PosHYdon, een groene-waterstofpilot, op een offshore platform in de Noordzee. Augustus 2020 © PosHYdon

Stokstijf zit ik op de achterste stoel van een helikopter, veiligheidsriemen over schouders en middel samengeklikt in een ronde knop op mijn buik, mijn handen op de gele stof van mijn survival suit. ‘Brace, brace’, klinkt het. Dan klapt de heli op het water. ‘Impact!’ Het water begint razendsnel te stijgen en mijn voeten zijn al nat. Ik neem het mondstuk van de zuurstoffles uit mijn reddingsvest en knip een soort knijper op mijn neus. Het water stijgt verder tot mijn hoofd onder water komt. Nu adem ik zuurstof uit de fles. Rustig blijven ademen, denk ik.

Na een paar seconden begint de heli te kapseizen. Het hele gevaarte draait 180 graden rond. Ik zit nog op mijn stoel en adem door het mondstuk. Minder rustig dan ik zou willen. Als we helemaal zijn gedraaid stoot ik met mijn linkerarm het raampje open. Dan draai ik aan de ronde knop waardoor mijn riemen losklikken en pers ik me haastig door de opening van het kleine raampje. Eenmaal boven water hoest en proest ik, volledig gedesoriënteerd. Naast me zwemmen twee duikers. ‘Goed gedaan!’ roept de trainer. Koud en trillend kom ik het water uit.

Aan het eind van de dag heb ik de veiligheidstraining doorstaan en ontvang ik een certificaat waarmee ik met een helikopter mee mag op bezoek bij het offshore platform van Neptune Energy. Hier kan ik getuige zijn van een ‘wereldprimeur’, zoals vermeld op de uitnodiging, want dit bedrijf is ‘host voor de eerste offshore groene waterstofpilot op een werkend platform’. Mijn doodsangsten zijn niet voor niets geweest. Ik ga de waterstofrevolutie met eigen ogen aanschouwen.

Elementen voor een duurzame toekomst

We willen steeds minder afhankelijk zijn van olie, gas en kolen. Maar voor de groene economie zijn nieuwe bouwstenen nodig. In deze serie onderzoeken we (chemische) elementen die onontbeerlijk zijn voor de economie van de toekomst. Deze keer: waterstof.

‘The stars are made of hydrogen, so let’s reach for the stars’, riep eurocommissaris Frans Timmermans vorig jaar uit. Sinds de oorlog in Oekraïne zijn de verwachtingen van waterstof alleen nog maar verder gestegen. Want we moeten van het (Russisch) gas af en waterstof zou daarbij een glansrol kunnen spelen.

Gelukkig verloopt de echte vlucht zonder natte voeten. Na de landing op het bovenste dek moeten we eerst onze gele safety suits verwisselen voor oranje werkpakken, inclusief helm, bril en gehoorbescherming. Na een veiligheidsinstructie in de controlekamer lopen we omlaag naar een dek onder het helikopterdek. Door de tralies van de trappen heen zie ik diep beneden mij golven tegen de poten van het platform klotsen. Ik houd me vast aan de reling. Gekleurde spandoeken hangen aan de zijden van dit dek. Met grote letters en pijlen staat hier uitgelegd hoe je groene waterstof maakt.

‘Maar waar is de elektrolyser?’ vraagt iemand in ons groepje, verwijzend naar de machine die waterstof kan maken. ‘Die is er nu nog niet, maar hij is wel al besteld in Noorwegen’, vertelt René Peters, directeur gastechnologie bij tno, het kennisinstituut dat als partner betrokken is bij PosHYdon, de naam van de groene waterstofpilot op dit platform. ‘De elektrolyser staat over een jaar hier.’ Tot die tijd moeten de doeken het verhaal vertellen.

Het proces van elektrolyse herinner ik me nog van de scheikundeles. Je begint met water, H2O. In het water dompel je twee elektroden: een kathode en een anode. Tussen deze elektroden laat je een elektrische stroom lopen. Hierdoor zal waterstof (H) naar de kathode bewegen en waterstofmoleculen vormen (H2), terwijl zuurstof (O) naar de anode beweegt en zuurstofmoleculen vormt (O2). Op grote schaal werkt het precies zo. Ook in een elektrolyser zitten twee elektroden die waterstof en zuurstof uit het water scheiden. Op dit platform wordt het zoute water uit de zee eerst nog ontzilt.

Bij de productie van waterstof gaat altijd dertig procent van de gebruikte energie verloren in de vorm van warmte. De overige energie van de elektronen blijft opgeslagen in de waterstofmoleculen. Waterstof is dus geen energiebron, maar een energiedrager. Hoewel de sterren zijn gemaakt van waterstof komt het lichtste element van nature niet voor op aarde en moet je het dus altijd maken. Wil je de energie later weer uit de waterstofmoleculen halen, dan gaat wederom dertig tot vijftig procent verloren.

Waterstof fungeert op dit moment nog nauwelijks als energiedrager. Het element wordt vooral gebruikt in de industrie en het wordt gemaakt van fossiele brandstoffen. Het heet dan grijze waterstof. In de toekomst zou groene waterstof, die via elektrolyse wordt geproduceerd uit groene stroom, een belangrijke bijdrage aan de energietransitie kunnen leveren. Waterstof zou dan niet alleen voor industriële processen worden gebruikt, zoals nu het geval is, maar als systeemoplossing voor een allesomvattende duurzame energievoorziening, met als belangrijke schakel de grootschalige opslag van hernieuwbare energie in de vorm van waterstof.

Technici verrichten onderhoud aan een Proton Exchange Membrane (PEM) electrolyzer bij het waterstof project Hystock van Gasunie. Veendam, augustus 2021 © Justin Jin

Patrick Cnubben ziet die toekomst helemaal voor zich. De vriendelijke Limburger die voor de liefde naar het noorden is verhuisd, barst bijna uit elkaar van enthousiasme. Hij kan uren praten over waterstof. Het begint als hij me begin maart ophaalt van station Groningen en ik instap in zijn waterstofauto. De auto zoeft soepel en stil, een beetje als een elektrische auto. Je kunt er vierhonderd kilometer mee rijden op een volle tank, leer ik.

Cnubben is als directeur strategie waterstof verbonden aan de New Energy Coalition en onder andere verantwoordelijk voor de eerste Hydrogen Valley in Europa. Zoals Silicon Valley het Mekka is voor technologische innovatie, zo moet deze ‘vallei’ in Groningen, Friesland en Drenthe een impuls geven aan de waterstofeconomie. De Europese Commissie gaf alvast een flinke subsidie. ‘We need more hydrogen valleys’, vindt voorzitter Ursula von der Leyen. De twintig miljoen euro uit Brussel werd aangevuld met twintig miljoen euro publieke co-funding, additionele subsidies en private co-funding van verschillende consortiumpartners. In het consortium zitten grote bedrijven als Gasunie en Shell, maar ook mkb’ers, zoals een lokaal taxibedrijf, doen mee. Volgens Cnubben drijven juist die mkb’ers innovatie.

Zelfs de koning is al op bezoek geweest bij Heavenn (H2 Energy Applications in Valley Environments for Northern Netherlands), zoals het project heet. ‘Een van de directeuren van Gasunie zou hem een lift geven, maar hij wilde graag zelf rijden. De beveiliging was helemaal in de war, omdat hij plotseling links uitstapte in plaats van rechts.’ Dat de koning op bezoek kwam had te maken met de jaarlijkse ‘Wind Meets Gas’-bijeenkomst die hij het afgelopen jaar bijwoonde. Hij eindigde daar zijn toespraak met een retorische vraag over de productie van waterstof: ‘What are we waiting for?’

Cnubben nodigt me direct uit voor de volgende ‘Wind Meets Gas’-bijeenkomst. ‘We zijn op zoek naar goede schrijvers die dit onderwerp interessant vinden en zich er echt in willen verdiepen. Je zou mee kunnen op de boot naar Noorwegen. We gaan op energiesafari in IJsland en we zijn ook bezig met zonneparken in Namibië.’

We zetten koers richting de Eemshaven. Rechts van de weg ligt in de verte Slochteren. Voor ons doemen hoge windmolens op van onder andere elektriciteitsbedrijf rwe. Getuige de grote pluimen rook uit de pijpen draait de kolencentrale vandaag op volle toeren. Dat gebeurt als er weinig wind staat. ‘Tja: hoe minder wind, hoe meer kolen.’

Heavenn is veel meer dan wat losse pilots met waterstof, vertelt Cnubben: ‘Het is een heel systeem, een keten. Dit systeem ademt als het ware elektronen in via de windmolens in de Noordzee, en ademt die vervolgens als waterstofmoleculen uit via de infrastructuur van de gasleidingen die we steeds meer vrijspelen als we van het gas af gaan.’ Dan gaat het naar de industrie, maar wat Cnubben betreft ook naar openbaar vervoer, auto’s en huishoudens. ‘In Hoogeveen zijn we bijvoorbeeld bezig met een waterstofwijk.’ Ook het taxibedrijf experimenteert met waterstoftaxi’s. Om de waterstofeconomie op te bouwen zijn bovendien veel vakmensen nodig. ‘We zijn in contact met zeven mbo-opleidingen in de regio om ervoor te zorgen dat er mensen worden opgeleid die dit allemaal kunnen gaan neerzetten.’ Het gaat Heavenn niet slechts om de productie van groene waterstof, het gaat om het optuigen van een regionaal en integraal energienetwerk rondom groene waterstof.

Regelmatig leidt Cnubben delegaties van buitenlandse gasten rond in de Eemshaven en omgeving. ‘Het is zo mooi dat je alle vormen van energie hier bij elkaar ziet.’ Waterstof wordt hier nog niet geproduceerd, maar dat zal snel gaan veranderen, zegt hij. ‘Hier komt bijvoorbeeld een grote elektrolyser te staan van Engie, van vijftig tot honderd megawatt. Daar komt er eentje van rwe. En Vattenfall wil er ook eentje bouwen. Ze zijn er nog niet, maar ik kan vragen of ze beeldmateriaal voor je hebben?’

‘Transport van moleculen waterstof via een pijp is vijf tot tien keer zo goedkoop als het transport van elektronen in elektriciteitskabels’

Thijs ten Brinck, duurzaamheidsspecialist en schrijver van de invloedrijke blog wattisduurzaam.nl, is argwanend over de ‘waterstofhype’. Op termijn kan het wellicht een revolutie worden, maar vooralsnog is het gebruik van waterstof een ‘klimaatprobleem en geen klimaatoplossing’, zegt hij aan de telefoon.

Enige scepsis is begrijpelijk; de waterstofrevolutie is immers in het verleden al vaker voorspeld, terwijl de werkelijkheid steeds ver achterbleef bij de gouden toekomstdromen. In 1874 schreef Jules Verne al in zijn boek Het geheimzinnige eiland over een maatschappij die draait op energie uit waterstof. Aan het begin van de twintigste eeuw waren de verwachtingen van door waterstof aangedreven luchtvaartuigen hoog. Na de explosie op de Hindenburg, de Duitse zeppelin die in 1937 tijdens de landing in Amerika in brand vloog, taande dit enthousiasme.

Koning Willem- Alexander verricht de officiele opening van de groene waterstofinstallatie Hystock. Veendam, juni 2019 © Kees van de Veen / ANP

In de jaren zeventig, toen steeds meer raketten werden aangedreven door vloeibare waterstof, volgde een nieuwe golf van interesse, nadat in 1970 voor het eerst, in een paper van nucleair fysicus Lawrence Jones, de term ‘waterstofeconomie’ was gevallen. Men begon serieus na te denken over door waterstof aangedreven voertuigen, maar alle fantastische ideeën ten spijt materialiseerden de plannen nooit.

In de jaren tachtig daalden de olieprijzen en daarmee de zoektocht naar alternatieve energiebronnen, maar eind jaren negentig volgde wederom een waterstofhype. In 2002 verscheen een boek van de invloedrijke Amerikaanse sociaal-economische denker Jeremy Rifkin over de waterstofeconomie. Hierin voorspelde hij, naar analogie van het zich uitbreidende internet, het ontstaan van het Worldwide Hydrogen Energy Web. Het zou een netwerk worden waarin ‘miljoenen eindgebruikers hun brandstofcellen zullen verbinden met lokale, regionale en nationale waterstofenergienetwerken’, om op die manier een ‘nieuwe gedecentraliseerde vorm van energieproductie te vormen’. Het Worldwide Hydrogen Energy Web kwam echter nooit van de grond en waterstofinvesteerders uit die tijd verloren hun geld net zo hard als de verwachtingen waren gestegen.

Ten Brinck vertelt dat waterstof op dit moment wordt gebruikt bij de raffinage van olie, de productie van kunstmest, de verwerking van voedingsmiddelen, de productie van staal, aluminium, glas, en in de ruimtevaart. Die waterstof wordt nu echter vrijwel uitsluitend gemaakt uit aardgas, kolen of olie, uit fossiele brandstoffen dus. Deze grijze waterstof veroorzaakt momenteel in Nederland ten minste zes megaton aan CO2-emissies per jaar. Dergelijke emissies staan mondiaal voor twee à drie procent van de uitstoot, vergelijkbaar met die van de luchtvaart.

Als je die waterstof wil vergroenen, dan zul je hernieuwbare energiebronnen moeten gebruiken voor de productie ervan. In de waterstofwereld neemt waterstof alle kleuren van de regenboog aan en veel mensen zien blauwe waterstof als een tussenstap van grijs naar groen. Bij de productie daarvan gebruik je wel nog steeds fossiele brandstoffen, maar vang je de CO2 die daarbij vrijkomt op en sla je die ergens op. Hoewel blauwe waterstof nog nauwelijks wordt geproduceerd, zijn de meeste experts het erover eens dat dit de komende jaren het beste is wat we kunnen verwachten van waterstof. Groene waterstof, oftewel waterstof gemaakt uit groene stroom, is namelijk voorlopig te duur, hoewel dit op de langere termijn kan veranderen. Maar ook blauwe waterstof is niet ideaal. Niet álle CO2 kan namelijk worden afgevangen (er blijft altijd tien procent over), de opslag van CO2 kan problematisch zijn en de afhankelijkheid van fossiel blijft.

In Nederland werd dan ook in het Klimaatakkoord in 2019 afgesproken om in 2030 vier gigawatt aan vermogen beschikbaar te maken voor de groene productie van waterstof. Onlangs werd dit verdubbeld naar acht gigawatt. Die energie zou allemaal moeten worden opgewekt door windmolens op de Noordzee.

‘De Noordzee wordt het belangrijkste gebied om energie op te wekken de komende jaren’, vertelt René Peters van tno op het platform. Dat is overigens niet alleen voor waterstof, maar voor álle groene stroom. Eerder vertelde hij in de hangar van de heliport voor welke uitdagingen we staan. ‘Sinds 2018 is Nederland een importland van gas. De productie neemt af in kleine gasvelden en we zien een exponentiële groei van offshore wind. Op dit moment zijn het nog vooral Denemarken, Duitsland en Engeland, maar Nederland haalt heel snel in. De ambities zijn gigantisch.’

Peters laat een kaartje zien van huidige en toekomstige windparken in de Noordzee. De gele stippen van windmolenparken verdringen daarop bijna volledig het blauw van de zee. Ook is te zien dat toekomstige parken steeds verder weg op zee worden gepland. Dat heeft, naast ecologische gevolgen, belangrijke economische consequenties. Als je een windpark verder van de kust bouwt, dan gaan namelijk niet alleen de kosten van de aanleg van het park omhoog, maar ook die van het energietransport naar het land. ‘Je kunt dan niet meer uit met wisselstroom’, zegt Peters, ‘maar je moet naar gelijkstroom, met grote transformatorstations. In dat geval beginnen de kosten van transport in dezelfde orde van grootte te komen als de kosten van de aanleg van het windpark zelf.’

Maar dat is niet het enige probleem. Het elektriciteitsnet van Nederland, dat nu al soms overbelast raakt, dreigt te bezwijken als we alle windparken er zo meteen op aansluiten.

Ten slotte is er dan nog de balancering van het net. Want wind en zon hebben natuurlijk wisselende opbrengsten. Als het niet waait of de zon niet schijnt, dan wek je geen energie op. En als het te hard waait, moet je oppassen dat je het net niet overbelast en ben je soms genoodzaakt om te stoppen met opwekken. ‘Je moet die systemen telkens balanceren.’ Voor die balans is grootschalige en langdurige opslag van energie noodzakelijk.

De uitdagingen rond kosten, capaciteit en balans vormen de belangrijkste redenen dat wordt gekeken naar waterstof, legt Peters uit. ‘Waterstof biedt eigenlijk een oplossing voor al die drie uitdagingen.’ De grote Nederlandse troef is de bestaande infrastructuur van het gasnetwerk die de komende jaren moet worden omgevormd tot ‘waterstof backbone’. Dat is relatief eenvoudig te doen. ‘Via pijpleidingen kun je tegen lagere kosten veel grotere volumes energie naar land transporteren. Transport van moleculen waterstof via een pijp is vijf tot tien keer zo goedkoop als het transport van elektronen in elektriciteitskabels.’

Daarnaast speelt een tijdsaspect. ‘De aanleg van kabels en de vergunningverlening rondom alle procedures vergen veel tijd. TenneT moet bijvoorbeeld zo’n tien jaar van tevoren weten waar precies nieuwe elektriciteitskabels moeten worden aangelegd. Maar als je gebruik kunt maken van bestaande gaspijpleidingen, dan gaat dat hele traject van vergunningverlening veel sneller, misschien wel binnen een paar jaar.’

Ten slotte biedt waterstof een oplossing voor het balanceringsprobleem. ‘Waterstof kun je in grote volumes opslaan, voor langere tijd. Bijvoorbeeld in zoutcavernes. Op termijn zou je voor die opslag ook lege gasvelden kunnen gebruiken’, aldus Peters.

Voor de pilot wordt nu nog stroom van het vasteland naar het platform gebracht. Deze stroom fluctueert kunstmatig, zodat het zo veel mogelijk lijkt op de wisselende stroom die later uit windenergie moet binnenkomen. De bedoeling is dat op het platform uiteindelijk waterstof wordt gemaakt uit direct naast het platform opgewekte windenergie.

Engie energiebedrijf in de Eemshaven Hydrogen Valley werkt aan plannen om groene waterstof te gaan produceren. september 2021 © Justin Jin

Dit is ook het uitgangspunt van het nieuwste project waar Neptune Energy bij betrokken is, H2opZee. Het behelst een substantiële opschaling. H2opZee ligt verder van de kust en hier wordt samengewerkt met rwe dat de offshore wind zal leveren voor de waterstofproductie. Waar in de PosHYdon-pilot één megawatt aan waterstof zal worden gerealiseerd, gaat het bij H2opZee om driehonderd tot vijfhonderd megawatt additionele groene-waterstof-uit-zee-capaciteit gecombineerd met een bestaande pijpleiding die in de toekomst voor tien tot twaalf gigawatt kan worden benut.

‘Oké, we moeten van het gas af, maar economen zijn het er over eens dat de prikkel voor huishoudens nu wel erg hoog is in verhouding tot de grootverbruikers’

We lopen over de tralietrap weer een verdieping naar beneden. Zelfs met de helm en gehoorbescherming is het een oorverdovende herrie in deze ruimte. Er lopen felgekleurde gele en blauwe buizen. Eén buis is met riempjes ingepakt in een ‘jasje’ van stevige stof. Het isolerend materiaal beschermt tegen brand. Deze pijp loopt helemaal naar beneden, naar de zeebodem, van waaruit hij naar het vasteland loopt. Op dit moment loopt er uitsluitend gas doorheen, maar de bedoeling is om hier in de toekomst op het platform geproduceerde waterstof bij te mengen. Het gehalte waterstof kan dan langzaam worden opgevoerd totdat op een gegeven moment al het gas is vervangen door waterstof. Dat is het idee. Vooralsnog is het echter nog niet mogelijk om grote hoeveelheden waterstof door de pijp te laten lopen. Wetgeving verbiedt om meer dan 0,02 procent waterstof bij te mengen. ‘Dat moet worden aangepast, maar dat gebeurt ook wel’, roept Peters boven het lawaai uit. Later legt hij uit dat de juridische structuur van onze wetgeving nog niet is ingericht op nieuwe energievormen. ‘Maar daar wordt, ook in Brussel, hard aan gewerkt.’

Raoul Boucke, Kamerlid voor d66, neemt bij de doeken een filmpje op voor zijn sociale-media-account. Ook René Peters maakt een filmpje. Ze wijzen opgetogen naar de verschillende projecten die rond PosHYdon in de Noordzee zijn opgetuigd. Aan de ene kant liggen zonnepanelen in het water voor een experiment met de naam Oceans of Energy. Iets verderop is de locatie van Porthos, het project voor CO2-afvang dat in 2024 CO2 van de industrie zou moeten gaan opslaan in lege gasvelden onder de Noordzee (hoewel de precieze start vertraagd is door een lopende stikstofzaak). Nog verderop wordt gebouwd aan het nieuwe windpark Hollandse Kust Zuid. ‘We staan hier in het centrum van de energietransitie, op de grens van oud en nieuw’, vang ik op.

Patrick Cnubben parkeert zijn waterstofwagen naast Goliath, een ouderwetse windmolen die op een groene heuvel staat als een eenzaam reliek uit het verleden. De antieke molen wordt omringd door nieuwe windmolens. Naast Goliath staat een huisje dat nu een museum is geworden. Ooit was Goliath de grootste, nu is hij geschiedenis.

Even later rijden we over de Synergieweg, lees ik in het voorbijgaan op het straatbordje. We passeren de haven waar binnenkort de boot naar Noorwegen zal vertrekken, het datacentrum van Google, de elektriciteitscentrale van rwe, de kolencentrale, de olieopslag van Vopak met elf gigantische opslagtanks, het gebouw van Groningen Seaports en Engie, de ‘grootste gascentrale van Europa’.

Het idee is dat de gasrotonde in Noord-Nederland uiteindelijk wordt vervangen door een waterstofrotonde. Maar is waterstof wel altijd nodig? Ben je soms niet beter af met directe elektriciteit? Groene stroom kun je immers meteen gebruiken, terwijl je waterstof eerst moet maken uit groene stroom. Daarbij gaat telkens energie, ongeveer dertig procent, verloren. Waterstof is immers een energiedrager en geen energiebron. Als je vervolgens weer stroom uit de geproduceerde waterstof wil halen, gaat er ook weer energie verloren. Is het dan niet efficiënter om alles wat direct met elektriciteit kan ook met (groene) stroom te doen?

Cnubben denkt dat allebei nodig zullen zijn. ‘Met de energietransitie is het niet of/of maar en/en. Wil je de massaliteit van energiestromen aankunnen, dan moet je ergens een buffer hebben. Dat kan via waterstof of met een batterij. Maar waterstofmoleculen kun je vele malen beter opslaan in grote volumes dan elektronen. Zulke grote batterijen bestaan gewoon niet.’

Ernst Worrell, hoogleraar Energy, Resources & Technological Change aan de Universiteit Utrecht, benadrukt de kracht van de gaslobby in Nederland. Al in 2020, lang vóór de oorlog in Oekraïne, waarschuwde hij in een opiniestuk in Trouw voor onze afhankelijkheid van Russisch gas. Niemand wilde toen luisteren. Nu wel.

‘Gasunie is een staatsbedrijf en is dus direct verbonden met de inkomsten van Den Haag’, zegt Worrell aan de telefoon. ‘Als het afgelopen is met gas, dan moet de tent sluiten. Met waterstof zijn ze bezig zichzelf een nieuw leven te geven. Er wordt op allerlei manieren gelobbyd door vooral te wijzen op besparingen door de bestaande infrastructuur, de gaspijpleidingen. In feite zag Gasunie twintig, vijfentwintig jaar geleden de bui al hangen. Toen zijn ze zich gaan profileren als gasrotonde van Europa, waardoor ook zonder eigen gas nog steeds geld kon worden verdiend met de infrastructuur rondom gas. Dat idee zit nu ook achter de waterstoflobby. Wat ik zie als drijfveer is het behoud van de infrastructuur en het businessmodel. Het ministerie denkt heel erg in markten, en vooral aan de gasindustrie, oftewel het “gasgebouw”.’

Zowel PosHYdon als H2opZee als Heavenn (de woordspelingen rondom waterstof lijken onuitputtelijk) gaat uit van een enorme opschaling van de productie van groene waterstof. Maar is dat eigenlijk wel zo wenselijk? Machiel Mulder, hoogleraar energie-economie aan de Rijksuniversiteit Groningen, vraagt het zich af. Zijn bezwaren zijn niet per se technisch: ‘De techniek is al heel lang bekend. Daar is niet zo veel innovatiefs aan.’ Het probleem is economisch. ‘Op dit moment kun je bij de huidige CO2-prijs blauwe waterstof al bijna rendabel maken. Dat betekent dat je waterstof maakt uit fossiele brandstoffen en de CO2 die vrijkomt opslaat onder de grond. Bij de huidige prijs van CO2 kom je dan uit. Maar uiteindelijk wil je graag naar groene waterstof. En dat kan helemáál niet concurreren met blauwe waterstof. Daarvoor is de prijs van groene stroom gewoon te hoog.’

Mulder wijst er bovendien op dat de twee verschillende gebruiken van waterstof met elkaar zullen gaan concurreren: ‘Men wil waterstof gebruiken voor de industrie én voor flexibiliteit in het stroomnet. Maar dit bijt elkaar in de prijsvorming. Wij hebben dit modelmatig doorgerekend. Als je waterstof voor industriële toepassingen gebruikt, kan het niet meer uit om dat óók voor flexibiliteit in het stroomnet te gebruiken.’

Ook het cpb is hier kritisch op, zegt Mulder, maar ‘het verhaal is te mooi om te negeren’. Met het waterstofverhaal is het immers mogelijk om de Nederlandse industrie te behouden door aardgas simpelweg te vervangen door waterstof. ‘Op die manier kunnen klimaatbeleid en industrie samengaan en daar is het ministerie van Economische Zaken uiteraard enthousiast over.’

Er wordt vaak gezegd dat we nu eenmaal ‘groene moleculen’ nodig hebben, in aanvulling op ‘groene elektronen’. Vroeger hadden we voor die moleculen gas en olie; nu zou waterstof die moleculen moeten leveren. Maar volgens Mulder kun je ook kijken naar een andere economie. ‘Als energieprijzen omhoog gaan, dan zullen consumenten eerder alternatieven zoeken. Als het duur wordt om te vliegen, pak je eerder de trein. Maar als het goedkoop blijft om te doen wat je altijd deed, dan verandert er niets. Nederland is vrij energie-intensief met veel industrie en havens. En met waterstof blijf je die industrie op precies dezelfde manier stimuleren en is er geen incentive om structureel iets te veranderen.’

Mulder vindt het moeilijk uit te leggen dat de industrie wordt geholpen door de overheid, terwijl burgers hoge heffingen betalen. ‘De burger betaalt bijvoorbeeld nu 35 cent per kubieke meter gas, terwijl grootverbruikers in de industrie maar 1,3 cent per kubieke meter hoeven te betalen. Oké, we moeten van het gas af, maar de meeste economen zijn het er wel over eens dat de prikkel voor huishoudens nu wel erg hoog is in verhouding tot de grootverbruikers.’ Volgens Mulder werkt ‘stimulering van waterstof nu verstorend, want je gaat schaarse stroom gebruiken voor waterstof. Er is heel veel vraag naar groene stroom en die is nu nog schaars. En dan geef je al die stroom aan de industrie.’

Neem een bedrijf als Tata Steel. Als dit alle gebruikte waterstof in het productieproces van staal zou vergroenen, dan zou het in totaal vierhonderd kiloton groene waterstof nodig hebben, zegt René Peters. Dit komt overeen met ongeveer zes gigawatt wind op zee, driekwart van de nu voorgestelde acht gigawatt aan voor 2030 geplande groene energie voor waterstof. En dan heb je alleen nog maar Tata Steel voorzien.

Hoogleraar Ernst Worrell ziet zeker een rol voor waterstof. ‘Waterstof voor de industrie is prima, maar alleen als we geen alternatieven hebben. Voor personenauto’s of huizen is het echt nonsens. Je moet kijken waar het nodig is en daarop gaan bouwen.’ Hij denkt dat het verhaal van waterstof heel aantrekkelijk is, maar ‘als je er tegenin gaat, dan ben je een beetje een partypooper. Iedereen ziet het als de redding en er zijn maar een paar mensen die kritische vragen stellen.’

Bij de vergelijking tussen elektronen en moleculen lijken auto’s en huizen als eerste af te vallen. Met een warmtepomp (elektronen) kun je een huis zes tot acht keer goedkoper verwarmen dan met waterstof (moleculen) en elektrische auto’s zijn ook flink goedkoper dan waterstofauto’s. Bovendien is de markt voor elektrische auto’s de afgelopen jaren geëxplodeerd en worden batterijen steeds beter. Daar geldt dus dat direct groene stroom gebruiken voordeliger is dan waterstof produceren. In het geval van vrachtschepen en vrachtwagens zijn de meningen verdeeld. Maar iedereen is het erover eens dat waterstof nodig is voor de industrie.

‘De vraag moet zijn: hoeveel waterstof hebben we precies nodig? In plaats van: hoe moeten we een waterstofeconomie bouwen?’ zegt Worrell. ‘Ik denk dat we veel minder nodig hebben dan de lobby ons doet geloven. Als we daar echt kritisch naar kijken, dan hebben we misschien voor het waterstofverhaal wel iets langer de tijd, want dan gaat het met name om de moeilijk te decarboniseren processen in de industrie. Met de rest hoeven we dan ondertussen niet te wachten. Huizen, transport, auto’s: dat kan allemaal direct met groene stroom.’ Uiteraard heeft de waterstoflobby dan wel een minder sterk verhaal om financiële steun van de overheid mee zeker te stellen.

Cnubben is het er niet mee eens: ‘Ik geloof niet dat je de luxe hebt om waterstoftrajecten uit te sluiten. Ik vind dat je alle opties moet onderzoeken en dan pas op hun merites kunt beoordelen. Elektrische warmtepompen zijn prima oplossingen, maar ook voor waterstof in de gebouwde omgeving zie ik wel degelijk toepassingen, zeker als dat in de oudere binnenstedelijke gebieden is. Denk ook maar eens aan het beslag op de elektriciteitsnetten.’ Hetzelfde geldt voor elektrische auto’s die het in binnenstedelijke gebieden en over kortere afstanden goed doen, terwijl voor langere afstanden en zwaardere toepassingen, zoals vrachtverkeer, waterstof volgens Cnubben ‘zeker de beste optie’ is.

We stoppen om te tanken bij een waterstoftankstation. De twee pompen zien er niet veel anders uit dan gewone benzinepompen en ook het tanken zelf voelt vertrouwd. De Groningse ondernemer Holthausen, een ‘regionale gasleverancier en waterstofpionier’, exploiteert het tankstation, terwijl Resato, een bedrijf in Assen, de waterstof voor het station oppompt in hogedruksystemen. Een jonge jongen in een blauw pak met de naam Resato erop komt bij ons staan en kijkt trots toe hoe op de pomp een ovalen ring van lichtjes zich langzaam sluit terwijl de tank volloopt. ‘Kijk, hij is bijna vol.’

Ondertussen schetst Cnubben zijn vergezicht: ‘Op een gegeven moment krijg je meer tankstations. Dan krijg je een regionale, dan een nationale en uiteindelijk een internationale energiestructuur. En dan krijg je meer voertuigen. Het kristalliseert zich allemaal uit. Waterstof heeft echt een bindende functie. Het brengt alles samen. En dat wordt onderschat. Je wil uitbreiden en opschalen. Waterstof is een groeidiamant!’