
Ze had twee handen nodig om me het boek te overhandigen. Maar, sprak de dame van de publiciteit vergoelijkend, ‘de laatste tweehonderd bladzijden zijn het notenapparaat’.
Bij nadere inspectie bleek dat apparaat inderdaad van groot detail voorzien, inclusief een volledige lijst personages, een bronnenlijst, de inhoudsmaten van ‘vloeibare producten’ en een verantwoording: ‘Het is wel degelijk de ambitie van dit boek (…) om een zo waarheidsgetrouw mogelijke reconstructie te bieden’ van het leven van Alkibiades. Bloedmooi rijkeluiskind uit het Athene van 450 voor Christus, goedgebekt lefgozertje dat zijn docenten te slim af is, overmoedige jongeman die zich voorbestemd acht om het Atheense rijk uit te breiden, machtig generaal, groot geopolitiek speler, obsessief in zijn volledigheid vastgelegd in deze fictieve autobiografie, die eigenlijk een historisch onderzoek is.
Toch heeft Ilja Leonard Pfeijffer, classicus, ervoor gekozen om van het ware levensverhaal van Alkibiades een roman te maken. Ongetwijfeld om de stilistische vrijheid die het hem opleverde, en Alkibiades loopt dan ook over van de pfeijfferiaanse tierelantijnen, homerische epitheta (ook de rozevingerige dageraad ontbreekt niet) en sokratische dialogen. Zinnen strekken zo ver het oog reikt, het oog dat hoopvol de bladzijde afspeurt naar een punt of desnoods een puntkomma en er geen vindt.
Het werkt. Pfeijffer dompelt zijn lezer onder in een wereld die zo beeldend is en zo rijk aan detail dat hij volledig overtuigt. De tijd dat het Parthenon nog in de steigers stond gaat leven. Gokkers op straat leggen wedjes op kwartelgevechten. Een jonge bruid draagt een kroon van asperges. Politici borrelen en konkelen onder het genot van horsmakreel en vette harder. Een karavaan van weelderige tenten beweegt traag door het landschap. Een paard staat tot zijn hals in de branding.
Alkibiades is volgens de uitgever (ietwat paradoxaal) ‘even uniek als universeel’. Dat universele schuilt in de nadrukkelijke politieke analyse. De lezer wordt, soms met een knipoog en soms expliciet, verzocht om in het oude Athene onze eigentijdse valkuilen en hypocrisieën te herkennen. Pfeijffer legt die scherp bloot, en waarschuwt met name voor de verwende democratie die haar waarden vergeet en zal eindigen in tirannie. ‘De geschiedenis herhaalt zich zelden opzichtig, maar na afloop van de gebeurtenissen blijkt zij dikwijls achter nieuwe maskers en in modieuze kostuums een oud stuk te hebben opgevoerd.’
Soms wordt het al te expliciet. Woorden als ‘nepnieuws’, ‘gecanceld’ en ‘warlord’ onderbreken de historische roman als pushmeldingen uit het heden, waarna de lezer zich weer helemaal opnieuw moet concentreren op die zeeslag. Aan zeeslagen in de Peloponnesische Oorlog geen tekort, overigens, waarvoor Alkibiades zich verontschuldigt, maar die hij ‘toch in enig detail [wil] uiteenzetten’. Het is natuurlijk een kwestie van smaak (‘zeeslagen zijn moeilijk na te vertellen aan een vrouw’, volgens Alkibiades), maar na een paar honderd bladzijden begint Pfeijffer te lijken op een genadeloze despoot die de geschiedenis zeeslag voor zeeslag over je afroept met af en toe een moment respijt – de momenten waarop we de mens Alkibiades leren kennen.
Want de echte kracht van Alkibiades is Alkibiades, de kameleontische figuur die je wil leren kennen juist omdat hij zich nooit te kennen geeft. Wat drijft hem?
Het zijn niet zijn politieke overtuigingen, die zijn namelijk nooit zuiver. Hij beweert dat hij alles doet om de vrijheid en gelijkheid van democratisch Athene te verdedigen. Dit met uitgestreken gezicht, in eenvoudige chiton, een echte democraat die gelooft in het belang van debat. Maar liever drinkt hij achter gesloten deuren dure wijn met oligarchen. Zelfs bij de aartsvijand schuift hij makkelijk aan en dineert onze praatjesmaker zwijgend als hij in Sparta is, waar ze in je duim bijten als je te lang van stof bent. En in Perzië trekt hij een gestipte broek aan, laat hij zich trakteren op krokodil en gazelle, en buigt de overtuigde anti-monarchist voor de koning. Onbewogen smeedt hij bondgenootschappen en verliest ze weer, wordt door dezelfde mannen in de watten gelegd en in de kerker gesmeten.
Als het niet overtuiging is waaruit hij handelt, is het dan onzekerheid? Dat is wat hij wil dat je denkt. Iedere menselijke kwetsbaarheid die hij laat zien is opnieuw een manipulatie, een politiek trucje. ‘De mensen houden van dit soort gekkigheid.’ Ja, ik ben een van die mensen, ik trapte meteen in dat aandoenlijke spraakgebrek van hem.
Zelfs op zijn kwetsbaarste moment, in zijn eentje in een Perzische gevangenis, komt de fantast tot het compleet onwaarachtige besef dat het de liefde was waarvoor hij alles deed, de liefde die hij van zijn vader nooit gekregen heeft. En daarom is de liefdesgod Eros zijn persoonlijke oppergod. I’m a lover, not a fighter. Ja, hoor. Hij wint zijn oorlogen liever met geslijm en gedraai dan door te vechten, maar dat is uit lafheid, niet uit menslievendheid.
Hij is niet gelovig. Integendeel, de vele feestdagen en rituelen die hij als prominent figuur met respect dient te behandelen vindt hij tijdrovend bijgeloof. Het enige wat ooit indruk op hem heeft gemaakt is de filosofie van Sokrates, bij wie hij als tiener in de leer ging en op wie hij hartstochtelijk verliefd werd. Sokrates lijkt een oprechtheid te bezitten die voor Alkibiades buiten handbereik ligt, en wanneer hij hem onwennig napraat dat ‘het schone en het goede eender zijn’, weet hij noch wat het schone is noch wat het goede. ‘Het enige waardevolle dat ik ooit heb geleerd, namelijk het vermogen om te twijfelen, heb ik aan Sokrates te danken’, schrijft Alkibiades. Ook dit is niet waar, het is juist aan Sokrates te wijten dat Alkibiades zo zeker van zijn zaak is en zich zo verkijkt op zichzelf. Door Sokrates’ lessen over de ratio en de waarheid denkt Alkibiades dat hij een rationeel wezen is, dat totale controle heeft over de eigen emoties en die van anderen.
De werkelijke betekenis van de lessen is niet helemaal blijven hangen bij Alkibiades, maar wel een blijvend schuldgevoel bij de gedachte aan Sokrates, die als zijn vleesgeworden geweten door Athene scharrelt terwijl Alkibiades zich inlaat met buitenlandse koningshuizen. Dat zijn geweten ver weg is en niet binnen hemzelf bestaat, komt Alkibiades goed uit – daardoor kan hij die kameleon zijn. Het enige wat consequent hetzelfde blijft is zijn bijna ontroerende dandyisme. Alkibiades, die zich manshoog laat afbeelden om zijn winst op de Olympische Spelen te vieren, die het liefst in een fluwelen mantel loopt en die tot tranen toe geroerd kan zijn door exquise parfums en delicatessen. Het gaat hem in het leven nog het meest om opsmuk, en het is tragisch maar bevredigend dat hij uiteindelijk naakt aan zijn einde komt.
Hoewel een ijdeltuit natuurlijk nooit echt aan zijn einde komt. Alkibiades ontmoet laat in zijn leven een geschiedschrijver en beseft dan pas het belang van het letterlijke geschiedenis schrijven. Iedere gebeurtenis is alleen door pen en papier van de vergetelheid gescheiden. Alkibiades is zich in zijn politieke spel steeds bewust van zijn positie in de geschiedenis en ziet zichzelf al mythische status bereiken. Hij is Odysseus, Paris, Herakles, Achilles… Deze gedachte ligt ten grondslag aan veel van zijn handelen, het is wanneer de geschiedenis zonder hem voortgang dreigt te vinden dat hij ingrijpt. Om zijn grovere misstappen en manipulaties wat te verzachten schetst hij zichzelf soms eerder als een soort Forrest Gump, iemand die op het juiste moment op de juiste plaats is en die voorover struikelend wordt meegesleurd door de geschiedenis. Maar op andere momenten is hij het allemaal geweest, de aanrichter, de alfa en omega.
Alkibiades, huichelaar, charmeur, wat is de waarheid? Ben je een strategisch genie dat als een poppenspeler de geopolitiek van Hellas en omstreken volledig in zijn macht heeft? Of hing het toch allemaal van toeval aan elkaar?
Misschien is dat de reden dat hij, in zijn eigen woorden, zo ‘obsessief en nauwgezet’ zijn eigen leven onderzoekt: hij weet het ook niet. Hij probeert niet alleen de mannen van Athene ergens van te overtuigen, maar ook zichzelf. Juist op die momenten, wanneer hij eventjes alleen is met zijn gedachten, een boekrol oprolt en aan een nieuw hoofdstuk begint, voelt die ongrijpbare man het allerdichtstbij.
Dan valt het allemaal samen, Alkibiades tot diep in de nacht gebogen over zijn rol papyrus, Pfeijffer tot diep in de nacht gebogen over Xenophon en Herodotus en Thucydides, en de lezer tot diep in de nacht gebogen over Alkibiades.