Virgula van Sasja Janssen is meteen vanaf het openingsgedicht één brok vitaliteit: ‘de nacht dat ik werd bezwangerd, zachtrood was hij,/ huilde ik van leven, maar vol van leegte moet ik bedrust/ houden en men klopt elke dag mijn kussens op’. Dit is poëzie met heel veel vaart (‘ik laat op me jagen/ door de komma’s’), de regels stromen, soms springt het in één adem van toen naar nu. Nergens taalkundige gemakzucht, nergens van die bombastische aanstellerij die nog wel eens voor lyriek wordt aangezien, nergens verkapte columns gepresenteerd als poëzie. De gedichten zijn weliswaar gericht aan de komma (‘virgula’ in het Latijn), maar in feite is de bundel een bestekopname van een leven vol avonturen en flinke kwetsuren. Gedichten waar je ondanks de thematiek vrolijk van wordt, gewoon omdat het allemaal zo goed opgeschreven is: ‘ik heb haast, haast heb ik om mijn geest/ te doen opvliegen naar gouden vlinders’.
Je neemt het soms voor kennisgeving aan, maar het is echt een voorrecht dat er in het Nederlands zoveel vertaald wordt, zoveel poëzie ook, van grote en kleine namen, uit alle windstreken. Dat poëzie van de Amerikaanse Louise Glück nu ook in onze taal beschikbaar is, evenals die van eerdere dichtende Nobelprijswinnaars, líjkt overbodig – evenals Mark Rutte zijn we immers allemaal ontzettend bedreven in het Engels – maar toch komt haar werk wat mij betreft nu een stuk dichterbij; in de fijne vertaling van Radna Fabias klinkt Glücks taal opeens nog vertrouwder. Bij wijze van eerste kennismaking is niet zomaar een bloemlezing uitgebracht, maar een volledige dichtbundel. Een goede keuze, omdat Glück geen dichter is die in haar bundels zomaar wat losse gedichten achter elkaar zet. Evenals in ander werk is de taal in Averno verraderlijk licht en intiem. Ondanks de mythologie als steunpilaar is dit persoonlijke poëzie, zónder ontboezemingen. Prachtig vorm- en uitgegeven bovendien. Liefdewerk.