Andere schok: de jongen die nadrukkelijk op ‘het rechte pad’ wil blijven heeft een broer in de gevangenis. Twee jaar voor beroving van Nederlanders. De ontmoeting tussen de jongens is alleen al beklemmend door de intimiderende aanwezigheid van bewakers, zich van hun machtspositie maar al te bewust. De rasta krijgt een fotolijstje mee, door de gevangene gerepareerd, en probeert dat te verkopen aan jongens die ook weinig te makken hebben. Weer onderwijst hij: ‘Anderen schamen zich voor dit gehossel; ik niet want ik ben verantwoordelijk.’ De paradox is dat er over Suriname en door Surinamers nog louter in cynische termen wordt gesproken terwijl dit uitgesproken slachtoffer van elk cynisme gespeend lijkt.
De beelden van het bureau van de kinderpolitie en uit de jeugdgevangenis zijn hartverscheurend. Ik weet niet wat erger is: het huilende hindoestaanse jongetje dat, onder bedreiging van grote jongens, de paar sieraden van zijn moeder heeft gestolen of de kleine creool die over een misdrijf wordt verhoord en het, met krachtsinspanning, verdomt te janken. Allebei worden ze ingesloten in een cellenblok vergeleken waarbij nertsen in hun farm een paradijselijke huisvesting hebben. Gelukkig bestaat geurtelevisie nog niet, gezien de emmers pis met stront naast de stapelbedden. De ondraaglijke temperatuur moet je er ook zelf bij denken. Het hoofd van de kinderpolitie, fraai formulerende elitedame, vindt het onderkomen niet ideaal, maar wat moet je? Ze leek enige samenhang tussen economische omstandigheden en dit kindergedrag te erkennen maar haar toon deed me toch denken aan de negentiende-eeuwse burgerij die de oorzaak van armoe, en dus al helemaal van criminaliteit, in ‘eigen schuld’ zocht.
En ik dacht aan een paar Surinaamse oud-studenten die zich uit een mengsel van plichtsgevoel en heimwee overeind houden in hun geboorteland. Maandi maakte mijn respect alleen maar groter, zonder dat dat een millimeter verwijt betekent aan al die anderen die anders besloten. Maar ook mijn woede nam toe. Het kan zijn dat Nederland onmiddellijk de betalingen moet hervatten, al vermag ik niet te zien hoe dat de verzieking zou genezen. En zeker, er is een koloniale schuld. Maar van honger en medisch tekort stervende baby’s en rijen kapitale nieuwbouwvilla’s vallen slecht te rijmen. Zeker wanneer een deel van die villabewoners die Nederlandse schuld aan de kaak stelt zonder een poot uit te steken voor wat ik dan maar ‘landgenoten’ noem. De oude vrouwen op de markt smeekten om de terugkeer van Bouta, die ze zonder twijfel eerder uitgekotst hadden. Arm Suriname.