ De nederzetting bestaat uit een haven, een strand en een aantal gebouwen. Een paar bouwvakkers werken vandaag aan de funderingen voor een soort eilandpaviljoen, maar het gebouw zelf moet nog komen. Het is al af en de bedoeling is dat het zo meteen in zijn geheel met een hijskraan op die fundamenten wordt gezet. Een handvol andere gebouwen staat al: het onderzoeksgebouw, inclusief slaapruimtes, een receptiegebouw, een gebouw voor de havenmeester, ‘in het toeristenseizoen echt nodig’, en de Landal-huisjes. Alle gebouwen zijn modern, licht en ruiken naar nieuwe materialen.

Op één gebouw is Posthoorn extra trots. Het is de ‘workroom’ die ervoor zorgt dat Marker Wadden duurzaam en off-grid kan functioneren. Hier staan vier accu’s die extra opgewekte energie van de zonnepanelen op de daken opvangen. Daarnaast komt er binnenkort nog een soort uitklapbare windmolen voor extra energie. Die klapt alleen uit als er een tekort is aan energie. In de zomer is daarmee de energievoorziening wel rond, maar voor de winter is daarnaast toch ook de geplaatste pelletketel nodig. ‘We willen de houtkachel zo min mogelijk gebruiken, maar het is moeilijker dan gedacht. Duurzaam en efficiënt kan in principe wel, dat laten we hier zien. Maar voor ultieme efficiëntie moet je uiteindelijk opschalen. Ons huidige energiesysteem is nu eenmaal erg efficiënt en dat verlies je toch een beetje als je alles zelf doet. De extra zonne-energie kunnen we alleen in accu’s opslaan, meer niet. Als die vol zijn, houdt het op. In theorie kunnen we er waterstof van maken, maar dat is nu nog te duur.’

Ten slotte speelt ook menselijk gedrag een rol bij de duurzame energievoorziening. In elk gebouw hangt daarom een stoplicht. Als het op groen staat kun je zoveel energie gebruiken als je wil. Bij oranje licht moet je zuiniger omgaan met de beschikbare energie. En bij rood licht sluiten automatisch alle stopcontacten af. Alles is dan afgesloten behalve de drinkwatervoorziening.

In de workroom staat een grote, blauwe machine die de laatste zuivering van het drinkwater op het eiland verzorgt. Dat water komt uit een eigen bron in de duinen bij het strand. Diep in de grond is het water eigenlijk te zout, maar nu wordt het via de duinen al grotendeels gezuiverd. ‘Wederom een natuurlijk proces’, aldus Posthoorn.

Na de workroom lopen we langs twee huisjes waar in de toekomst kunstenaars ‘in residence’ kunnen verblijven. Het eerste huisje is een knus chalet met uitzicht op het water; het tweede huisje bestaat vooral uit een ruim en licht atelier. Posthoorn vindt het belangrijk dat ook kunstenaars op het eiland komen werken. Samenwerking en elkaar stimuleren is volgens hem de kern van dit project. ‘Iedereen wil een verhaal vertellen over een positieve toekomst. De bouwers, de wetenschappers, maar ook de kunstenaars. Iedereen stimuleert elkaar. Zingeving, daar heeft tegenwoordig iedereen het toch over?’ Hoe meer Posthoorn praat over het idee achter Marker Wadden, hoe vrolijker hij lijkt te worden. ‘Dit geeft iedereen energie’, beaamt hij.

Het strand van Marker Wadden © Sanne Bloemink

Het moet inspirerend zijn voor een kunstenaar om in dit huisje te mogen werken, maar toch is de hoofdmoot van de menselijke bedrijvigheid voorbehouden aan wetenschappers die hier de unieke gelegenheid krijgen om te werken in een ‘living lab’. Zo loopt er onderzoek naar hoe de bodem zich ontwikkelt en hoe de kustlijn afkalft of juist aangroeit. We lopen langs het bezoekersstrand, waar vandaag niemand is. Aan het strand is duidelijk te zien dat op bepaalde plekken veel zand is opgehoopt. Dat heeft te maken met het stormachtige weer van de afgelopen weken. Op andere plekken is de kustlijn juist weer afgekalfd. ‘Waarom daar wel en hier juist niet? Dat zijn vragen die we ons bijvoorbeeld stellen en hier verder onderzoeken. We hebben hier echt een proeftuin voor kustvorming’, aldus Posthoorn.

Het strand ligt bezaaid met schelpen, net als op een echt strand. Maar schijn bedriegt. Dit zijn geen schelpen die recent uit de zee zijn gekomen; dit zijn fossiele schelpen uit een ver geologisch verleden. Bij het uitgraven van de diepe kuilen in het Markermeer kwamen ze uit de aardlagen onder het water mee naar boven. Mijn dochter mag bij wijze van hoge uitzondering een fossiele schelp mee naar huis nemen. Later kijken we in het kantoor naar een uitstalling van andere paleontologische vondsten. Er ligt een stuk mammoetbeen bij, maar het pronkstuk is toch wel een grote hoorn van een wisent. Paleontologen komen de fossielen binnenkort ophalen.

Met 125 getelde soorten is Marker Wadden een waar vogelparadijs. En er worden nog steeds nieuwe soorten vogels ontdekt

Vanaf het strand komen we aan bij een moerasgebied. ‘Levensgevaarlijk: drijfzand’, staat op de borden langs het pad. Hier zien we de verschillende stadia van landvorming in de praktijk. Zandige randen omringen de slibcompartimenten en die ontwikkelen zich vervolgens tot rietmoerasvelden. Vruchtbare bodem, waar nieuw leven ontstaat. Er ontwikkelen zich razendsnel planten en insecten, voer voor vissen en vogels. Hoewel sommige plantensoorten, zoals grassen en riet, in het begin zijn gezaaid, zijn er ook nieuwe plantensoorten ontstaan in dit moerasgebied. Het opvallendst is de welig tierende moerasandijvie. Moerasandijvie is een zogenaamde ‘pioniersplant’, die nieuw land koloniseert en een rol speelt bij het droogvallen daarvan. De plantjes lijken op echte andijvie, maar binnenkort zullen ze allemaal gele bloemetjes krijgen, weet Posthoorn. ‘Dan wordt het hier één grote, gele zee.’

We mogen wat van de moerasandijvie plukken en proeven. Het smaakt bitter, een beetje als rucola. ‘De moerasandijvie gedijt goed op een natte, zuurstofarme bodem’, legt Posthoorn uit. Maar zodra die bodem zich verder ontwikkelt, zullen andere planten de moerasandijvie wegconcurreren. Zo ontstaan er reeksen van elkaar opvolgende plantensoorten en die bepalen weer welke insecten, vogels en andere dieren zich hier vestigen. De biodiversiteit die hier in korte tijd is ontstaan heeft iedereen versteld doen staan. Een jaar geleden zijn zelfs de eerste zoogdieren gespot op Marker Wadden: vier soorten vleermuizen. Een consortium van de Rijksuniversiteit Groningen, Radboud Universiteit Nijmegen en het Nederlands Instituut voor Ecologie volgt al deze ecologische ontwikkelingen op de voet.

Vlonderpad op het hoofdeiland Haveneiland © John Gundlach / de Beeldunie

‘Marker Wadden vormt een mooi voorbeeld van hoe je op grote schaal dit soort natuurlijke oplossingen uiteindelijk voor het hele IJsselmeer zou kunnen toepassen’, vertelt Tim van Hattum, programmaleider klimaat aan Wageningen Universiteit & Research en initiatiefnemer van toekomstkaart van Nederland in 2120, de volgende dag tijdens een videogesprek. ‘We wilden laten zien hoe Nederland eruit zou kunnen zien als je nature based solutions op grote schaal zou toepassen.’ In deze toekomstvisie, een ‘vrije denkoefening’, behouden we de Afsluitdijk en blijft het IJsselmeer een belangrijke functie houden als zoetwatervoorziening. ‘We zullen namelijk te maken krijgen met droogtes en moeten daarom die zoetwatervoorziening goed in stand houden’, vertelt Van Hattum.

We zullen tegelijkertijd te maken krijgen met een grotere waterafvoer. Op dit moment stroomt er zo’n zestienduizend kuub per seconde door onze rivieren. De algemene aanname is dat ons rivierengebied zich moet voorbereiden op achttienduizend kuub per seconde, tweeduizend kuub extra dus. Van Hattum: ‘Wij denken dat afvoer via de IJssel daarvoor de meest optimale oplossing is. Je moet dan het rivierbed van de IJssel verbreden en de afvoer over de IJssel heeft natuurlijk ook consequenties voor het IJsselmeer, want daar moet je het water vervolgens parkeren.’

In het IJsselmeer kun je het water dan vasthouden voor tijden van droogte, en overtollig water kun je uiteindelijk weer lozen naar de zee. Een belangrijk onderdeel van de toekomstvisie voor het IJsselmeer in 2120 is daarnaast de aanleg van meer eilanden. Van Hattum: ‘Die eilanden hebben dezelfde functie als Marker Wadden, maar dan op een veel grotere schaal. De Houtribdijk zou je moeten opknippen, zodat een vrije doorstroommogelijkheid tussen IJsselmeer en Markermeer ontstaat. Je prikt dan dus de dijk op sommige plekken door en rondom die plekken ontstaat dan eigenlijk vanzelf het begin van nieuwe eilanden. Je zou vervolgens twee waterpeilen kunnen hanteren. Tussen eilandjes in hanteer je een flexibel peil dat fluctueert aan de hand van de hoeveelheid neerslag; dat geeft de biodiversiteit namelijk een boost. Terwijl je aan de randen van het IJsselmeer, waar de rol van recreatie en scheepvaart belangrijk is, een vast waterpeil aanhoudt.’

De nadruk ligt telkens op het gebruikmaken van natuurlijke processen, de zogenaamde nature based solutions, terwijl het tegelijkertijd wel degelijk mensen zijn die deze natuurlijke processen in gang moeten zetten. Boskalis graaft prehistorisch zand op om daar eilanden mee te maken, Tim van Hattum stelt voor om een dijk door te prikken en oeverranden te verbreden. Allemaal in eerste instantie mensenwerk. Het lijkt paradoxaal, maar misschien is het wel een onvermijdelijk onderdeel van de toekomst in een duurzaam Nederland. Natuur en cultuur zijn nu eenmaal niet meer te scheiden. De mens grijpt overal in, en als dit dan toch gebeurt, laten we het dan goed doen, is de gedachte.

Het handelen van mensen op Marker Wadden heeft wetenschappers van verschillende disciplines bij elkaar gebracht. Het probeert kunstenaars, bouwers en natuurbeschermers te verbinden en te inspireren. Het probeert een voorbeeld te zijn voor off-grid en duurzaam leven. En dit alles terwijl er met onverwachte snelheid een grote rijkdom aan nieuw leven ontstaat. Een gefundeerd, opschaalbaar en vooral hoopvol vergezicht voor Nederland.

We staan met zijn drieën op de hoge uitkijktoren van het Haveneiland en kijken uit over de nieuwe eilanden. Had Roel Posthoorn vijf jaar geleden gedacht dat hij hier zou staan? Toen was de financiering voor het eerste eiland wel al rond, maar hij geeft toe dat het bijzonder is. ‘Vijf jaar geleden was hier overal om ons heen vier meter diep water.’ Nu worden we omringd door land in verschillende kleurschakeringen.

Posthoorn houdt van eilanden en heeft daar dan ook altijd op gewerkt. Zo werkte hij vroeger op het eiland Tiengemeten in het Haringvliet, een natuurgebied van Natuurmonumenten in de buurt van Rotterdam. ‘We hadden toen zelfs een vereniging van kleine eilanden. Die eilanden waren allemaal anders, maar sommige problemen bleken we allemaal tegen te komen. We hielpen en inspireerden elkaar.’ Posthoorn denkt dat het bijzondere van een eiland is dat je ‘altijd ook iets achterlaat, dat je op jezelf bent aangewezen, vindingrijk moet zijn, telkens nieuwe oplossingen moet vinden. Dat geeft een bijzondere energie die je alleen kunt voelen als je hier zelf bent.’

Vanaf de uitkijktoren lopen we weer terug naar de haven en ondanks de kou is er een bepaalde lichtheid over ons gekomen. Bij het strand zien we Lelystad en Almere liggen, en als Posthoorn het ons aanwijst, zien we in de verte zelfs Amsterdam liggen. ‘Zo kun je echt zien dat de aarde rond is’, zegt hij tegen mijn dochter. De uitkijktoren wordt langzaam kleiner als we wegvaren, een hoopvol toekomstperspectief achter ons latend, terug naar het heden.

Die middag begint mijn dochter aan een online spreekbeurt. Die gaat over fossiele schelpen, moerasandijvie en de toekomst van Nederland.