Maar nu had ik een lieflijk donker driehoekje ervoor teruggekregen. En als praatgraag mens kon ik het verschijnen van wat extra lippen op mijn lijf alleen maar bejubelen. Ik haalde een paar oude nummers van Actueel en Penthouse uit een geheime la, sloeg ze open, observeerde langdurig de modellen en begon mijn schaamhaar te scheren totdat er een dunne verticale streep overbleef. Ik koos de mooiste string uit de kast, maar negeerde de bh’s. Mijn kleine ferme muggenbultjes vroegen er niet om. Ik trok een strakke spijkerbroek aan en ging de straat op, vastbesloten om me door mijn instinct te laten leiden.
Na een paar dagen moest ik de wrede waarheid onder ogen zien. Ik was niet zomaar een vrouw geworden: ik was een echt trutje. Een dom blondje met zwart haar. Een tante Bet, een griet zonder ruggengraat, een huppelkutje, een gans. Zodra ik door een man werd aangesproken begon het giechelen vanzelf. Als een soort permanente slappe lach. Ik zegde al mijn kranten- en bladenabonnementen op en kocht Elle, Marie-Claire, Flair en Viva. Maar het ergste overkwam me in de boekhandel. Als geduwd door een onzichtbare hand liep ik al mijn geliefde auteurs voorbij en belandde bij een imposante berg boeken waaruit ik, nog steeds giechelend, een exemplaar griste. Met het schaamrood op mijn kaken en Het tedere kind van Lulu Wang onder mijn arm liep ik de winkel uit.
Ik nam de gewoonte om iedere dag rond vier uur voor de tv te ploffen om naar Catherine te kijken. En elke avond met een glas sherry en een schoteltje vol krakelingen en boterkoekjes bij de hand liet ik mijn tranen bij Jerry Springer vloeien. Ik werd verliefd op Ruud van Big Brother, begon Karin te haten en kocht alle platen van Froger en Borsato. Maar op een dag in het Grand Café Dudok voelde ik iets nieuws. De kitteling van duizenden vleugeltjes onder in mijn buik. Hij had brede schouders en een klein gespierd kontje. Hij glimlachte voortdurend in mijn richting, kwam naast me zitten en na amper vijf minuten legde hij zijn hand op mijn rechterknie. Het voelde alsof ik was omgetoverd in de Niagara.
Bij hem thuis aangekomen rukte hij me de kleren van het lijf. Ik werd op zijn piepende, niet opgemaakte bed geduwd. Zenuwachtig werd ik pas toen hij zijn opgezwollen lid te voorschijn haalde. Het ding zwaaide van links naar rechts. Hij ging op me liggen. Ik stikte onder zijn gewicht en hoestte. Hij beet in mijn tepels. Ik schreeuwde van angst. Hij greep met zijn grote behaarde hand tussen mijn benen. Zijn half geschoren wangen schuurden pijnlijk tegen het melkwit van mijn huid. Zijn adem stonk naar knoflook en zijn oksel naar parmezaan. Ik merkte in een flits dat hij zijn sokken had aangehouden. Ik wilde opstaan, maar het was al te laat. Ik werd gepenetreerd. Het voelde alsof ik een rauwe worst uit de Aldi-schappen in een slikbeweging moest verorberen. En terwijl de walgelijke salami zich een weg in me baande, begon hij als een bezetene te hijgen en te bonken in een kakofonie van piepend metaal. Ik probeerde aan iets anders te denken en terwijl het zweet uit al zijn pori'n gutste zag ik opeenvolgend de gezichten van Margaret Tatcher, Edith Cresson en Elena Ceaucescu voorbijtrekken. Hij kneep ruw in mijn billetjes, duwde zijn tong en een stukje knoflook in mijn mond en schreeuwde alsof hij doodging.
Ik stond op, raapte mijn kleren op en rende naar huis. Onder de douche begreep ik dat ik kort samengevat de evolutie in een ruk had doorgemaakt. Van huppelkutje naar mannenhaatster. Ik besloot De schaamte voorbij te gaan kopen.