
De Afro-Amerikaanse moslim Isa Abdullah Ali (64), geboren Cleven Raphael Holt, is het levende bewijs dat de ene jihadist de andere niet is. In American Jihadist, een documentaire over zijn leven, verhaalt Ali hoe zijn jihadistische ijver hem vanaf de jaren tachtig naar brandhaarden over de hele wereld bracht. Eerst Libanon, daarna Afghanistan en ten slotte Bosnië. Hij wilde als martelaar sterven voor de ummah, de islamitische gemeenschap. Maar hij overleefde. Bosnië werd zijn laatste jihad. Daar trouwde hij met een islamitische medestrijdster en hij stichtte een gezin in het Balkanland. De uitgesponnen taferelen van huiselijkheid in de documentaire moeten onderstrepen dat niemand nog iets te vrezen heeft van deze man. Dit is een veteraan van de jihad, een ongevaarlijke huisvader. Zijn slotwoorden: ‘Ik ben geen terrorist, ik ben geen agressor, ik ben geen oorlogsjunkie. Ik kwam niet naar Bosnië als redder van de wereld, ik wilde deze mensen slechts laten weten dat ze niet alleen zijn en niet vergeten.’
Vergelijk dat met de Fransman van Algerijnse afkomst Mehdi Nemmouche (29). Tijdens een gevangenschap tussen 2007 en 2012 wordt Nemmouche een radicale moslim. Als hij in december 2012 vrijkomt, vertrekt hij direct naar Syrië en sluit zich aan bij de Islamitische Staat. Hij wil net als de Amerikaan Ali zijn leven aan de jihad wijden. Dat is ook meteen de enige overeenkomst tussen beide mannen. Ali vocht de jihad alleen ter verdediging van de ummah, in een duidelijk afgebakend gebied waar zijn medemoslims onder vuur lagen. Nemmouche geeft minder om zo’n precieze opvatting van het jihadistische gebod. Terreur zaaien in het gehate Westen is ook jihad. Eind 2013 vertrekt hij uit Syrië en na lange omzwervingen komt hij terecht in Brussel. Op 24 mei stapt hij bewapend met een kalasjnikov en een pistool het Joods Museum van Brussel binnen en begint te schieten. Hij maakt vier slachtoffers.
Wie vormt de regel? Wie is de uitzondering? Ali, die na de jihad gestreden te hebben zijn wapens aan de wilgen hangt, of de terreur zaaiende Nemmouche? Het zijn vragen die sinds vorige week woensdag aan belang hebben gewonnen. Op die dag verzekerde de Amerikaanse president Barack Obama de wereld dat een internationale alliantie van troepenmachten de Islamitische Staat en het kalifaat zal vernietigen. Logisch gevolg: westerse jihadisten die deze islamitische heilstaat bevolken zullen het gebied verdedigen tot de martelaarsdood erop volgt. Een ander deel van hen zal proberen terug te keren naar het westerse thuisland.
Volgens de aivd verblijven inmiddels dertig Syrië-gangers weer in Nederland. Vijf van hen komen uit Delft. Onder hen is de bekeerling Jordi de Jong die vorig jaar in De Groene Amsterdammer verklaarde dat hij in Syrië alleen humanitaire hulp had verleend en dat hij in Nederland zijn normale leven weer wilde oppakken. Andere Delftse jihadveteranen leidden voor hun gang naar Syrië een leven in de criminaliteit en zetten hun criminele carrière na hun terugkeer voort. Een van hen werd opgepakt toen hij op het punt stond een overval te plegen waarmee hij zijn medestrijders in Syrië wilde financieren. Grensoverschrijdend gedrag, maar niet in eerste instantie bedoeld om Nederland met een terroristische daad te ontwrichten. In april werd een twintigjarige Amsterdamse Syrië-ganger opgepakt die ‘tot terreur opruiende teksten’ bij zich had en een nieuwe reis naar Syrië voorbereidde. Ook grensoverschrijdend gedrag, maar nauwelijks als ‘terroristisch geweld’ aan te merken. In Den Haag verblijven naar schatting zes teruggekeerde Syrië-gangers. Ook in Gouda en Zoetermeer gaat het om enkelen. Over hun achtergrond is minder bekend, maar dat ze het slagveld achter zich hebben gelaten is een indicatie dat hun betrokkenheid bij de internationale jihad op een grens is gestuit.
‘Wij hebben geen weet van strijders die aanslagen in het Westen willen plegen’, tekende Montasser AlDe’eme deze zomer op uit de mond van enkele Nederlandse Syrië-gangers. De Belgisch-Palestijnse onderzoeker van islamitische radicalisering kreeg tijdens een bezoek aan Aleppo in Syrië de kans hen te spreken. In latere interviews verklaarde AlDe’eme dat de terugkeerders vooral jongens zijn die het geweld van de jihad niet lusten en daarom niet zo’n groot gevaar vormen.
Ook in andere Europese landen zijn inmiddels de eerste Syrië-gangers terug op het nest. Deradicaliseringsexperts benadrukken dat het hoofd van deze jongens vooral vol zit met gebroken dromen, niet per se met enge plannen. ‘Wij helpen een tiental teruggekeerde jihadisten’, vertelt Steffen Saigusa Nielsen, een deradicaliseringsexpert die actief is in Århus, de tweede stad van Denemarken. ‘Vaak zijn ze gedesillusioneerd geraakt over de jihad. Het was minder romantisch dan ze zich hadden voorgesteld. Anderen keerden terug omdat ze ziek of gewond raakten, of omdat ze te veel heimwee hadden.’
‘Degenen die terug zijn, hebben vaak niet gevonden wat ze zochten in Syrië’, meent Daniel Koehler die aan het hoofd staat van het Berlijnse ‘Hayat-programma’, een deradicaliseringstraject voor teruggekeerde jihadisten. Inmiddels volgt een vijftiental Duitse jihadisten dit traject. ‘Ze keren vaak getraumatiseerd terug, ze zijn in shock. Ze dachten dat er voor ze gezorgd zou worden, zoals in de propaganda was beloofd. Maar ter plekke ervoeren ze vooral ontberingen. Ook maakten ze immoreel gedrag mee van mede-jihadisten, zoals het willekeurig doden van medemoslims. Ze komen teleurgesteld in de jihad terug. Dat ze bij ons in behandeling willen, zegt al dat ze ver in hun proces van deradicalisering zijn gekomen.’
Tegenover deze geruststellende geluiden staan echter ook verontrustende analyses. Veel terrorismedeskundigen geloven alleen al vanwege de massaliteit van de huidige jihadgang dat aanslagen in West-Europa niet uitgesloten moeten worden. De teller staat op drieduizend westerse jihadisten die hun heilige plicht zijn gaan vervullen in Syrië of Irak. Niet eerder trok een conflict zoveel westerse moslims aan.
In 2013 publiceerde de gerenommeerde Noorse terrorismedeskundige Thomas Hegghammer, directeur van het Norwegian Defence Research Establishment, de paper Should I Stay Or Should I Go?, waarin hij berekende hoeveel westerse moslims tussen 1990 en 2010 na de strijd terugkeerden naar hun thuisland. Hij kwam uit op 945. Daarvan raakten er 107 uiteindelijk betrokken bij terroristische activiteiten die daadwerkelijk uitgevoerd werden of door de autoriteiten in de kiem werden gesmoord.
Volgens de Italiaanse terrorismedeskundige Lorenzo Vidino, werkzaam voor het Center for Security Studies in Zürich, gaat het nu om een ander soort jihadisten. ‘Vroegere jihadisten waren van een ander slag dan de huidige’, zegt hij in een telefonisch gesprek. Zo waren de Afghanistan-gangers die in de jaren tachtig tegen de Russen vochten meestal geschoolde dertigers, of ouder, bij wie humanitaire motieven voorop stonden. De jihadisten in Syrië en Irak zijn vaak onbezonnen twintigers en tieners met een morbide hang naar geweld. Vroegere jihadisten waren ook geen ‘weekend warriors’. Conflictgebieden als Afghanistan, Bosnië of Somalië kwam je moeilijk binnen en kon je nog moeilijker verlaten. De grenzen met Syrië en Irak zijn poreuzer, in- en uitreizen kost niet veel moeite. Jihadisten die kwaad in de zin hebben kunnen zich makkelijker verplaatsen. Vidino: ‘De huidige jihadisten kunnen ook minder gemakkelijk loskomen van het jihadistisch milieu. Dat heeft alles te maken met internet en sociale media. Als Afghanistan-gangers terugkeerden naar Europa, hadden ze niet veel mogelijkheden om in contact te blijven met vroegere strijdmakkers en met jihad-ideologen. Voor huidige jihadisten is dat makkelijker. Hun deradicalisering kan daardoor bij terugkomst veel trager of helemaal niet op gang komen. Ze blijven in contact met het radicale milieu.’

Nederlandse jihadisten verklaren telkens niets kwaads in de zin te hebben en vooralsnog lijkt er van hen geen gevaar uit te gaan. Toch moet de corrumperende invloed van oorlog niet worden onderschat, benadrukken deskundigen. Toen Nederlandse jihadisten eind 2012 en in de loop van 2013 naar Syrië vertrokken, verklaarden ze dat voornamelijk te doen uit altruïstische motieven, om hun soennitische medemoslims te beschermen tegen het Syrische leger. Ze gingen onder de wapens bij relatief gematigde jihadistengroeperingen. De Islamitische Staat domineerde het conflict nog niet. Inmiddels is de burgeroorlog ontaard in sektarische wreedheid. Een aanzienlijk deel van de Nederlandse jihadisten heeft zich aangesloten bij de IS dat in toenemende mate het Westen tart.
Nederlandse jihadisten kunnen ook ingezet worden bij de groeiende vijandigheid tussen IS en al-Qaeda. Beide proberen zichzelf te positioneren als de enige ware jihadistengroepering. De Noorse terrorismedeskundige Petter Nesser voorziet dat door deze concurrentieslag het gevaar van westerse jihadisten alleen maar zal toenemen. Nesser: ‘Aanslagen in het Westen zijn voor beide groeperingen de beste manier om het imago op te vijzelen, om aandacht te krijgen, en om financiële steun in de islamitische wereld te vergaren.’ IS heeft voor dit soort aanslagen de beschikking over honderden jihadisten die vanwege hun westerse achtergrond relatief makkelijk door het Westen kunnen bewegen. Ze hebben eeuwige trouw gezworen aan hun leider, kalief Abu Bakr Al-Baghdadi. Ook de Nederlandse IS-strijders hebben zo’n baya, een eed van trouw, uitgesproken.
Wat Nederlandse jihadisten ook niet altijd meenemen in hun eigen dreigingsanalyse is hun relatie met de Nederlandse regering. Sinds IS deze zomer met veel bloedvergieten op het wereldtoneel verscheen en in Nederland een kleine IS-aanhang luidruchtig van zich heeft laten horen, is de confrontatie van de Nederlandse overheid met jihadisten feller geworden.
Deze maand zijn de eerste contouren zichtbaar geworden van een anti-jihad-actieplan van de Nederlandse regering. Moslimjongeren werden gearresteerd voor het ronselen voor de jihad. Ook zijn bij het Openbaar Ministerie vijf ‘jihad-officieren’ aangesteld die zich volledig gaan toeleggen op het vervolgen van jihadgangers. Andere maatregelen waren de arrestaties van gezinnen die van plan waren naar het kalifaat te verhuizen. Enkele kinderen uit deze gezinnen werden hierbij tijdelijk uit de ouderlijke macht gezet. De maatregelen doen de Nederlandse jihadbeweging pijn. Vorig jaar, toen Nederlandse jihadisten met uitreisplannen werden opgepakt, werden op sociale media en jihadsites (dewarereligie.nl) verkapte dreigementen geuit. Jihadisten moesten met rust gelaten worden, anders bestond het gevaar dat ze ‘vol woede en haat terug (…) keren naar Nederland’. Sinds de arrestatie van de ‘jihadgezinnen’ en de vermeende ronselaars de afgelopen weken is het ressentiment binnen de Nederlandse jihadbeweging alleen maar gegroeid. Ze voelen zich opgejaagd en gecriminaliseerd.
Vorig jaar waarschuwde de Leidse hoogleraar (contra-)terrorisme Edwin Bakker in De Telegraaf voor de onvoorziene gevolgen van te voortvarend overheidsoptreden: ‘Als alle terugkeerders primair gezien worden als potentiële terroristen, loop je het risico wantrouwen of vijandbeelden te versterken en zo ongewild mee te werken aan een self-fulfilling prophecy.’
Dit is bijvoorbeeld gebeurd bij enkele leden van de Hofstadgroep die een vrije val in hun radicaliseringsproces maakten nadat ze de hete adem van justitie in hun nek voelden. Ook de Nederlandse bereidheid om toe te treden tot de internationale coalitie tegen IS voert de spanning binnen het jihadistische milieu op.
De grootste dreiging lijkt vooralsnog te komen van Britse en Franse jihadisten. Zij vormen met respectievelijk vijf- en negenhonderd man de grootste afvaardigingen van westerse jihadisten. Britse en Franse jihadisten zijn ook het meest expliciet geweest in het uiten van dreigementen aan hun thuisland. ‘I my brother intend to go back to UK under the order of our Ameer Abu Bakr Al-Baghdadi’, tweette de Britse jihadist Abu Rashash Britani afgelopen juni. Onder de noemer ‘straf Frankrijk’ begonnen Franse jihadisten vanuit Syrië een offensief op sociale media om thuisblijvers op te roepen tot terroristische activiteiten.
Afgelopen februari arresteerde de Britse inlichtingendienst MI5 enkele teruggekeerde jihadisten die een terreuractie planden in het centrum van Londen. Frankrijk leverde met Mehdi Nemmouche tot nu toe de meest dodelijke teruggekeerde westerse jihadist. Afgelopen maart werd in Cannes een andere uit Syrië teruggekeerde jihadist opgepakt die op het punt stond een terreuraanslag te plegen. In zijn woning vond de politie negenhonderd kilo aan explosieven.
Franse en Britse jihadisten zijn gevaarlijker dan andere Europese jihadisten omdat zij afkomstig zijn uit landen waar al heel lang een sterk ‘jihadistisch discours’ bestaat, meent Shiraz Maher, terrorismedeskundige verbonden aan het International Centre for The Study of Radicalisation. Hij beschreef dat discours deze maand in de New Statesman. Londen is sinds begin jaren negentig een belangrijk toevluchtsoord geweest voor veteranen van de Afghaanse jihad. In de Britse hoofdstad kregen ze asiel en konden ze dankzij de ruime Britse wetten voor vrijheid van meningsuiting hun jihadistische propaganda in druk en in moskeeën voortzetten. Het resultaat was een ‘Londonistan’, zoals de stad in veiligheidskringen is gaan heten, waar telkens nieuwe generaties doordrenkt konden worden met onverzoenlijke ideologieën. Dit uit zich ook in wreedheid op het slagveld. In de Daily Mail schreef Maher hoe hij van leden van andere jihadistengroeperingen (onder andere Jabhat al-Nusra) heeft gehoord dat Britse jihadisten tot de wreedste en luidruchtigste van alle jihadisten behoren.
In Frankrijk wortelt het jihadisme vooral in de Algerijnse burgeroorloog van de jaren negentig. Algerijnse jihadisten die uitweken naar Frankrijk zetten hun terreuracties daar voort. Ook rekruteerden ze Maghrebijns-Franse jongeren voor de jihad. Tevens is Frankrijk sinds de jaren negentig bekend met home grown terroristen die in het buitenland jihadistische ervaring opdeden en terug in Frankrijk succesvolle en minder succesvolle terreurcellen opzetten. Het zijn factoren die Frankrijk altijd tot een vruchtbare bodem heeft gemaakt voor het jihadisme. Daarbovenop komt de jarenlange gespannen relatie tussen de Franse regering en de Maghrebijns-Franse jeugd, die in 2005 tot uitbarsting kwam in grootscheepse rellen. Jihadisme als tegenbeweging heeft sindsdien alleen maar aan aantrekkingskracht gewonnen. In het rijtje oorzaken dat Franse jihadisten van hun radicalisering opsommen ontbreekt zelden het boerkaverbod dat de Franse regering in 2011 instelde.
‘Als ik wil keer ik terug naar Frankrijk en dan zal iedereen het van angst in de broek doen’, verklaarde de Franse Syrië-ganger Abu Chaak afgelopen februari in een interview met Le Nouvel Observateur. Eerder uitte Chaak zijn bewondering voor Mohammed Merah, de Frans-Algerijnse self styled jihadist die in 2012 bij verschillende terreuracties zeven mensen doodde. Chaak: ‘Van hem (Mohammed Merah – hb) zijn er nog honderden en honderden.’
Anders dan Engeland en Frankrijk kent Nederland zo’n lange en problematische relatie met een jihadistisch discours niet. Maar of dit historische voordeel genoeg is om de gemoederen gedeisd te houden, moet nog blijken. Dat hangt af van de ontwikkelingen op het jihadistisch slagveld in Irak en Syrië en van de wisselwerking tussen Nederlandse jihadisten en hun regering.
Het goede nieuws is dat van reeds teruggekeerde Nederlandse jihadisten vooralsnog weinig gevaar lijkt uit te gaan.
Beeld: (1) Uit de documentaire American Jihadist: The Life and Times of Isa Abdullah Ali (Principal Media / Courtesy Mark Claywell en Jody Jenkins). (2) 24 mei, Brussel. Mehdi Nemmouche op weg naar het Joods Museum (Photonews / HH).