Ons soort mensen is het type roman dat aan de hand van minutieuze schema’s geschreven lijkt te zijn. Nergens worden onverwachte zijpaden ingeslagen of verliest Zeh (1974, Bonn) de greep op haar personages, ze lijkt precies te weten hoe ze haar verhaal wil opbouwen, wie wanneer en waarom aan het woord moet komen, en in deze vuistdikke roman niet onbelangrijk: welke tegengestelde belangen er allemaal spelen. Ik zie al voor me hoe ze haar personages een voor een uitdacht: de communist die de val van de Muur niet verwerkt heeft, de oude burgemeester die een deal sluit om zijn dorp te moderniseren, de ‘paardenfluisteraar’ (ja, iemand die werkelijk meent met paarden te kunnen spreken) die plotseling bevangen raakt door groene idealen, de gelikte zakenman die zijn deal aan de man wil brengen, de complotdenker die achter ieders gedrag een valkuil vermoedt, enzovoort. En helemaal aan het begin van de pagina, boven die lijst met namen en karakterschetsen, zou dan in grote letters moeten staan: Unterleuten.
Want om dat kleine, fictieve Oost-Duitse dorpje gelegen in de voormalig ddr draait deze roman vooral. Ondanks de veelvoud aan personages, ondanks ieders gedetailleerd beschreven beweegredenen. Uiteindelijk is het belangrijkste element in deze roman, het aspect dat alles in beweging zet en al die mensen verbindt, niet een persoon maar een plaats.
Het marginale en door de buitenwereld veronachtzaamde dorp Unterleuten is door VentoDirect uitgekozen voor de plaatsing van tien windmolens. De meeste bewoners zijn fel tegen, de burgemeester en het betrokken landbouwbedrijf zijn voor. Dat meningsverschil vormt de kern van Ons soort mensen. Daaromheen ontvouwt zich langzaam een hevige machtsstrijd: wie verdient aan de aanleg van de windmolens, welke inwoners gaan erop achteruit, wie bepaalt nu eigenlijk?
Je kunt zeggen: het is allemaal wel erg goed uitgedacht door Zeh. Enigszins oneerbiedig geformuleerd kun je zelfs beweren dat het lijkt alsof de schrijfster zich heeft voorgenomen om met dit boek – eerder schreef ze al een theaterstuk, essays en diverse romans, waarvan de meeste in het Nederlands zijn vertaald – een great German novel te schrijven. Ons soort mensen is omvangrijk, meerstemmig, het verhaal heeft nadrukkelijk oog voor figuren die in het gangbare debat niet op de voorgrond treden en voor belangrijke vraagstukken van de moderne wereld (natuur tegenover stad, kapitalisme als redding of vijand). Een enkele keer dacht ik bij het lezen: hup, Zeh, wijk eens af van die zo secuur uitgeschreven rode draad, voer eens een personage op dat niet zo duidelijk symbool staat voor een bepaalde levenshouding of voorzie in elk geval niet iedereen van zo’n uitgebreid, steeds op vergelijkbare wijze beschreven verleden. (Sowieso: torst iedereen op dezelfde wijze een verleden met zich mee? Zijn er geen mensen te bedenken die zonder duidelijke associatieve links aan vroeger denken, of die zelfs gewoonweg helemaal niet stilstaan bij hun verleden?)

Maar dat was dan ook het enige smetje op deze roman, waarmee Zeh laat zien dat ze tot de bovenklasse van de hedendaagse Europese letteren behoort. Wat vooral indruk maakt, is hoe doelgericht en stijlvast ze haar verhaal opbouwt. Ja, ze neemt de tijd, Ons soort mensen is een roman met een lange adem, maar Zeh combineert van begin tot eind geraffineerde karakterschetsen met spannende, soms ronduit verbluffende scènes; ze wisselt feilloos af tussen scherpe dialogen en uitgebreide achtergronden, ze schakelt moeiteloos tussen haar personages met ieder zijn of haar eigen jargon (in totaal bevat Ons soort mensen meer dan tien perspectieven), en ze schrijft ook nog eens bijzonder toegankelijk zonder dat de toon ergens sleets of slordig wordt. En op die manier weet ze volkomen natuurlijk de meest uiteenlopende thema’s aan te snijden en steeds dieper te doorgronden.
Ons _soort__ mensen_ staat vol van de contrasten. Niet alleen tussen natuur en stad, ook tussen communisme en kapitalisme, arm en rijk, nieuw geld en oud geld, rust en rumoer, een verenigd Duitsland en de ddr, verandering en conservatisme, idealisme en pragmatisme, noem het allemaal maar op. Bijzonder knap hoe Zeh zoveel thema’s in zo’n soepel verteld, geloofwaardig verhaal verweeft, maar helemaal knap is de wijze waarop ze de sympathie van de lezer steeds laat verspringen. Je leeft vrijwel steeds mee met degene die aan het woord is. Tientallen pagina’s klinkt personage X volkomen innemend en overtuigend, waarna personage Y hem in een halve alinea tot karikatuur reduceert en op zijn beurt weer overtuigend het woord neemt. Zeh laat zien hoe bekrompen iedereen naar elkaar kijkt, zonder daarbij als auteur zelf enig oordeel te vellen; ze zoekt juist steeds begrip voor al die totaal verschillende mensen in Unterleuten, al die figuren die volgens hun eigen maatstaven permanent gelijk hebben.
Uiteindelijk is Unterleuten – in het Duits overigens heel toepasselijk de titel van deze roman – een soort minisamenleving en dient de aanleg van de windmolens als het begin van een sociaal experiment. Het machtsspel van de betrokkenen wordt steeds vuiler en harder, er volgen talloze valse beloftes en wederzijdse beschuldigingen, er komt fysiek geweld bij kijken, en nergens, maar dan ook nergens verliest Zeh even de regie over haar verhaal, ze weet precies wat ze wil en vooral hoe ze dat moet bereiken, tot op de laatste bladzijden aan toe.