Hugh Thomas is de enige persoon die me, professioneel althans, ooit echt heeft laten barsten. Dat gebeurde in de jaren dat ik voor NRC Handelsblad en Penguin Books door Europa reisde om bekende auteurs te portretteren. Een van hen was historicus, schrijver en ‘Lord’ Hugh Thomas, ‘Baron of Swynnerton’. We spraken af in Londen, dat ik hem vanuit mijn hotel zou bellen en dat we elkaar vervolgens in de een of andere club zouden ontmoeten. Zo gebeurde… maar toen ik belde had Thomas geen zin meer. ‘Maar ik ben helemaal voor u naar Londen gekomen’, protesteerde ik nog. ‘Mensen zijn wel van verder voor mij gekomen’, luidde het even laconieke als besliste antwoord.

Bij nader inzien had deze pedanterie me minder hoeven te verbazen dan ze deed. Om te beginnen speelt dit op een moment dat Thomas op zijn maatschappelijk hoogtepunt was, dertig jaar geleden. Vermoedelijk wist ik destijds weinig van zijn politieke carrière en ging geheel af op zijn auteursstatus. Maar die vormde slechts een deel van zijn verhaal, in Engeland niet het meest in het oog springende. Want Thomas had zich in korte tijd ontwikkeld tot een belangrijk adviseur van Margaret Thatcher en was voorzitter van een prominente conservatieve denktank (Centre for Policy Studies). Kortom, hij stond met beide benen in de politiek en had wel iets anders aan zijn hoofd dan zo’n journalistje uit Nederland.

Bovendien was hij vermoedelijk moe van het steeds weer praten over het boek waarmee zijn naam ondertussen al meer dan een kwart eeuw geassocieerd werd, The Spanish Civil War uit 1961. Over dat onderwerp waren ondertussen talloze boeken verschenen, daarin en elders was Thomas al zo vaak geroemd om zijn pionierswerk dat een zoveelste herhaling van zetten hem vermoedelijk de strot uit kwam. Dat dergelijk gedrag me flabbergasted achterliet, kwam te meer doordat ik uitging van Spaanse normen en veronderstelde dat Thomas, als kenner van de Burgeroorlog, die normen deelde. Een Spanjaard zou je nooit op deze wijze laten vallen, hij zou de afspraak hoogstens vergeten. Wat ik niet wist is dat Thomas met de Spaanse cultuur eigenlijk niet zo veel had, de taal niet goed sprak en zich eigenlijk uitsluitend interesseerde voor de geschiedenis van het land. Hij was eerst en vooral een Engelse Lord. Spaanse gemoedelijkheid was hem vreemd.

Des te wonderlijker, althans op het eerste gezicht, dat Thomas al op zo jonge leeftijd (dertig jaar) en zonder terug te kunnen vallen op enige traditie in staat was zo’n fraai boek over de Spaanse Burgeroorlog te schrijven. Maar bij nader inzien was juist die jeugdigheid en dat ontbreken van traditie een voordeel c.q. een kracht. De toenmalige geschiedschrijving van de Burgeroorlog verdient nauwelijks die naam, ze was propaganda die in verregaande mate gedomineerd werd door Franco’s vrienden en op z’n best bestreden werd door zijn vijanden. Hugh Thomas deed hier niet aan mee en schreef in de goed-Engelse traditie een boek vol verhalen, anekdotes en feiten. Daarbij trok hij zich niets aan van de ene of de andere partij. Empirisch werk. Gewoon goed opschrijven zoals het was. En zeker geen propaganda.

Empirisch werk. Gewoon goed opschrijven zoals het was. En geen propaganda

Het bleek een gouden greep, ook binnen de Spaanse samenleving. Hoewel het boek van Thomas er verboden was, circuleerde het natuurlijk toch – in een vertaling van exil-uitgeverij Ruedo ibérico – en vormde een generatie. Uiteindelijk werd het boek in zo’n vijftien talen vertaald en in een oplage van meer dan een miljoen exemplaren verkocht. Weliswaar is er van alles en nog wat op aan te merken, Thomas’ Civil War is en blijft het beroemdste boek over de Spaanse Burgeroorlog ooit.

Thomas had zijn naam als hispanist nog niet gemaakt of hij ontpopte zich als een onstuitbaar auteur van vuistdikke geschiedeniswerken, het liefst over de Spaanstalige wereld. Zo publiceerde hij in 1971 een pil van maar liefst zeventienhonderd pagina’s over Cuba. Het is wat veel van het goede – een verhaal dat bij wijze van spreken begint bij Adam en Eva. Hetzelfde geldt in mindere mate voor zijn veel kortere (achthonderd bladzijden) wereldgeschiedenis. De enige bescheidenheid hiervan zit in het bijvoeglijk naamwoord in de titel (An Unfinished History of the World), voor de rest is het typisch Hugh Thomas: grote greep, vertellend, goed leesbaar, feitelijk, theorie- en reflectieschuw, zelfverzekerd, vanzelfsprekend. Zoals Thomas het zag, zo was het. Punt.

Toegegeven, ik heb sinds mijn journalistieke blauwtje altijd de neiging gehad kritisch te staan tegenover Thomas. Dat is lang niet altijd terecht. Zo las ik ooit een van zijn romans, Klara, uit 1988. Ik vond het een vervelend boek. Bij nader inzien vermoed ik dat dit oordeel mede ingegeven was door persoonlijke factoren. Vandaar wellicht ook dat ik zijn latere werk minder goed ken. Dat geldt in het bijzonder zijn eindsalvo: een trilogie over het Spaanse imperium in de zestiende eeuw, bij uitstek hét thema van de Spaanse geschiedschrijving. Het minste wat je hiervan kunt zeggen is dat het van durf getuigt. Er zijn zoveel briljante geesten op dit terrein, ook en misschien wel juist in het Engelse taalgebied, J.H. Elliott om er slechts één te noemen, dat het bijna onmogelijk is hierin nog uit te blinken. Maar Thomas probeerde het toch, met wederom duizenden pagina’s.

Aan Thomas’ belangstelling voor Spanje, het continent en de koloniën lag een politieke overtuiging ten grondslag. Hij geloofde in internationale samenwerking, weliswaar onder Engelse leiding maar toch. Vandaar dat de groeiende euroscepsis hem verdroot en tot gevolg had dat hij al in de jaren negentig de Conservatieve Partij vaarwel zei. Het was een zoveelste opmerkelijke daad uit een opmerkelijk leven.