Toen ik het manuscript van mijn eerste boek inleverde (1990, geboortejaar van het world wide web, begin van het einde van het Oostblok) schreef ik een driver om mijn 9-naalds Seikosha-printertje tot iets te dwingen wat hij/zij/het niet kon. Een hele dag stond het apparaat te stampen en te stomen om een afdrukkwaliteit te bereiken die eigenlijk voorbehouden was aan laserprinters. De laatste pagina’s werden kreunend en stampend gehaald. Toen, tijdens het afdrukken van een begeleidend briefje, brandde de printkop door. De literatuur vraagt offers van mens en machine.

Het is 26 jaar later, het manuscript van mijn nieuwe boek is klaar en de laserprinter heeft een maand geleden de laatste ozon uitgeblazen. Er moet een nieuwe komen, want ik ben een schrijver die met twee kilo papier onder de arm naar de uitgever gaat. Waarschijnlijk heel freudiaans (kijk eens wat ik in mijn potje heb gedaan), maar daar heb ik me bij neergelegd.

De nieuwe is een beest van tientallen kilo’s. Hij kan de afdrukhonger aan van een middelgroot kantoor, doet kleur en dubbelzijdig en heeft een webserver aan boord, waardoor hij via het netwerk kan worden beheerd. Samsung CLP-680 heet-ie. Hij print prachtig scherp en de kleuren zijn prima. Maar hij vraagt soms –en ik kan er niet achter komen waarom de ene keer wel en de andere keer niet – naar een ‘job accounting’-nummer. Het maakt niet uit wat ik intik. Als het maar minstens vier cijfers of letters zijn. Tot nu toe heb ik niet kunnen ontdekken hoe je dat uitschakelt. De Samsung Easy Printer Manager mag die naam niet dragen, want die loopt vooral vast, en de ingebouwde webserver toont een interface van twintig jaar geleden. Omdat ik de laatste tijd heel erg in de ‘nou dan niet’-modus zit, zal ik ermee leren leven. Het is geen ‘zen’, maar we zijn op weg.

Nu moet de werkkamer leeg en schoon voor een fris en helder begin. De muren waren volgeplakt met plattegronden, landkaarten en post-its van het ‘hij gaat linksaf!’ soort. De vloer is in de afgelopen vijf jaar gereduceerd tot een kronkelpad tussen stapels boeken en een van de twee werktafels was helemaal gevuld met inktpotten, kroontjes- en bamboepennen, notitieboeken en tekenpapier. Ik zal eerlijk zijn: het was een bende. Voor iemand die zichzelf berustend de ‘huishoudnazi’ noemt (‘kan dit even opgeruimd worden, ja?’) is het een vreemde tegenstelling. Zo vreemd dat, nu alles aan kant en in gelid is, een hol soort onwennigheid zich van mij meester heeft gemaakt.

Niet dat ik daar veel tijd voor heb, want ik moet mij bezighouden met het bevolkingsonderzoek darmkanker. Opeens lag een paarsige plastic envelop in de bus met een set waarmee de vaderlander van middelbare leeftijd zijn ontlasting moet samplen. Aan de begeleidende folder is goed te zien dat hurkgedrag de nieuwe houding is, want achter woorden als ontlasting staat tussen haakjes ‘poep’. Volgens mij is het doel van de evolutie dat mensen die woorden als ontlasting niet begrijpen uit de genenpool verdwijnen, maar dat zal de huishoudnazi in mij zijn. De Maag Lever Darm Stichting heeft zelfs een website (poepwijzer: je poep wil je wat vertellen) die uitsluitend in de-mens-is-dom-en-dat-houden-we-zo-termen spreekt. Ik denk dat mijn poep mij niets wil vertellen. En ik heb mijn poep ook niets te zeggen. Als ik dat wel dacht, schreef ik of De Fecaliën-monologen of ik liet mij opnemen tussen mensen die met de bevolking van Venus converseren of denken dat ze Jezus zijn.

Ik denk dat mijn poep mij niets wil vertellen

Maar ondertussen sta ik wel met het soort ragertje dat mijn tandarts mij steeds probeert te verkopen in mijn maandagochtend-productie te prikken, terwijl ik word besprongen door een bijbelcitaat (Tot hiertoe heeft de Here ons gebracht) en ondertussen de woede probeer te onderdrukken die mensen in verpleegtehuizen voelen als een goedbedoelende hulp vraagt hoe het vandaag met ons gaat.

God, wat zal ik een chagrijnige oude man worden.

Hurkgedrag… Ik herinner mij dat ik in de vroege jaren tachtig mijn eerste stukje voor de plaatselijke krant inleverde en als commentaar kreeg dat het te moeilijk was: ‘De lezer is een dertienjarige mavoscholier in Appelscha.’ Ik antwoordde dat die lezer dat dan ook altijd bleef als we geen woorden van meer dan twee lettergrepen gebruikten. Waarmee ik maar wilde zeggen dat hurken geen kwestie is van rekening-houden-met, maar bevoogding van het ergste soort. Je schrijft mensen pas echt af als je ze niet meer intellectueel uitdaagt en afdaalt naar hun niveau. (Iets zegt mij nu dat ‘afdalen’ niet politiek correct is, want iedereen is natuurlijk even goed en elke mening waardevol, ook al ben je te stom om je eigen veters te strikken, waarmee ik overigens niets wil zeggen over mensen die hun veters niet kunnen strikken.)

Tandenragertje in een buisje met zoutoplossing, buisje in een plastic zakje, zakje in een envelop, kaart ingevuld en naar de postbus. Overal in Nederland lopen nu vijftigers met een plastic zak met poep (ontlasting) over straat. In de sorteercentra van PostNL sorteert een speciale poeptaskforce paarse plastic enveloppen. Poep, poep, poep. Het hele land is in de ban van zijn/haar/lgbt ontlasting. De praatgroep Scatofilie van denvsh wordt verrast door spectaculaire ledentoename. GroenLinks dient een wetsvoorstel in dat genderneutraal poepen mogelijk maakt. Bruin is de modekleur voor de herfst.

Ik denk dat ik maar eens aan een nieuw boek begin.