Jesse Klaver (Groenlinks), Lilian Marijnissen (SP) en Farid Azarkan (DENK) tijdens het debat over het coalitieakkoord- 16 december 2021 © ANP/ Bart Maat

Het was pas net licht geworden boven het Plein in Den Haag en Mark Rutte was onderweg naar het laatste formatiegesprek dat instond tussen hem en een vierde premierschap – ‘de puntjes op de i’. Een NOS-verslaggever wilde weten of het een speciale dag voor hem was? ‘Ja het is bijzonder, het is bijzonder’, mompelde Rutte. Welk gevoel hoopt u dat de mensen vanavond in het land hebben na de presentatie van de plannen? vroeg de verslaggever. ‘Bescheidenheid. We hebben volgens mij een mooi akkoord maar het zal van de uitvoering afhangen, het moet zich echt bewijzen in de praktijk. Er is veel wantrouwen in de politiek.’

Rutte heeft wel eens over het Europees Parlement gesproken als een ‘feestcommissie op zoek naar een feest’, de presentatie van zijn nieuwe regeerakkoord deed akelig denken aan een feest op zoek naar feestgangers. ‘Van mij vandaag geen woorden van trots of tevredenheid’, zei D66-leider Sigrid Kaag tijdens haar betoog. Ja, het was goed en progressief genoeg, maar het besef dat vertrouwen in de politiek de afgelopen jaren flinke deuken heeft opgelopen overheerst. ‘Wij doen dit voor álle Nederlanders. En voor eenieder wiens vertrouwen in overheid en politiek de afgelopen jaren is geschonden.’

Hoe verzin je een motto voor een groep mensen die op elkaar waren uitgekeken – waarvan er één zelfs hardop riep nooit meer met Rutte te willen – maar die nu toch weer samen verder moeten? Vier jaar geleden sprak uit de eerste vier zinnen van het regeerakkoord van Rutte III al fel een bevochten compromis. Er werd gerept over ‘individuele vrijheden’ én een ‘hecht collectief’. Het ging over ‘ambities najagen om over de hoogste lat te springen’ én over een ‘vangnet als dat nodig is’. Ze sloten hun openingsparagraaf destijds af met de titel die de tegenstrijdigheid van conservatieve berusting en progressieve veranderingsdrang kon samenvatten: ‘vertrouwen in de toekomst’.

De uitdaging dit jaar: hoe adem je nog vertrouwen en zin in de komende jaren jaar uit nadat er al eerder zwaar over je is geoordeeld is in het Toeslagenschandaal en het Afghanistan-debacle en er drie parlementaire enquêtes wachten die niet mals zullen zijn? Oftewel: welk motto drukt excuses en bereidwilligheid om fouten uit het verleden te herstellen het beste uit?

‘Omzien naar elkaar en vooruitkijken naar de toekomst’, is de titel van de ideeënbundeling van Rutte IV geworden. Meer nog dan vast omlijnde ideeën is herstel van vertrouwen in de uitvoerende macht de inzet van het aanstaande kabinet. Het regeerakkoord als repareerakkoord. Een miljardenregen waar omzien naar burgers als een rode draad doorheen loopt. De ontmoetingen die onderhandelaars hadden met Groningers en de Toeslagen-ouders hebben volgens informateur Wouter Koolmees geleid tot pleidooien voor het versterken van de rechtsorde en een overheid met een ‘menselijk gezicht’.

Maar niet alleen tussen burger en politiek is iets stuk, ook tussen regering en volksvertegenwoordiging zijn lijmpogingen nodig. Kamervoorzitter Vera Bergkamp uitte bij het aanvaarden van het Regeerakkoord amper verholen kritiek toen ze sprak over het ‘herstellen van parlementaire verhoudingen. Daarmee hoop ik ook dat we het vertrouwen in de politiek kunnen terugkrijgen.’

Toen een dag later het debat over het coalitieakkoord in volle gang was bleek hoe urgent dat was. Tijdens de bijdragen van Kees van der Staaij (SGP) en Farid Azarkan (DENK) was de huidige én aanstaande premier in zijn Kamerbankje verdiept in het rapport Versterking functies Tweede Kamer: Meer dan de som der delen. Dat was die ochtend in de luwte, vlák voor het debat begon, gepresenteerd in een zijzaaltje van het parlement. Ruttes oog bleef hangen op een schematische weergave van hoe ‘parlementaire verkenningen’ in de toekomst beter vormgegeven kunnen worden.

Het was uitstekend gekozen lectuur voor een premier die zich opmaakt om nog eens jaren te debatteren met dit parlement. In het rapport wordt verkend hoe de Tweede Kamer versterkt kan worden, hoe een versplinterde Kamer zich kan verweren tegen een veel beter geëquipeerde regering die leunt op duizenden ambtenaren en honderden woordvoerders. Hoe Kamerleden zich de komende jaren beter en effectiever kunnen verenigen in het controleren van hém.

De zoektocht naar een meer controlerende Kamer die zich beter met wetgevingskwaliteit bemoeit heeft Bergkamp zichzelf als missie gesteld bij haar aantreden als Kamervoorzitter. Het rapport van een werkgroep van Kees van der Staaij dat Rutte in de Kamerbankjes zat te lezen bevat een urgent pleidooi voor betere ondersteuning van de Kamer. Een van de meest opvallende conclusie is dat ‘er al veel mogelijk is met het huidige instrumentarium en de recente herziening van het Reglement van Orde, maar dat deze nog niet altijd optimaal worden benut’. Van der Staaij adviseert zijn collega’s om beter samen te werken, scherper te kiezen en meer structuur aan te brengen in het controleren van de regering.

‘Ik weet dat ik u geen huiswerk mag meegeven voor het Kerstreces, maar ik zou u toch willen vragen: lees dit’, zei Kamervoorzitter Bergkamp toen het debat over het coalitieakkoord een halfuur later begon. ‘Er staan concrete aanwijzingen in, ik denk dat dit heel belangrijk is.’ Hoe hard nodig dat verplichte leesvoer is zou later die dag pijnlijk duidelijk worden.

De formerende partijen hadden zich ‘bescheiden’ naar hun nieuwe machtsposities bewogen, klaar om scherpe kritiek te incasseren vanuit de Kamer, maar waar was die scherpte dan? De oppositie leek verdwaasd door de miljardenregen die over hen was neergedaald. Zelfs de linkse tandem PvdA-GroenLinks die een week eerder nog hun eigen oppositieakkoord wereldkundig hadden gemaakt, moesten concluderen dat veel eisen daaruit waren ingewilligd. Hun maximale anderhalve graden klimaatopwarming? Staat erin. Breed onderwijs zodat kinderen nog jonger de taal leren? Is gelukt. Gratis kinderopvang? Bijna volledig.

Het enige debat dat werkelijk ergens heen leek te gaan ontspon zich rondom de vierenhalf miljard euro die de aanstaande regering vanaf 2052 wil bezuinigen op zorg. Volgens de aanstaande regering moet ervoor worden gewaakt dat immer stijgende zorgkosten in de toekomst niet ‘als een koekoeksjong andere uitgaven uit het nest duwen’.

‘Dat is zo vreemd omdat deze coalitie echt voor sinterklaas speelt op ongeveer ieder beleidsterrein, behalve op de zorg’, zei Klaver, waarmee hij oppositie-brede onvrede ventileerde. Klaver wees Rutte op zijn eigen belofte van een beter gesprek tussen het aanstaande kabinet en de Kamer. Toch werd ook dit nauwelijks een wezenlijk gesprek. Gesteggel over of zorgkosten beteugelen nou bezuinigen is of ‘minder meer uitgeven’, belemmerde het zicht op een fascinerend medisch-ethisch debat vol morele dilemma’s dat dringend gevoerd moet worden in Den Haag en nog lang niet is beslecht: zit er een plafond aan wat de samenleving kwijt wil en kan zijn aan zorg in de toekomst?

Toen voormalig Kamerlid Pia Dijkstra zich bij D66 jaren geleden verdiepte in medisch-ethische thema’s, realiseerden haar adviseurs zich al snel dit het ingewikkeldste punt zou kunnen worden. Zorgkosten zijn lang niet zo concreet voorstelbaar als voltooid leven, de abortuspil of embryo-onderzoek, maar de vraag hoe hoog ze mogen oplopen is op termijn ethisch gezien veel complexer – niet alleen voor confessionelen maar óók voor liberalen. Zit er een rem op wat je uitgeeft aan gezondheid? Zo’n debat leidt onvermijdelijk tot het plakken van prijzen op het leven zelf.

Het is het medisch-ethische debat dat nog altijd niet is beslecht in Den Haag – het moet feitelijk nog beginnen. Het enige Kamerlid dat het kort aanraakte was SP-leider Lilian Marijnissen. ‘In heel erg Haags jargon en in heel veel moeilijke woorden staat er gewoon […] dat het een beetje te duur wordt, want we worden met z'n allen ouder. Ja, er zal wat meer geld naar de zorg gaan, dat is ook logisch, want we zijn met meer en we worden ook allemaal ouder. Maar er moet ook personeel bij en dat wordt eigenlijk een beetje te duur. Ik vind dat het een kwestie van beschaving is.’

Terwijl de oppositie verder verdwaalde in een semantisch vertoog over wat bezuinigingen zijn, vergaten ze kernenergie, het ruimhartiger compenseren van de studieschuldgeneratie, het minimumloon en-wat-niet-meer. Er was geen strategie, geen overtuigende poging echt iets te veranderen. Het waren losse betogen die zo weinig doeltreffend waren dat je je kunt afvragen of er vooraf een doordacht doel was geweest. Het leidde in ieder geval niet tot debat.

Daarbij hielp het niet dat voorzitter Bergkamp streng vasthield aan een vooraf bepaald aantal interrupties. In een poging de ongebreidelde en te vaak nachtelijke debatten te beteugelen, mogen leden nog maar een aantal keer onderbreken. Soms leidde dat tot potsierlijke situaties waarbij een Kamerlid zoals Esther Ouwehand, die slim haar interrupties opspaarde om scherpe en nauwkeurige vragen te stellen, middenin een gedachtewisseling over handelsverdragen werd onderbroken omdat zij door haar limiet heen zat.

Omgedraaid kon je zeggen: juist in een Kamer waar interrupties gelimiteerd zijn (‘maximaal acht!’) werd veel kruit verschoten aan woedende tirades en onzinvragen over poppetjes en onderling vertrouwen. Er werd eindeloos ingezoomd op wie wat had gezegd over een ander en hoe zij dat nu bezagen. Het coalitieakkoord bleef haast ongemoeid liggen.

Van der Staaij had er die ochtend al voor gewaarschuwd bij de presentatie van zijn rapport: een Kamer die wil toekomen aan wezenlijke zaken ‘vergt een parlementaire cultuur waarin meer focus en rust wordt aangebracht’. Terwijl de Kamerleden deze Kerst het rapport thuis pas zullen lezen, had Rutte tijdens het debat al alle rust gevonden om het tot zich te nemen.

Hij maakte zich nergens zorgen om.