Maar het shockerende van die documentaire was het besef dat die rondtrekkende jongeren een probleem zijn voor de Britse samenleving. Net zoals de zigeuners een probleem zijn voor onze westerse maatschappij. Het is namelijk verboden om zomaar ergens je tenten op te slaan. De wijde wereld, waarin Pipo de Clown nog iedere dag een nieuw avontuur tegemoet reisde, bestaat niet meer. Ieder stukje grond heeft een eigenaar. Een kluizenaar zijn in de woeste natuur, dat kan alleen nog maar in je eigen tuin. Zo leeft de Belgische beeldend kunstenaar Thierry de Cordier in een zelfgebouwde bunker achter zijn huis.
Maar pas op, zelfs bij het bouwen op eigen grond krijg je tegenwoordig met allerlei regels en vergunningen te maken. Je terugtrekken uit het stadsleven wordt net zo moeilijk als wegtrekken uit de stad, want de stad is overal (en in die zin is Nederland inderdaad vol). Hier moest ik aan denken bij het zien van de installatie die de jonge beeldend kunstenaar Andre van Bergen heeft gemaakt, in zijn eigen huis bij mij in de straat. Je merkt het huis op omdat er geen voordeur is. Of liever: omdat er een gat is op de plek waar eerst een deur was. Een gat in de aaneengesloten wand van de huizenrij op de Wilhelminastraat, dat nodigt voorbijgangers uit om naar binnen te kijken. Bovendien hangt er niets voor de ramen, en dat is opvallend in een straat waar de meeste bewoners hun interieur afschermen tegen nieuwsgierige blikken van buiten. Binnen is de hele etage leeggehaald. De muren zijn kaal en wit. Van de vloer zijn alleen nog de zwevende dwarsbalken over, een halve meter daaronder gaapt de betonnen fundering. Midden in die zee van ruimte heeft Andre van Bergen - eindexamenstudent aan de Rietveldacademie - zijn eigen ark gebouwd. Een houten huisje, precies op zijn maat gemaakt, hij kan er net rechtop in staan. Het halletje is tegelijk de douche, en als je het bed opklapt, vind je daaronder de wc. Het is er klein maar handzaam wonen, net als in een caravan.
De buitenwanden van het huisje zijn van de houten vloer gemaakt en de deur is de originele voordeur van de woning. Het is alsof Van Bergen midden in zijn woning is gaan staan, de punten van zijn vloer heeft opgepakt en het huis om zich heen heeft gevouwen. Het lijkt kwetsbaar, zo'n openstaande woning, maar het omgekeerde is het geval. Het houten huisje is stevig, geluiddicht en ondoordringbaar als een bunker. Vergeleken daarbij is de oorspronkelijke huiswand juist kwetsbaar.
Van Bergen zet het hedendaagse idee over ‘veilig binnen’ op z'n kop. Hij tast met zijn installatie de grens aan tussen prive- en openbare ruimte. Hij heeft zich dieper in zijn huis teruggetrokken en nodigt de buitenwereld uit om de oorspronkelijke grens tussen binnen en buiten te overtreden. Vanuit zijn bunker observeert Van Bergen het gedrag van die buitenwereld. De postbode bijvoorbeeld, die weigert om de nieuwe voordeur te accepteren en zelfs bij een expresbrief op de buitenwand bleef kloppen.
Maar omgekeerd laat Van Bergen zichzelf observeren, met name gedurende de weken dat hij zijn installatie voor het publiek openstelt. Bezoekers willen allerlei intimiteiten weten over zijn leven in dat huisje, en met wat hij toont en vertelt ensceneert Van Bergen zijn eigen leven. Maar het is zijn eigen toneelstuk, en hij ontsnapt ermee aan de rol die het dagelijks bestaan hem oplegt. En dat maakt zijn installatie zo grenzeloos optimistisch. Alles is mogelijk.