Rojo, 2019 © September Film Distribution

Vlak voor de installatie van de junta in Argentinië midden jaren zeventig zit een advocaat in een populair restaurant te wachten op zijn vrouw. Het is er druk. Bij de bar staan mensen te wachten op een tafel, onder wie de ‘hippie’. Als hij de advocaat boos confronteert met het feit dat die geen recht op de tafel heeft, aangezien er velen wél klaar zijn om te bestellen, volgt een gewelddadige confrontatie die dient als plot device in Benjamín Naishtats verrukkelijk absurdistische Rojo.

Hierna verdwijnt de ‘hippie’ – de arme man lijkt in de verste verte niet op een hippie, maar hier is iedereen die anders is een hippie – als sneeuw voor de zon. In werkelijkheid eindigt hij in de woestijn zoals vele tegenstanders van het regime in wording (zie ook de titel, die ‘rood’ betekent). De aanloop tot zijn verdwijning is hilarisch, maar duister. Het komt erop neer dat de advocaat, Claudio (Dario Grandinetti), en zijn vrouw Susana (Andrea Frigerio) hun best doen om de juiste keuzes te maken, maar dat de subtiele veranderingen in het politieke en maatschappelijke klimaat van het land hen ertoe verleiden de makkelijke uitweg te kiezen. Dat wil zeggen: de verkeerde. Dat is het hilarische én het schokkende aan Rojo: de film laat zien hoe je ‘per ongeluk’ schuldig kunt zijn op het moment dat je profiteert van een dictatuur zonder dat je daarom hebt gevraagd.

Regisseur Naishtat reflecteert de tijdgeest in de vorm van zijn film. Ik kon niet vaststellen hoe de film precies is gedraaid, maar de korrelige structuur van de beelden en de uitgewassen kleuren roepen de stijl van de jaren-zeventigcinema op. Dit werkt bijvoorbeeld goed in een scène waarin een plaatselijke politicus een groep bezoekende cowboys ontvangt. Wrang: Amerika noemt hij ‘ons broederland’ (terwijl we weten dat Washington ondertussen clandestien steun verleent aan de vorming van de junta van generaal Videla en anderen). Als een reporter een iets te kritische vraag stelt aan de trots met de cowboys poserende politicus, wil die meteen namen en rugnummers. Zonder dat iets wordt benoemd, weet iedereen, aanwezigen in de film én in de bioscoopzaal: dit wordt de woestijn voor jou, arme vraagsteller.

Het meest bizarre personage is een detective genaamd Sinclair die de verdwijning van de hippie maanden later onderzoekt. Sinclair? Misschien verwijst die naar John Sinclair, hoofdfiguur uit de populaire Duitse pulpromans waarin horror de vertelvorm is. Dat klopt wel, want in Rojo fungeert ‘Sinclair’ als een moreel geweten in een verhaal waarin horror onder de oppervlakte ligt. Dat komt naar voren in een scène in de woestijn tussen zwermen brommende aasvliegen. Lijken zien we nooit. Hoe kan het ook anders: wie verdwijnt in Argentinië in de jaren zeventig verdwijnt wel heel behoorlijk. Dan is het schokkend makkelijk voor een gezin als dat van Claudio om door te gaan met het leven alsof er niets aan de hand is.

Te zien vanaf 12 september