De hoofdpersoon in die beeldtaal is de hulpverlener in een beschermend pak dat hem of haar volledig voor het oog verbergt. We zien die wandelende pakken op begraafplaatsen en in ziekenhuizen in Afrika, bij huizenblokken in New York en we weten: ebola. Bijrollen zijn er voor een wormachtig virus, temperatuurscanners en zieke mensen in bedden.

Dat we pas in de afgelopen maand veel van dat soort beelden zijn gaan zien, komt doordat grote kranten en persbureaus hebben gewacht met het sturen van fotografen naar ebolagebieden tot het (veel te laat) een urgent verhaal was in de Verenigde Staten en West-Europa. Dat onderschrijft de bij mediawetenschappers populaire theorie dat massamedia een ‘late indicator’ van rampen zijn, niet de vroege waarschuwer die veel mensen wel in ze zien. Maar goed, de beelden van de ebolaramp in West-Afrika bereiken ons nu tenminste. Dat kan onze betrokkenheid alleen maar ten goede komen, zou je verwachten. In werkelijkheid ligt er echter in het ontstaan van een herkenbare beeldtaal rondom ebola juist een risico voor een eerlijke blik op die ziekte – en voor onze betrokkenheid bij de strijd ertegen.

Massamedia zoeken naar foto’s die een verhaal vertellen, maar net als in tekst ontstaan in beeld snel clichés en genres die een ervaren nieuwslezer gedachteloos herkent: denk aan ‘de Palestijnse steengooier’. Afrika grossiert in dit soort clichés. ‘Africa’s Dying Again’, schreef de Britse Daily Mirror in mei 2002 op de voorpagina, boven een foto van een jongen met een opgezwollen buik. Sinds Biafra en later Live Aid weet iedereen meteen wat hier bedoeld wordt. Bij zo’n foto zet de ‘iconografie van honger’, zoals de schrijver David Campbell het noemt, bij de lezers van de krant direct de gewenste reactie in gang. Dit soort jip-en-janneke-beeldtaal heeft twee nadelen. Ten eerste zorgt het bij het publiek al snel voor desinteresse. Compassion fatigue, noemde historica Susan Moeller dat in haar gelijknamige boek over het snel afnemende schokeffect van nieuwsfoto’s en de versimpeling van buitenlands nieuws tot herkenbare archetypen. Ook ligt in zulke beeldtaal vaak een versimpeling besloten van ingewikkelde problemen met politieke en andere oorzaken en tragische rampen die nu eenmaal altijd bij Afrika zullen horen.

De boodschap ‘Afrika is weer zielig’ moet overstegen worden

Om die redenen kunnen foto’s die een ander verhaal vertellen dan ‘Dit Is Erg’ sterker zijn dan schokkende rampenfoto’s. Onder de foto’s die in mijn hoofd zijn blijven hangen over ebola is er een aantal waarop geen dood of ziekte te zien is. Zo zijn er pijnlijke beelden van een menigte woedende Spanjaarden die rellen met de politie om te voorkomen dat een oude hond zou worden afgemaakt die mogelijk drager van het ebolavirus was. Het zijn beelden waarvan je tot in je tenen hoopt dat niemand in Sierra Leone of Liberia ze heeft gezien, omdat ze uiteindelijk tonen dat mensen meer worden geraakt door een dode hond hier dan een dode Liberiaan daar. Twee foto’s van de Egyptische fotograaf Mohammed Elshamy laten vrouwen in Sierra Leone zien. Een gooit een handje aarde naar het lichaam van haar zus dat wordt afgevoerd – de enige vorm van begrafenis die haar nog restte. Een andere vrouw staat huilend tegen een muur in Freetown. Juist haar verzorgde haar, haar mooie jurk en houding maken haar verdriet schokkend: omdat ze niet lijkt op een Lijdende Afrikaan die we kennen uit vertrouwde beeldtaal, maar op iemand die we zelf zouden kunnen zijn als we in Sierra Leone waren geboren.

Het is belangrijk dat we de strijd tegen ebola in West-Afrika nu goed in beeld krijgen. Maar naast rampenfoto’s blijven we beelden nodig hebben die de gemeenschappen tonen waarin ebola huishoudt en niet alleen de slachtoffers. Het moet ook duidelijk zijn hoe ontwikkelde landen schutteren en improviseren: Spanje bracht bijvoorbeeld zijn ebolaslachtoffers naar in elkaar geflanste isolatiekamers in kaalbezuinigde ziekenhuizen. Het moet ebolapaniek op Amerikaanse cruiseschepen tonen en het gebrek aan ondersteuning waar de hulpverleners in Sierra Leone, Guinee en Liberia mee kampen. De strijd tegen ebola is pas net begonnen: de WHO voorspelt een groeitempo van de ziekte van tienduizend besmettingen per week. Die strijd eist een eerlijke blik op dat gevaar, die de boodschap ‘Afrika is weer zielig’ overstijgt. Want dat is een heel slechte – en een gevaarlijk naïeve – samenvatting van wat er nu gebeurt.


H.J.A. Hofland is afwezig