
In de huidige populaire cinema gaat het om één ding: films waar mensen massaal naartoe gaan, met als gevolg remakes en sequels, genre-werk en het verbeten draaien volgens het boekje waarvan kijkers de inhoud van begin tot eind kennen. Maar heel soms komt er een film als Mandy die in het keurslijf past en toch ook weer helemaal niet, die nog het beste valt te bestempelen als een magistrale aberratie, en helemaal omdat de Hollywoodacteur Nicolas Cage de hoofdrol vertolkt.
Cage is een acteur die met grote cineasten heeft gewerkt, van Francis Ford Coppola tot de gebroeders Coen. Maar de laatste jaren was hij doelwit van spot met performances waarin camp overheerst. In Mandy is het al niet anders. Cage is Red Miller, een houthakker die samen met zijn vriendin, Mandy (Andrea Riseborough), afgezonderd in de bergen woont. Red heeft een vreemd gevoel voor humor. Hij maakt grappen zoals: ‘Knock, knock.’ Mandy: ‘Wie is daar?’ Red: ‘Erik Estrada.’ Mandy: ‘Erik Estrada wie?’ Red: ‘Erik Estrada van CHiPs!’
Met de verwijzing naar de jarentachtigserie is de toon gezet: Mandy is niet voor iedereen. Het is een wild experiment waarin stijlen en verborgen betekenissen een uniek universum vormen, goedbeschouwd het soort film waar ik naar hunker in deze tijd van domheid en conformisme in de populaire cinema.
De regisseur is Panos Cosmatos, zoon van George Pan Cosmatos, een interessante filmmaker van Grieks-Italiaanse komaf die in zijn eigen werk ook geen grenzen kende, zoals blijkt uit onder meer het fijne Rambo: First Blood II (1985) en de aardige western Tombstone (1993). Met Mandy zoekt Panos Cosmatos naar de heilige graal: de plot is er een van dertien in een dozijn, maar de psychedelische visuele stijl met metal en rockmuziek als soundtrack is extreem vervreemdend. Wanneer Mandy gekidnapt wordt door een gang geleid door de jezusfreak Sand Jeremiah (Linus Roache), lijkt het of we in het genre van de thriller-horror terecht zijn gekomen; een prima setting voor de specifieke talenten van Cage die uiteraard op zoek gaat naar zijn liefje, kettingzaag in de hand. Op een wijze die ik zelden op het grote doek heb gezien. Niets is Cosmatos te gek: animatiesequenties midden in realistische scènes; bloedvergieten; extreem geweld gepleegd door een motorbende van monsterachtige mannen die weggelopen lijken uit een verhaal van horrormeester H.P. Lovecraft; en hallucinerende taferelen die herinneren aan de films van Alejandro Jodorowsky (maker van de ‘acid-western’ El Topo, 1970).
Abnormaliteit is de standaardinstelling van Mandy, ook in de wijze waarop Cage wraak neemt op de monstrueuze Jeremiah, een mislukte rockzanger met een ego van hier tot Tokio die ons halverwege de film meedeelt dat de Carpenters geweldige muziek maakten. Dat klopt, dacht ik, waarmee ik mij opeens realiseerde dat Mandy mij heeft verleid, eigenlijk vanaf het moment dat ik moest lachen om het CHiPs-grapje.
Nu te zien in een beperkt aantal bioscopen