
De openingsscène: hakken, voeten en onderstroken van lange, kleurige jurken. Gezang en ritmisch klappen: dit moet Zuid-Spanje zijn. Dan een overzicht van een vrolijke optocht van vooral vrouwen en meisjes. Niks toeristisch, gewoon iets in wijk of dorp. Hiertussen loopt, nogal displaced, een lange veertiger. Een dame van middelbare leeftijd spreekt hem aan. Holland? Hoe kom je in ’s hemelsnaam hier terecht? ‘Ik wil Andalusië leren kennen’, zegt hij. ‘En toevallig zag je ons?’ spotlacht ze. ‘Mijn vrouw komt uit Nicaragua’, zegt hij. ‘Waar? Draagt ze ook een zigeunerjurk?’ ‘Nee, iets zwarts vanwege de situatie in Nicaragua.’
Daar is zijn vrouw: in het zwart ja, maar met mooie bloemenprint en feestelijke oorbellen. De vrouwen kussen ter kennismaking. ‘Als je iets nodig hebt, hoef je alleen maar te bellen. Alles wat je nodig hebt.’ Wat een hartelijkheid. De slungel is Stef Biemans, zijn vrouw is Audrey. En ze zijn niet op Europese vakantie maar vluchteling. Voor de dictatuur van Ortega. Totaal displaced dus. En gedesoriënteerd. Al geldt dat sterker voor Audrey en de twee kinderen dan voor Stef. Die was al reizend journalist en maakte van Nicaragua zijn standplaats vanwege de liefde. Deed vanuit daar zijn journalistieke werk in Latijns-Amerika (Americanos, Langs de rug van de Andes). Nu maakt hij dus werk over hun nieuwe situatie, wat structuur en zingeving biedt. Het wordt automatisch het persoonlijkste deel van zijn oeuvre. Want onzekerheid over de toekomst, verdriet over verlies, ontworteling, dat alles deelt het gezin, maar ieder worstelt anders, wat ook weer de relaties beïnvloedt. Het lijkt vreemd dat Stef out of the blue de rouw van zijn vrouw benoemt, maar die rouw is immens en beheerst hun levens. Bovendien willen alle gezinsleden aan hun nieuwe omgeving duidelijk maken welke gruwel Nicaragua beheerst en hoezeer de bevolking daar lijdt onder de dictatuur. Ze ontmoeten soms begrip, empathie en hulpvaardigheid (zoals in de optocht), maar zelfs dan blijft er altijd de kloof tussen de lijdende en de omgeving – onderdeel van de condition réfugiante.
Dat is aangrijpend te zien als zoontje Camilo (10) in de klas een spreekbeurt over zijn land houdt. Samen met opa (met oma ook gevlucht) heeft hij het gedegen voorbereid. Maar hoe breng je de verschrikking en pijn over zodat de andere kinderen eindelijk iets zullen begrijpen? Hij doet het stoer, met revolutie en usurpatie daarvan, en met schieten op de straathoek. Maar hij breekt als de meester vraagt wat hij het meeste mist: huis en vriendjes.
Wie Biemans kent weet dat er ook lichtheid en ironie zijn. Maar veel te lachen valt er niet. Hij schreef ontelbare brieven aan Andalusiërs, die hij, bij antwoord, soms bezoekt. Begonnen met simpele vragen gaat het derde deel al geheel over Franco en diens erfenis. En over honderdduizenden door kerk en franquisten gestolen baby’s (hun kistjes op het kerkhof blijken leeg). Maar Audrey en Stef schrijven elkaar ook. Als relatietherapie. En ik voel me niet eens voyeur.
Stef Biemans, Brieven aan Andalusië, VPRO, zes delen vanaf zondag 8 september, NPO 2, 20.15 uur