Staatssecretaris Schmitz zei ooit tegen Vrij Nederland: ‘Zodra een vluchteling of een familie een gezicht krijgt, komen de solidariteitsgevoelens op. Dan krijg ik brieven van gemeentebesturen, scholen, kerken, en individuen. Ze roepen altijd hetzelfde: staatssecretaris, dat ene gezin bij ons in het dorp is een uitzondering.’
Dat is maar al te waar. Tegelijkertijd is het een bagatellisering van wat wel degelijk kan worden opgevat als kritiek op het beleid. Het verblijf van de familie Gümüs kan alleen veilig worden gesteld als er ergens een regeltje wordt gevonden dat aanleiding geeft tot het maken van een uitzondering. Zij zijn niet geholpen met het ijveren voor een beleidswijziging.
De familie Gümüs is maar één geval in een lange rij van individuen en gezinnen waarover zich wel in de loop der tijd een of andere Nederlandse gemeenschap heeft ontfermd. Soms lijkt het wel of het Nederlandse vreemdelingenbeleid inmiddels door het overgrote deel van de media en de bevolking is geïnternaliseerd: harde woorden, strenge regels, maar in de praktijk graag een humaan beleid. Die harde woorden en strenge regels zijn bedoeld ter ontmoediging van nieuwkomers. Niet dat dat helpt, want onderzoek wees al lang geleden uit dat het besluit om elders het geluk te zoeken niet wordt beïnvloed door hoe mensen op de plek van bestemming worden behandeld - mensen zijn daarover namelijk niet of verkeerd geïnformeerd, de problemen die ze tegemoet gaan wegen niet op tegen de misère die ze willen ontvluchten, of men blijft tegen beter weten in hopen op meer geluk dan anderen.
Welk nuttig doel wordt eigenlijk gediend met het beleid, dat door premier Kok ooit werd bestempeld als ‘moedig verwijderingsbeleid’? Het voorkomen van precedentwerking? Het is alleen maar rechtvaardig en humaan om mensen die in dezelfde positie verkeren als de familie Gümüs ook in Nederland te laten blijven. In tegenstelling tot wat iedereen nu schijnt te denken, is de familie Gümüs helemaal geen uitzondering - er zijn duizenden vergelijkbare gevallen. In feite is het tijdelijk zwart werken of het verrichten van seizoensgebonden arbeid voor talloze migranten het belangrijkste struikelblok bij het verwerven van een verblijfstitel. Het is dus niet zozeer de uitzondering als wel de regel die aanleiding geeft tot toestanden zoals deze. Waarom moet iemand zes jaar in Nederland wit hebben gewerkt om in aanmerking te komen voor een verblijfstitel? Dat weet niemand en het is ook irrationeel. Je kunt er net zo goed acht jaar van maken, of twee. Je kunt ook iedereen die hier wit werkt, gewoon een verblijfstitel verlenen. De discriminatie op de arbeidsmarkt is van dien aard dat ook migranten die hier legaal zijn, nauwelijks werk kunnen vinden, dus dat geroep over buitenlanders die onze banen inpikken kunnen we gevoeglijk bijzetten in het rijk der fabelen.
Het is geen toeval dat meneer Gümüs een kleine middenstander is. Ooit vertelde hij dat hij ongeveer achttienhonderd gulden per maand verdient en de buren weten te vermelden dat hij werkt van ‘s ochtends acht tot ’s avonds acht. Dat bedrag en die werktijden vormen de reden dat in de oude wijken in de grote steden de gehele kleine middenstand zo langzamerhand door Turkse en Marrokaanse medelanders draaiende wordt gehouden. Daar doen een autochtone melkboer en zijn vrouw het namelijk niet meer voor.
Het is een belangrijke traditie in het Europees bestuur om ingrepen van staatswege in het persoonlijke leven van mensen af te wegen tegen het algemeen belang dat met die ingreep wordt gediend. Zware ingrepen als het wegsturen van een gezin dat daarmee van zijn middelen van bestaan wordt beroofd, zouden dus alleen zijn gerechtvaardigd als er een groot maatschappelijk belang mee wordt gediend. Maar welk belang is dat dan? Het belang van een stoere uitstraling? Het belang van het star uitvoeren van regeltjes? Het belang van de kiezersgunst die vraagt om een streng vreemdelingenbeleid? Nederlandse gezinnen kunnen nog niet eens worden gedwongen om tien meter te verhuizen als er democratisch besloten is tot het aanleggen van een snelweg door hun achtertuin. Maar Turkse gezinnen kunnen, zonder dat ze iemand iets hebben misdaan, worden uitgewezen naar Turkije, waar ze geen huis en geen werk hebben, met achterlating van een bloeiende nering die ze zelf hebben opgebouwd en waar ze geen cent voor krijgen omdat een eventuele koper ook wel op de hoogte zal zijn van hun benarde positie.
Een andere, evenzeer nuttige, bestuurstraditie is het veranderen van beleid dat onuitvoerbaar blijkt en niet over voldoende draagvlak beschikt. Het zogenaamde moedige verwijderingsbeleid vindt in de praktijk gelukkig weinig navolging. Of om het anders te zeggen: vrijwel niemand ziet het nut in van het op grote schaal jagen op illegaal verklaarde buitenlanders die geen mens kwaad doen. Maar dat wil niet zeggen dat daar ooit beleidsmatige conclusies uit worden getrokken. Integendeel, met groot enthousiasme en bewonderswaardige precisie wordt iedere keer weer een gezelschapsspel opgevoerd, waarbij de emoties hoog oplopen, de Nederlandse samenleving zich van haar barmhartigste kant laat zien, de politici die de regels ontwierpen waardoor mensen in dit soort situaties komen, met vrome gezichten pleiten voor uitzonderingen, bewindslieden met zuinige gezichten de hand wel of niet over het hart strijken, en het harde vreemdelingenbeleid ongewijzigd blijft en op ieders instemming kan rekenen. Bij de volgende familie Gümüs gaan dan de kerken weer open, verheft de burgemeester zijn stem en worden er op het buurtfeest duizenden handtekeningen verzameld. Net zo lang tot van Winschoten tot Heerlen ieder dorp en iedere buurt zijn eigen illegale ingeburgerde familie heeft waarvoor een uitzondering moet worden gemaakt. Alles blijkbaar beter dan een beleidswijziging die gebaseerd is op de realiteit van mensen die met of zonder verblijfsvergunning leven en werken in Nederland, en dat zonder enig probleem zouden kunnen blijven doen.
Redactioneel
Iedere buurt haar eigen gümüs
De familie Gümüs is zo goed als uitgeprocedeerd en half Nederland staat op zijn kop. Dat is heel roerend allemaal. De Tweede Kamer vraagt om ‘genade voor recht’, de Amsterdamse buurt de Pijp loopt uit, en de gemeenteraad doet een dringend beroep op de staatssecretaris om het gezin Gümüs, waarvan de kinderen beter Nederlands spreken dan Turks, te laten blijven.
Uit: De Groene Amsterdammer van
www.groene.nl/1997/29
www.groene.nl/1997/29