Na de viering, vijf jaar geleden, van Hemingways honderdste geboortedag had je kunnen geloven dat mythologie en industrie rond deze schrijver voorlopig op een wat lager toerental zouden draaien. Het valt niet uit te sluiten dat velen daarop hoopten. Niet alleen moest men in 1999 het hoofd bieden aan karrenvrachten herinneringen aan de grote man, analyses van zijn werk, fotoreportages en wat al niet, daar was ook de publicatie van True at First Light. Dat boek, nu toch heus de allerlaatste «roman», was samengesteld uit nagelaten aantekeningen en fragmenten. Het werd vrijwel overal afgekraakt als een onleesbaar werk en de bevestiging van Hemingways bankroet als schrijver, na de glorie van zijn veelgeprezen ver halen en romans uit de jaren twintig en dertig.
Ik vrees dat de afbladdering van Hemingways postume reputatie allerminst zal worden gestuit door Hemingway in Africa. Ergens in zijn Selected Letters 1917-1961 liet de grote witte jager weten: «Ik houd van het schieten met een geweer en ik houd van doden en Afrika is waar je dat doet.» Duidelijke taal, misschien niet gelezen door Christopher Ondaatje, die in het begin van zijn werk meldt te willen aantonen «dat Afrika een sleutelinvloed was op Hemingways leven en geschriften». Ondaatje, een sympathieke man, zelf geen jager anders dan met de camera (zijn boek bevat prachtige fotos), reisde de safaris na die de door hem hogelijk bewonderde schrijver maakte in 1933-34 en 1953-54. Zodoende verneemt de lezer niet slechts de parafrases van wat Hemingway schreef, maar ook het relaas van Ondaatjes omzwervingen door Kenia, Oeganda en Tanzania, dat in Hemingways tijd nog Tanganyka heette. Met zijn metgezellen (we vernemen dat de reiziger door Oost-Afrika moet zijn voorbereid op stammenoorlogen en vooral altijd iemand moet meenemen die Swahili spreekt) reisde Ondaatje in twee Landrovers. Om het verband tussen de gevaren waaraan zijn held zich blootstelde en de vitaliteit in diens proza beter te begrijpen, onderging hij geheel vrij willig een knap pijnlijke behandeling door een medicijnman. Iets minder verbazing wekt de auteur met een mededeling als deze: «De stamleden van de Mboeloe hier dragen veel zwaardere kleren dan de stammen van de lagergelegen warmere streken rond de zoutmeren zoals het Eyasimeer.»
Doet het er nog veel toe dat je in het voorbijgaan ook verneemt hoe weinig vleiend Hemingway over hyenas schreef, of dat diens verhaal The Short Happy Life of Francis Macomber een studie over angst is? Of dat het fanatisme waarmee de gevierde letterkundige jacht maakte op koedoes (antilopen met reusachtige hoorns) de vastberadenheid en precisie weerspiegelt waarmee hij in zijn proza naar de juiste woorden zocht? Dan is misschien toch interessanter de passage waarin Ondaatje melding maakt van zijn ontmoeting met een hoteleigenaar die Hemingway had meegemaakt: «buitengewoon onpopulair ( ) such a pig! ( ) Als iemand meer succes had dan hij, werd hij onverdraaglijk ( ). Men kon hem niet uitstaan.» Nog onthullender: de naam van het hotel van deze getuige luidt Hemingway. Hier zijn mythe en industrie onontwarbaar verstrengeld.
Niet slechts de vele fotos, eigenlijk heel de uitvoering stempelt Hemingway in Africa tot een typisch koffietafelboek. Stevig gebonden is het ook nog eens een uitstekend wapen om op de koffietafel neergestreken vliegen mee te doden.
Christopher Ondaatje
Hemingway in Africa: The Last Safari
The Overlook Press, 240 blz., $ 37.50