
Van achter een lange rij tafels zocht een groep mannen en vrouwen voortdurend oogcontact met voorbijgangers. Als ze beet hadden, namen ze een lap stof van de stapel op hun tafel en spreidden deze met een gracieuze beweging uit in de lucht, als een exclusieve sjaal. Het was een curieuze vertoning, deze markt op de Biënnale van Venetië, een plek waar het bezoek gewend is zich in stilte om kunst te bekommeren – no questions asked.
Maar ik liet me verleiden en kreeg een lap aangereikt. De stof was ruw, zat onder de vlekken en stonk een beetje. De jongen achter de tafel vertelde dat de kunstenaar, Oscar Murillo, de stof als een leeg, wit doek over de lessenaars van schoolkinderen over de hele wereld had gespannen. De stapels doeken waren het resultaat van een jaar inspanning, afleiding en verveling in het klaslokaal. Het rebelse karakter van tekenen op je bureau was wat Murillo had aangesproken: op die ongecontroleerde, gezag ondermijnende momenten toonde zich volgens hem de kindergeest.
En die is mild gestemd, bleek uit de collectie die de jongen me toen toonde, met tekeningen uit Israël en Ethiopië, afkomstig van een drietalige Armeense school in Istanbul, uit Nepal en IJsland. In Nederland kwam Murillo nog niet.
De tekeningen uit Afrika vielen meteen op tussen de stapels – het witte doek was roodbruin verkleurd van de aarde die daar door de lucht dwarrelt en kleeft aan de handen van de kinderen. Kinderen uit Afrika dromen van grote huizen en lange bussen en schrijven opvallend vaak varianten op ‘ik hou van mijn school’. Kinderen uit Engeland hebben vaker een hekel aan hun docenten en die uit Duitsland haten van alles – fuck dit en dat en fuck die en die – maar spreken vol vuur over hun voetbalhelden. Kinderen uit Argentinië lijken het vatbaarst voor de verheerlijking van geweld en kinderen uit New York houden boven alles van hun eigen stad.
Maar nee!, roept de jongen me toe van achter zijn tafel, het is niet de bedoeling dat ik hier naar verschillen ga staan zoeken. Het gaat de kunstenaar om de overeenkomsten tussen de schoolkinderen, tussen alle kinderen, weg van huis, vrij van arbeid en zonder verplichtingen. Die magische dagen dat ze loskomen van het heden en werken aan hun toekomst. Het gaat om de hartjes, de doodshoofden, de genitaliën, om het universele spel van boter-kaas-en-eieren dat dan te voorschijn komt.
Overeenkomsten dus. Het idealisme van het project viel te prijzen (Frequencies was een van de weinige, zo niet het enige kunstwerk in Venetië dat echt niet te koop was) maar de optimistische insteek voelde ook wat geforceerd. Voor me lag een blauwdruk voor de mens van morgen, een geschiedenis in de maak met wereldleiders, immigranten en alle rollen die daartussenin zijn te vergeven. Wat ze nu met elkaar delen zal spoedig verdwenen zijn, terwijl de verschillen alleen maar zullen groeien. Wat bepaalde eens het wereldbeeld in Singapore, waar dachten de kinderen in Afrika aan toen niemand hun dat vroeg?
Voor het boek dat onlangs van Frequencies (2013-) verscheen, uitgegeven door David Zwirner Gallery, koos Murillo fragmenten uit de tekeningen die in het eerste jaar van het project tot stand kwamen. Ik draai het boek een kwartslag en begin te lezen, van voor naar achter. Wolken van kleuren vullen de achtergrond, roze, oranje, gele en blauwe vlekken, misschien gekleurd met opzet, misschien bewaard gebleven als vegen van schrijvende handen. Over de kleuren heen gebeurt het, daar ontstaat toch iets wat lijkt op een universeel verhaal. Het is een vrolijk epos met opvallend veel meer poezen en beren dan mensen, meer zon dan maan. De seizoenen komen voorbij met bloemen in bloei en sneeuwpoppen die ‘feliz navidad’ zeggen. Kinderdromen ontvouwen zich in een kluwen van merknamen: Facebook, Twitter, Google, Instagram en #selfie; bmw, Audi A8 en Honda Civic; Hello Kitty, South Park en Eminem; Xbox, Samsung en Nescafé. Alles is voor hen nog ‘forever’, de liefde voor voetbal en voor hun beste vrienden, en verdient een uitroepteken. Geen tekening bleef zonder hartjes of hartenkreet. ‘Amigas para sempre.’ ‘Te amo, te amo.’

En hoe ouder de kinderen, hoe stelliger hun boodschappen. De toon wordt dan wat grimmiger, meer schedels en sigaretten. Zwarte markeerstiften komen in de plaats van kleurpotloden, ze schrijven een gotisch tienerschrift met sliertige schaduwen. ‘I hate clowns, they suck.’ Namen en data verschijnen samen in een vet kader, gevangen in een eeuwigdurende waarheid.
Anders dan in Venetië wordt in het boek nergens de herkomst van de tekeningen vermeld. Ik probeer vergeefs het land of ten minste het continent af te leiden uit de namen van de kinderen en de taal van hun kreten. Maar voetballers zijn universeel eigendom, Messi leeft in Argentinië maar evengoed in Europa. En ook taal delen de kinderen een taal met elkaar, een Engels dat vloeit in gevleugelde uitspraken. ‘Don’t worry, be happy.’ ‘All your dreams can come true if you have the courage to pursue them.’ ‘Be yourself because an original is worth more than a copy.’ ‘Keep on dreaming even if it breaks your heart.’ ‘We’ve come too far to give up who we are.’
Het opvallendst aan de ruim vijfhonderd tekeningen – inmiddels bestaat de collectie uit meer dan zesduizend – is dat wat mist. De kinderen kregen een wit doek zonder aanwijzingen, maar wisten dat hun werk samengevoegd zou worden met dat van kinderen van over de hele wereld. Elke vierkante centimeter benutten ze toen voor hun eigen wereld. Nationale vlaggen zijn vrijwel afwezig, tenzij onderdeel van het vignet van een voetbalclub. Nergens in het boek is een god te bekennen, los van een paar kerken in een Afrikaans dorpsgezicht. Op een enkele dankbetuiging aan vader en moeder na zijn volwassenen afwezig. Zelfs de enige politieke oproep in het boek is nog vol goede bedoelingen: ‘No a la guerra en Palestina.’
Achter in het boek zijn foto’s opgenomen van de deelnemende scholen. Er spreekt iets onmiskenbaar treurigs uit de alfabetten en cijferreeksen met Disney-figuren en de lachende beren die je welkom heten vanaf de muren, uit de bureautjes in primaire kleuren waar tieners in uniform achter plaatsnemen. In de prachtige korte teksten die Murillo, zijn moeder Belisario Caicedo en schrijver Clara Dublanc bij hun bezoeken aan de scholen maakten, is gelukkig ruimte voor de realiteit in het klaslokaal. Want natuurlijk schuilen in de Engelse wijsheden in dikke letters ook achterdocht en onzekerheid. Dublanc beschrijft haar bezoek aan een school in een rauwe buurt in Santiago de Chili die van binnen en van buiten beklad is met graffiti. De lokalen, de toiletten en ook de bureaus dragen de leuzen van grimmig verlopen studentenprotesten in het land. Wanneer ze het project aan de kinderen uitlegt, pakt een leerling een stanleymes uit zijn zak en snijdt zijn canvas dwars doormidden. En in het westen van Kenia moeten de zeshonderd leerlingen vaak uren lopen om bij hun school te komen. Als de dag na de start van het project blijkt dat een laagje stof over hun doeken is neergeslagen, besluiten sommige kinderen het doek maar verder te bewerken met plukken gras. Op de City of Hope School in Zambia ziet Dublanc een leerling over haar school schrijven: ‘I love you so much like a cup of milk.’
Niet alleen bij kinderen roepen clowns ambivalente gevoelens op. In Museum Boijmans Van Beuningen zitten er dit voorjaar 45 bij elkaar, levensgrote sculpturen in clownskostuums met steeds een andere kleurstelling. Gele kraag, oranje pak en groene sokken of blauwe kraag, zilver pak met gouden pompoenen en roze sokken. Ze zitten en liggen op de grond of leunen tegen een muur van de grote zaal, waarvan de ramen zijn vervangen door een glas dat van geel naar groen via oranje, rood, roze, paars en blauw loopt. Zelf zien de clowns er niets van, want de ogen op het witte masker voor hun gezicht zijn gesloten. Ze zijn uitgeblust.
De sculpturen zijn een creatie van Ugo Rondinone, de veelgevraagde kunstenaar die het soort werk maakt dat zich verzet tegen een al te conceptuele benadering, maar meteen gaat voor het echte leven. ‘Breathe, walk, die’ staat in regenboogkleurige letters in gebogen vorm op het dak van Boijmans. Rondinone gaf zijn clowns namen die samen een dag uit een mensenleven beschrijven: be, dream, wake, rise, sit, hear, remember, cry, wish et cetera. Gezamenlijk sleuren de bontgekleurde kunstwerken in de tentoonstelling de bezoeker langzaam een staat van weemoed in. Ook zonder de grote woorden des levens was dat wel gelukt – kleuren verliezen nu eenmaal hun vrolijkheid op het moment dat volwassenen ermee aan de slag gaan.
Dat moet Rondinone ook gevoeld hebben, want als tegenwicht van de geforceerde vrolijkheid vroeg hij (basis)schoolkinderen uit Rotterdam om een tekening te maken van een regenboog. Drieduizend oprecht vrolijke tekeningen hangen nu bij elkaar in een lange gang, vol spontane hartjes, vogels en bloemen die om de regenbogen heen groeien. Zonnen dragen zonnebrillen en tussen de kleuren klinken opnieuw mooie woorden. ‘Love the world.’ ‘Don’t worry, be happy.’ Eerlijkheid is goud. En helemaal onderaan, vlak boven de vloer, opnieuw één politieke boodschap. Onder een zespuntige ster gevuld met de kleuren van de regenboog, in regenboogkleurige letters, de oproep: ‘Don’t be racist 4 jew’s.’
Frequencies van Oscar Murillo verscheen bij David Zwirner, frequenciesproject.net.
Ugo Rondinone, Vocabulary of Solitude is t/m 29 mei te zien in Museum Boijmans Van Beuningen, Rotterdam. ugoinboijmans.nl
Beeld: Oscar Murillo, Frequencies (2013-) (Foto’s: Courtesy The Artist & David Zwirner Gallery, New York)