
De oorlog mag dan voortrazen op het Afghaanse platteland, Kabul verandert niet – ook al vielen dit jaar in de hoofdstad al meer dan 220 doden en 1050 gewonden door aanslagen. Net als altijd drijft het chaotische verkeer iedereen tot waanzin en hangt de smog dik boven het centrum. In het stadspark Shahr-e Naw spelen jongens cricket alsof hun leven ervan afhangt, lusteloos gadegeslagen door de opiumverslaafden die er dag en nacht rondhangen.
Boven op de heuveltop vanwaar je een weids uitzicht hebt over de Afghaanse hoofdstad, staat fruitverkoper Abdul Basir naar ons te zwaaien. Hij prijst zijn verse granaatappels aan. We vragen hem hoe hij denkt over de situatie in zijn land. Hij vertelt trots dat hij heeft gestemd tijdens de presidentsverkiezingen van eind september. De dagen voordien had hij nachten wakker gelegen uit angst over het toenemend aantal aanslagen in de stad. De Taliban hadden zich duidelijk uitgesproken: iedereen die zou stemmen, liep het risico slachtoffer te worden.
Abdul Basir leeft met zijn gezin van een paar euro’s per dag, zoals vele Afghanen. Zijn grootste angst is dat het beetje economische zekerheid dat hij nu heeft, hem wordt afgenomen. ‘Ik ben een arme man met een klein inkomen, maar ik weet één ding: ik kan nu in ieder geval mijn brood verdienen en mijn gezin onderhouden. Mochten de Taliban ooit terugkomen, dan wordt het er niet beter op. Ik geloof in een democratie. Er is al veertig jaar oorlog en we zijn het allemaal zo moe. Wat kunnen we anders dan hoop houden? Dat is een manier van overleven geworden voor ons Afghanen.’
De oorlog zal nog wel even voortduren. President Trump maakte begin september resoluut een einde aan vredesbesprekingen met de Taliban, nadat een aanslag in Kabul het leven kostte van een Amerikaanse soldaat. Dat was net nadat de Amerikaanse gezant Zalmay Khalilzad had verkondigd dat er eindelijk een principeakkoord op tafel lag, over een terugtrekking van de VS en andere Navo-landen in ruil voor de belofte dat de Taliban zullen voorkomen dat Afghaans grondgebied ooit weer gebruikt zal worden door internationale terroristen. De Taliban reageerden woedend op Trumps beslissing en verklaarden dat ‘de Amerikanen meer zouden lijden dan wie ook vanwege het staken van de gesprekken’.
Intussen kampt Afghanistan nog altijd met zware problemen. De corruptie tiert welig in alle lagen van de maatschappij. Hoewel de huidige president Ghani in 2014 beloofde werk te maken van de vele omkooppraktijken, is dat nauwelijks verbeterd. En al horen we van verschillende kanten in Kabul dat de economie er de laatste jaren op vooruit is gegaan, toch is de armoede in het land nog altijd erg groot. Ook de veiligheidssituatie is er niet op verbeterd. De Taliban staan er sterker voor dan ooit, sinds de komst van de Amerikanen in 2001. Ze hebben vijftig procent van het grondgebied onder controle, al zijn dat wel voornamelijk rurale gebieden.
De grote vraag blijft of de terugtrekking van de Navo-troepen zal plaatsvinden, en zo ja: wanneer. Trump gaf eerder te kennen dat hij voor het einde van 2020 een begin wil maken met het terughalen van de 14.000 Amerikaanse soldaten in Afghanistan. De Europese landen die nog troepen in het land hebben, waaronder Nederland, zullen dan volgen.
We bezoeken Tamim Asey, voormalig onderminister van Defensie in de Afghaanse regering en tegenwoordig actief als adviseur in economische en militaire aangelegenheden. Hij maakt zich geen grote zorgen over de terugtrekking, zolang die maar niet abrupt zal zijn, maar ‘gradueel, over een periode van vijf tot acht jaar’. We ontmoeten hem in zijn werkkamer thuis, een statig vertrek met klassieke leren stoelen, dikke tapijten en een uitgebreide boekenkast vol werken over de Afghaanse geschiedenis, getekend door talloze oorlogen. Van de strooptocht van Dzjengis Khan en de vergeefse pogingen in de negentiende eeuw van de Britten om Afghanistan in te nemen, tot de Sovjet-inval in 1979 die overliep in de strijd met de Taliban anno 2019.
‘Nu al zijn het uitsluitend de Afghaanse veiligheidstroepen die vechten, niet de Amerikanen of Europeanen’, legt Asey uit. ‘Sinds 2014 geven zij in het kader van de Resolute Support-missie enkel nog training, advies en assistentie. Daarnaast krijgen we ook luchtsteun van de Amerikanen. Volgens president Ashraf Ghani hebben onze veiligheidstroepen sinds 2014 45.000 mensen verloren. Dat is veel, maar het is ook een bewijs dat onze veiligheidseenheden vastbesloten zijn. Ze vechten tot de laatste man, als het moet.’
In de media doen verhalen de ronde over militairen die wegrennen als ze tegenover de Taliban staan, maar Tamim Asey is vaak genoeg ter plaatse geweest om te weten dat er heel wat gemotiveerde militairen rondlopen, verzekert hij ons. Tegelijk is het hoge aantal doden een bewijs dat de aanwezigheid van de Navo nog steeds gewenst is, meent hij: ‘De Afghaanse veiligheidstroepen hebben nog altijd training, financiële steun en luchtsteun nodig. Ze zijn er niet klaar voor om het alleen aan te kunnen. Alles bij elkaar kost die steun 4,5 miljard dollar per jaar. Een schijntje voor de Amerikanen en de Europeanen in vergelijking met wat ze ervoor terugkrijgen. Want als Europa straks niet oog in oog wil komen te staan met een nieuwe lichting terroristen, moet het blijven investeren in Afghanistan. Het is voor jullie eigen veiligheid, niet de onze. Ik pleit daarom voor een blijvende aanwezigheid van de Navo op kleine schaal. Anders zal Afghanistan opnieuw afglijden tot veilige haven voor terroristen en criminelen vanuit alle hoeken van de wereld.’
Met de nieuwe lichting terroristen die op Europa afkomt, doelt Asey op de strijders van Islamitische Staat. De Afghaanse Taliban, die hen als vijanden zien, zijn alleen uit op macht in eigen land, en plegen geen aanslagen buiten Afghanistan. De ongeveer tweeduizend IS-strijders die actief zijn in Afghanistan zijn volgens Asey voor de Afghaanse veiligheidstroepen niet meer dan een overkomelijk tactisch probleem. ‘Maar voor Europa gaat het om een strategische kwestie’, benadrukt hij. Want IS blijft sterk in het rekruteren van mensen uit het Westen, op allerlei slinkse manieren. We kennen ook de volle omvang van hun operaties niet. Een reden te meer om ze nauwkeurig in de gaten te houden.’
Volgens Asey is de kans klein dat de Taliban binnen afzienbare tijd deel zullen gaan uitmaken van de regering. Als er een Taliban-leider is die de wapens wil neerleggen en zich verkiesbaar wil stellen, zoals de voormalige krijgsheer en Taliban-bondgenoot Gulbuddin Hekmatyar, dan is hij welkom, zegt Asey. ‘Maar het probleem is dat de Taliban geen eenheid vormen. Met dé Taliban in de regering zitten, is niet realistisch omdat er te veel verschillende facties bestaan die zich bezighouden met allerlei vormen van criminaliteit.’
Die verdeeldheid onder de Taliban is misschien wel hun grootste zwakte. In een gedecentraliseerd en tribaal land als Afghanistan slaagt de beweging er nog altijd niet in om als één groep achter een besluit te staan. De Taliban-leiding liet eind augustus via een woordvoerder weten dat het ‘zeer noodzakelijk is’ om een eind te maken aan de oorlog, maar intussen komt de organisatie als geheel geen stap dichter bij een vredesproces.

De meeste Afghanen die we in Kabul spreken hebben er geen problemen mee als de Taliban in de huidige regering willen stappen. De bevolking snakt naar vrede en dus naar een oplossing. Zolang de Taliban niet aan komen zetten met de barse regels, wetten en normen die ze eerder hanteerden, tijdens hun regime van 1994 tot 2001, zien velen het als de enige manier om ooit rust te krijgen in het land. Maar dan zullen de Taliban de huidige verworvenheden moeten respecteren. De Taliban hebben via hun woordvoerders laten weten dat vrouwen wat hen betreft kunnen blijven studeren en werken. Maar die belofte wordt door velen gewantrouwd.
‘Er is te veel gebeurd in het verleden, dat kunnen we niet zomaar vergeten’, vertelt journaliste Farahnaz Frotan ons op haar kantoor in Kabul. Achter haar bureau hangt een enorm portret van de beroemde Mexicaanse kunstenares en vrijgevochten vrouw bij uitstek Frida Kahlo. ‘Velen van ons hebben familieleden verloren toen de Taliban aan de macht waren. Ook de vernederingen ten opzichte van vrouwen staan nog vers in ons geheugen gegrift. Moeten we diezelfde mannen nu zomaar op hun woord geloven dat ze het dit keer wel goed met ons menen?’
Samen met collega-onderzoeker Ferdous Samim lanceerde de journaliste in de lente van dit jaar de sociale-mediacampagne #MyRedLine. Bedoeling van het project, dat gesteund wordt door de VN, is dat Afghaanse vrouwen zich uitspreken over waar ze hun persoonlijke grens trekken, mochten de Taliban in de toekomst inspraak krijgen in de regering. Frotan en haar collega interviewden meer dan vijftig vrouwen van verschillende achtergronden in Kabul, later trokken ze vier provincies in om andere Afghaanse vrouwen te ondervragen. ‘Uit onze campagne blijkt dat de rode lijn voor veel vrouwen bij het recht op onderwijs en werk ligt. Dat willen ze koste wat kost behouden.’
We gaan op de thee bij parlementslid en beroemd vrouwenrechtenactiviste Shinkai Karokhail. Zij maakt zich zorgen over de toenemende macht van de Taliban in het land. ‘We zijn nog altijd een arm en achtergesteld land, maar het gaat vooruit – al gaat het traag. Daarom zullen we er alles aan doen om te voorkomen dat we opnieuw overgeleverd worden aan dezelfde bende idioten van voor 2001. De herinneringen aan de gruwel van het Taliban-regime zijn nog vers, we zijn ze niet vergeten, de pijn zit diep.’ Ze denkt dat de Afghanen regeringsdeelname van de Taliban niet accepteren. ‘Ze zullen de straat op gaan. Er zal een anti-Taliban-beweging ontstaan. Ze kunnen ons niet meer stoppen. Daar is het te laat voor.’
Na veertig jaar oorlog is de Afghaanse bevolking de oorlog stinkend moe, dat komt in ieder gesprek terug. En de hoop op betere tijden is nog springlevend. Omaid Sharifi, ook bekend als de ‘Banksy van Kabul’, vanwege zijn alomtegenwoordige politieke muurschilderingen in de stad, nodigt ons uit om met hem mee te schilderen op het Massoudplein in hartje Kabul. Sharifi is oprichter van het kunstenaarscollectief ArtLords, een verwijzing met een knipoog naar warlords en drugslords, de krijgsheren en drugsbazen die nog altijd een significante rol spelen in het land. De 33-jarige Sharifi is in een paar jaar tijd een begrip geworden. De Taliban sturen hem om de haverklap doodsbedreigingen.
Volgens de kunstenaar is het Massoudplein momenteel de gevaarlijkste plek van Afghanistan, wegens de grote kans op aanslagen. De rotonde met in het midden het monument van de beroemde krijgsheer Sjah Massoud, die zijn leven gaf in de strijd tegen de Taliban-beweging, is al meermaals doelwit geweest van bomaanslagen. Het Navo-hoofdkwartier is er vlakbij gevestigd, net als het Hooggerechtshof en kantoren van de Afghaanse inlichtingendiensten. In september kostte een explosie op het plein het leven aan 22 mensen en vielen er 38 gewonden. De Taliban eisten de aanslag op.
Als we uit onze auto stappen op het drukke verkeersplein, zien we Sharifi al staan voor een van de vele opgetrokken betonnen muren die de gebouwen moeten beschermen tegen aanslagen. Hij is bezig een tekst in te kleuren, die bestaat uit karakters in het Dari, een van de twee officiële talen in Afghanistan. ‘Hier komt het woord “samen” te staan’, zegt hij. ‘De complete tekst wordt: “Eén natie, één identiteit. Afghanistan samen”.’ Daarnaast komt een kaart van Afghanistan, opgebouwd uit vierkantjes en afbeeldingen van gezichten van Afghaanse vrouwen, en mensen uit de verschillende etnische groepen van het land. ‘Om de veerkracht van de Afghaanse bevolking te belichten’, zegt Sharifi. Hij duwt de politieagent naast hem een kwast in de handen. Of de man een stukje mee wil schilderen? De agent knikt en gaat meteen aan de slag.
‘We willen de bevolking bij ons werk betrekken’, legt Sharifi uit. ‘De mensen vinden het geweldig als ze mee kunnen schilderen. Je neemt er de angst en het wantrouwen mee weg en het blijkt ook de ideale aanleiding voor een gesprek. Zo heb ik al heel wat interessante conversaties gevoerd. Over de aanvallen van de Taliban maar ook over de luchtaanvallen van de Amerikanen en de Afghaanse veiligheidstroepen. Over de politiek, de oorlog, verloren waarden, godsdienst en vrouwenrechten. We willen een zaadje planten bij de mensen, zodat ze over de dingen gaan nadenken en gaan analyseren.’
Behalve de politieagent krijgt ook de argwanend kijkende vuilnisman in zijn fluo oranje vest een kwast in de handen. Zijn donkere blik slaat meteen om, hij lacht zijn bruine tanden bloot en begint te schilderen. De agent is intussen klaar. Hij doet een stap naar achteren, bekijkt zijn werk taxerend en knikt dan goedkeurend. ‘Hij heeft zijn masterdiploma gehaald aan de universiteit hier’, zegt Sharifi, die een praatje met hem maakte. ‘De man is assistent-chef van de politie in deze wijk’, zegt hij grijnzend.
Ook de vuilnisman is nu klaar met zijn deel van de tekst en kijkt tevreden naar zijn werk. Eerder zag hij er zo boos uit dat het leek of hij onmiddellijk de Taliban zou bellen om onze en Sharifi’s aanwezigheid te verraden. Nu grijnst hij van oor tot oor, schudt iedereen de hand en schuifelt terug naar het bruine strookje gras waar hij aan het werk was. ‘Dat effect heeft het bijna altijd op de mensen’, zegt Sharifi. ‘Ik heb nog nooit een weigering gehad als ik iemand vroeg om mee te schilderen.’
Sharifi bevestigt de hoopvolle teneur van de bevolking. ‘Iedere Afghaan leeft met constante angst. We zijn eraan gewend, we weten hoe we ermee moeten omgaan, maar diep vanbinnen gaan we er allemaal aan kapot. En toch zijn er lichtpuntjes. Want ik zie ook verandering, van mensen die het anders willen, die net als ik straks tegen hun kinderen willen kunnen zeggen dat ze iets positiefs hebben bijgedragen aan dit land. Ik heb er vertrouwen in dat de nieuwe regering zal voorkomen dat we in een nieuwe oorlog verzeild raken. En wij zijn er, met ArtLords. Ook dat is een teken dat dit land een positieve ontwikkeling doormaakt.’
Maar na tien minuten wordt Sharifi nerveus. De Taliban hebben overal verspieders, ook in de zwaar beveiligde hoofdstad. ‘We trekken te veel aandacht. We moeten vertrekken. Nu.’