‘Niets heeft betekenis zonder samenhang met wat eraan voorafging en wat er daarna zal komen.’ Het levensmotto van James Rebanks, schaapherder en schrijver, wordt direct voelbaar aan het einde van een oprijlaan vol natte kuilen die leidt naar zijn boerderij in het Engelse Lake District. Daar gaat Isaac, Rebanks’ oudste zoon, op weg naar een weilandje waar een enkele ooi geduldig in de verte kijkt. De witte kop en de mollige vacht in vele schakeringen grijs zijn typerend voor het Herdwick-ras, een benaming die de oude verbinding tussen de noordelijke regionen van Europa laat zien. Herdvyck betekent schapenwei in het Noors. De ooi staat op het punt van bevallen en Isaac (12) kijkt om het kwartier of er al een lammetje geboren is. ‘Het is mijn schaap’, vertelt hij. Het gezicht vol sproeten van deze kleine herder glimt van trots. Zo begint het leven voor iedere schapenboer tussen de barre pieken in Cumbria en Northumberland. Als kind krijg je een enkel schaap onder je hoede, terwijl je in het kielzog van je grootvader en vader leert hoe het is om een hele kudde de vier seizoenen door te loodsen.
De Herdwicks horen bij het Lake District, de Noord-Engelse regio waar het toerisme werd uitgevonden en van gedaante verwisselde. Het begon met een handjevol achttiende-eeuwse romantici die zich aan het landschap laafden. Het groeide uit tot de huidige massa’s die bij wijze van weekenduitje in felgekleurde wandelkledij Catdale, Skiddaw of een van de andere fells beklimmen. James Rebanks heeft een dubbele verhouding met al die bezoekers die richting zijn streek trekken omdat ze houden van meertjes, vergezichten en de muren van gestapelde stenen die het land verkavelen.
Hij opent zijn veelgeprezen boek The Shepherd’s Life: A Tale of the Lake District met William Wordsworth. De dichter repte in lyrische bewoordingen over wat hij aantrof bij zijn bezoek, in 1810. Wordsworth zag een ‘pure gemenebest te midden van een machtig imperium’ en een ‘ideale samenleving gevormd en gereguleerd door de bergen die haar beschermen’. Het is een vroege verschijning van de pastorale mythe die buitenlui en boeren overal ter wereld projecteren op de rurale gebieden: een plek die puurder is dan de stad, met authentiekere mensen en een manier van leven die aantrekkelijk is juist vanwege het ouderwetse karakter. Zo loopt er een directe historische verbinding van de Engelse Romantiek naar de politieke bewegingen die gedijen bij zo veel mogelijk contrast tussen het stedelijk machtscentrum en het buitengebied.

Rebanks zelf werd geconfronteerd met de pastorale idylle toen hij zich als kind zat te vervelen in het lokaal van de dorpsschool. ‘In 1987 zat ik door het raam naar de regen te staren, peinzend over wat de mensen op onze boerderij aan het doen waren, wat ik nu eigenlijk zou moeten doen, toen het tot me doordrong dat de les over de valleien van het Lake District ging, waar mijn grootvader en vader boerden’, schrijft hij in The Shepherd’s Life, dat in 26 talen werd vertaald, waarvan honderdduizenden exemplaren werden verkocht en dat Rebanks tot een soort schaapherder des vaderlands maakte. De docent sprak over het Lake District als ‘een speelterrein van een rondtrekkende troep klimmers, dichters, wandelaars en dagdromers… mensen die, anders dan onze ouders en wij, “echt iets hadden gepresteerd”. Zo nu en dan noemde ze op eerbiedige toon een naam en zocht dan bij ons vergeefs naar een geïnteresseerde reactie. (…) Ze bleef maar doorgaan over iemand die “Wordsworth” heette.’
Voor de volwassen Rebanks is Wordsworth niet langer een vreemde, net zomin als Virgilius, Camus en de rest van de literaire canon. Een gelukkige confrontatie met een boekenkoffer in het huis van een familielid wakkerde, zoals dat gaat, de liefde voor literatuur aan en zette hem op het schrijverspad. De lyriek waarmee er wordt geschreven over afgelegen Engeland heeft hij omarmd. English Pastoral: An Inheritance, Rebanks’ tweede boek, opent met een paginalange beschrijving van de meeuwen die achter de trekker van zijn grootvader aanvliegen en zich te goed doen aan de wormen en insecten die op het omgeploegde land naar boven komen, ‘gevleugelde silhouetten’ die ‘als de vlieger van een kind door de lucht zweven, vastgehouden door onzichtbaar draad’. Als iemand zo mag schrijven, dan is het Rebanks. Hij is geen passant. Zijn familiewortels in dit gebied gaan zeshonderd jaar terug. Hij is hefted to the land zoals dat in het lokale woordgebruik luidt. Ook die frase komt uit het Oud-Noors (hefð betekent traditie). Het is toepasbaar op mens en dier.


Niet dat alles in het leven van Rebanks hefð is. Met 160.000 Twitter-volgers en nog eens tienduizenden op Instagram is @herdyshepherd1 ook, bij gebrek aan een betere term, een influencer. De vaardigheden van zijn zwart-witte border collies, de prestaties van zijn kinderen, de liefde voor zijn vrouw, er is weinig wat Rebanks buiten de digitale etalage houdt. Net als bij de sociale-mediaprominenten die verslag doen van hun ochtendroutine en restaurantbezoek is bij Rebanks het dagelijks leven het verhaal. Met als grote verschil dat zijn leven ergens over gaat. Het is een levensverhaal dat begint met die vlucht meeuwen en via een omweg weer terugvoert naar zijn geboortestreek. Rebanks’ verhaal gaat over doen zoals dat eerder werd gedaan. De zeldzaamheid daarvan verklaart waarschijnlijk zijn online populariteit, plus dat updates over de geboorte van lammetjes weer eens wat anders zijn dan een verslag van een yoga-retraite op Ibiza.
Rebanks is zich bewust van de dilemma’s. De duizenden bezoekers aan het Lake District brengen geld mee dat een deel van de lokale economie overeind houdt. Tegelijk logeren ze in woningen die zijn omgekat tot toeristenverblijf of weekendhuis en die daarmee buiten bereik vallen voor hen die willen wonen waar ze vandaan komen. En bezoekers brengen overlast mee. The Shepherd’s Life bevat een beeldende scène waarin twee Jack Russell-terriërs de oren van een schaap afbijten. Een argeloze wandelaar dacht zijn honden los te laten in een verlaten gebied. Rebanks grijpt de beesten bij het nekvel, kokend van woede, en staat op het punt hun schedel tegen een rots kapot te slaan. Smeekbeden van de bezoeker verhinderen dat een haast bijbelse gerechtigheid daadwerkelijk plaatsvindt.
Maar na jaren van zich begripvol opstellen wanneer wandelaars weer eens hekken laten openstaan of de kudde schrik aanjagen, heeft Rebanks de conclusie getrokken dat het geen zin heeft. ‘Dus nu ga ik als een wilde tekeer en geef doorgaans een uitstekende imitatie ten beste van een razende boer die ter plekke honden dood schiet als ze niet onmiddellijk worden aangelijnd. Dat werkt een stuk beter’, schrijft hij.
Ik weet, kortom, niet heel zeker of het daadwerkelijk een goed idee is om op bezoek te gaan bij het gezin Rebanks. Maar hun verhaal over profiteren van het land zonder het uit te putten en over de balans tussen traditie en vernieuwing is nuttig in deze tijd waarin er felle discussie woedt over hoe landbouw en veeteelt passen in de ruimte die de mens op aarde inneemt. Het kan niet anders of Rebanks, afgestudeerd in de geschiedwetenschap aan Magdalen College, Oxford en even vaardig met de pen als met de herdersstaf, heeft nuttige perspectieven te bieden op een van de meest ingewikkelde kwesties van deze tijd.

‘Mijn vader zit binnen’, zegt Isaac voordat hij voor de zoveelste keer gaat kijken of er al geworpen is. Hij is duidelijk de uitverkorene. Wie Rebanks’ boeken heeft gelezen weet dat Isaac voor zijn eerste verjaardagen speelgoedschaapjes wilde. Wie Rebanks’ tweets volgt, leest dat Isaac wordt geprezen vanwege zijn inzet op de boerderij. Binnen, dat is een oude schuur verbouwd tot comfortabel woonhuis voor het gezin Rebanks – James, zijn vrouw Helen en hun vier kinderen. Een verzameling met modder bekoekt schoeisel staat voor de deur. De grote woonkeuken wordt verwarmd door een joekel van een Aga-fornuis. Het ruikt naar appeltaart. Rebanks zit met een mok koffie in de hand op een oude leren stoel, naast een rijk gevulde boekenkast, onder foto’s van zijn kinderen. Eigenlijk ben ik te vroeg in het jaar gekomen, vertelt hij. ‘Nu is het land nog kaal. In de zomer staat het hier vol wilde bloemen en planten. Bij de laatste telling waren het meer dan tweehonderd soorten. Het heeft jaren gekost, maar nu is dit een van de meest divers begroeide stukken van heel Engeland.’
Om de verwoestende cyclus van gif spuiten, snelgroeiend gras zaaien en kunstmest strooien te kunnen doorbreken, heeft Rebanks zijn land weer opgedeeld in relatief kleine kavels. Samen met zijn vader volgde hij eerder een tegenovergestelde koers: grote stukken land zonder heggen en bomen, omdat daarmee de trekker makkelijker kan rijden. Maar kleine lapjes grond bieden veel grotere voordelen, legt hij uit. Sommige stukken kunnen langere tijd met rust gelaten worden. Wilde bloemen en verschillende grassoorten krijgen daarmee de kans om te groeien. De grond kan ondertussen tot rust komen. Bodemleven krijgt de kans om zijn werk te doen, waardoor de noodzaak voor kunstmatige bemesting verdwijnt. Grazende dieren zorgen er via hun uitwerpselen voor dat de zaden verspreid worden. Arbeidsintensief is het wel. Kuddes schapen en gallowayrunderen moeten dagelijks verplaatst worden van het ene veldje naar het andere. Het is een klus waar het hele gezin Rebanks, plus eventueel bezoek, bij moet helpen.
Het ontvankelijk maken van het land voor wilde begroeiing en het rijke insectenleven dat daarbij hoort, is een van de vele herstelwerkzaamheden die Rebanks op zijn schouders heeft genomen. Bomen planten hoort er ook bij. Duizenden jonge stronkjes heeft Rebanks inmiddels gezet. ‘Het is mijn streven om iedere dag van mijn leven minstens één boom te planten’, zegt hij. Omhuld door beschermhoezen zodat het vee en de herten het niet opeten staat een bos in wording te wachten op volgende generaties.
De beekjes die waren verlegd door boeren om het land droger te maken, krijgen op Rebanks’ boerderij weer ruimte om te kringelen. Zijn hoop is dat op den duur de vette palingen die hij als kind uit het water haalde weer terugkomen. Moeilijk bereikbare stukken land zijn omgevormd tot waterreservoirs die samen met alle nieuwe begroeiing beschutting bieden aan nestelende vogels en herten. Het is allemaal onderdeel van de zogeheten regeneratieve landbouw waarmee de hectares boerenland worden getransformeerd van een zo efficiënt mogelijke productiemachine naar iets wat daadwerkelijk de naam ecosysteem mag dragen.
De transformatie van hectares die een eeuw geleden waren gekocht door Rebanks’ grootvader was zowel een natuur- als een generatiestrijd. Opa Rebanks boerde min of meer zoals dat eeuwenlang was gegaan, kleinschalig en gemengd. Er waren een paar akkers voor gewas, een schaapskudde en wat rundvee. Er werd zo laat mogelijk gemaaid zodat het hooi voor de winter bestond uit een rijke mix van volgroeide grassen, kruiden en planten. De enige bemesting bestond uit wat de dieren weer uitpoepten.
Op die boerderij kreeg James Rebanks zijn onderricht. Het grote probleem: een sluitend verdienmodel ontbrak. De groene revolutie, massaproductie en import drukten de voedselprijzen. Vader Rebanks gooide het roer om en sloot aan bij de landbouwrevolutie van de tweede helft van de twintigste eeuw. Dat betekende niet meer wieden, maar pesticide spuiten, geen knollen en gerst meer kweken en geen Herdwicks, maar een uitheems schapenras dat sneller groeit. Bomen en heggen werden gerooid. ‘Dit was het type boerderij voor een samenleving die tweederde minder aan voedsel uitgeeft dan in 1950’, aldus Rebanks. ‘Gericht op zo veel mogelijk goedkope productie.’
De intensieve boerderij had twee problemen: ook met modernere productiemethodes was het moeilijk voor een boerengezin om het hoofd boven water te houden, en het land raakte steeds meer uitgeput. De zwerm meeuwen die rondcirkelde boven de tractor verdween. Er was niets voor ze te halen op het omgeploegde land. Een naburige boer genaamd Henry hield nog wel vast aan de traditionele methodes. Bij een grondmeting bleek dat Henry’s land vele malen voedselrijker was dan de zwaar bewerkte grond van de familie Rebanks. Inmiddels had Rebanks ook Rachel Carsons Silent Spring gelezen, over het verdwijnen van biodiversiteit als gevolg van de inzet van chemische bestrijdingsmiddelen. Hij had een bezoek aan Amerika gebracht waar hij de eindeloze velden met kunstmest overeind gehouden monocultuur had aanschouwd, doorspekt met pesticidenresistent onkruid. Al deze ervaringen telden op tot het besluit duurzamer te gaan boeren.
Hij werd daarmee voorloper van een kleine maar invloedrijke trend. Plotseling bleek het een uitkomst om in de leer te zijn geweest bij zijn grootvader die methodes gebruikte die nauwelijks verschilden van de Middeleeuwen. ‘Wat gold als hopeloos ouderwets is nu extreem relevant’, zegt hij. Inmiddels is Rebanks trots op zijn grond die luchtig uit elkaar brokkelt als je hem door je hand laat gaan. ‘Zeventien procent organisch materiaal’, zegt hij. ‘Veel hoger krijg je niet.’

Het verdienmodel blijft ingewikkeld, geeft Rebanks toe. ‘Het lukt ons sinds kort om een klein beetje winst te maken.’ Rebanks vult zijn inkomen aan als adviseur bij Unesco, over duurzaam grondbeheer, een functie die hij aannam na zijn afstuderen in Oxford en die paste bij de verwachting dat bij een universitair diploma een kantoorbaan hoort. Maar hij miste de velden en keerde terug naar de boerderij. In 2015 overleed zijn vader en werd hij ‘the farmer’. Unesco werd een nuttige bijbaan. ‘Boeren hier hebben altijd moeten bijklussen’, zegt hij. ‘Ze deden los werk bij wegwerkzaamheden of landschapsbeheer. Mijn leven is een 21ste-eeuwse variant hiervan.’
Hij wijst door de kamer. ‘Maar dit hele huis is betaald dankzij de boeken’, zegt hij. Dat schrijven een inkomstenbron zou worden, had Rebanks niet verwacht. ‘Er wordt veel over het land en de boeren geschreven, maar zelden door boeren zelf’, zegt hij. ‘Ik wilde de stem van de mensen die hier leven laten doorklinken in de wereld van de boeken. Dat het een succes werd, verraste me eerlijk gezegd.’
Het schrijven is inmiddels een familieonderneming geworden. Het debuut van Helen Rebanks, James’ vrouw, staat gepland voor deze zomer. Een stapel drukproeven ligt op de keukentafel. Het is een memoir, over opgroeien in de boerengemeenschap van het Lake District, verantwoordelijkheid dragen voor een huishouden met vier kinderen, zes schaapshonden, twee pony’s, twintig kippen, vijftig koeien en vijfhonderd schapen. Er staan recepten in. Het gaat over opvoeden. Waar James Rebanks de stem van een nieuwe beweging op het land geworden is, belichaamt Helen Rebanks een andere trend: het omarmen van de rol als ‘home maker’ en het afwijzen van het vastgeroeste idee dat betaald werk buitenshuis het enige is wat telt als nuttig en succesvol. Farmer’s Wife is de titel. ‘Dat is bedoeld als milde provocatie’, zegt Helen. ‘Ik heb dit boek geschreven om te laten zien hoe belangrijk die rol is.’

Een echtpaar dat elkaars taken opvangt zodat de ander een paar uur kan lezen en schrijven. Twee zoons en twee dochters die naast school en bijbaantjes meehelpen op de boerderij. Een woonkeuken waar een interieurmagazine mooie foto’s zou kunnen schieten om een artikel over English country life te illustreren. Het is niet moeilijk om naast de pastorale ook een huiselijke droom op dit leven te projecteren. Maar zoals James Rebanks telkens weer benadrukt in zijn boeken en tweets is het plaatje geen stilleven. Het is elke dag hard werken. Vakanties zijn voor toeristen. Een boerderij bestieren slokt het leven op.
In The Shepherd’s Life schudt Rebanks met het hoofd over de gezinnen die hun oude bestaan opbreken, toegeven aan de pastorale lokroep en ergens achteraf een boerderij beginnen. Meestal loopt het slecht af. ‘De sta-op-en-werk-stem in hun hoofd is vaak niet krachtig genoeg en wanneer ze het onvermijdelijk zwaar krijgen, blijken ze gewoon niet genoeg van de schapen en het land te houden om dat enthousiasme vol te houden’, schrijft hij.
Hoe de sta-op-en-werk-stem hier op Racy Ghyll Farm klinkt wordt al gauw duidelijk. Rebanks kijkt op de klok. Het is tien uur. Tijd om te gaan. ‘De koeien moeten worden verplaatst.’ Alsof er een startsignaal heeft geklonken schiet iedereen in beweging. James rent naar buiten en bevestigt een aanhanger aan een quadbike. Isaac springt achterop. Helen duikt achter het stuur van een Land Rover en start de motor. Alleen Tom, met vijf jaar de jongste, stribbelt tegen. Hij wil niet in het stoeltje op de achterbank gaan zitten en heeft de voordeur opengelaten. ‘Deur dicht doen, anders poepen de kippen binnen’, roept Helen. ‘En zitten, anders vertrekken we zonder jou.’ Precies dezelfde scène speelt zich af in The Shepherd’s Life, maar dan met een jonge James Rebanks die als opstandig kind een iets ouder model Land Rover laat wachten – een zonde op een boerenbedrijf waar geen tijd vermorst mag worden.
Een paar minuten later arriveert de kleine karavaan aan de voet van de oprit langs de weg. James en Isaac zetten de toegangshekken van twee weilanden open, de rest moet zorgen dat de koeien niet via de weg ontsnappen. Het veld waar ze vandaag mogen grazen loopt steil tegen een helling omhoog. ‘We hebben de natste week in tien jaar achter de rug’, zegt Rebanks. En dat betekent dat de modder ons om de oren vliegt, terwijl de quad zich moeizaam de heuvel opwerkt en ik me vasthoud aan Rebanks’ brede torso. Isaac gooit vanuit de aanhanger handen hooi om de kudde steeds verder de berg op te lokken. ‘Ze moeten hoog grazen’, zegt Rebanks. Hij wil het taaie, rietachtige gras daar weg hebben. Het woekert en verstikt alles wat eronder zit. De quad komt meerdere malen vast te zitten. Gezamenlijk duwen we de machine los terwijl onze voeten centimeters diep wegzakken in de zompige grond.

Al rijdend wijst Rebanks naar de begroeide top van de heuvel. ‘Oorspronkelijk liep het bos tot aan beneden’, zegt hij. ‘En dan heb ik het over misschien wel de prehistorie. De vraag voor mij is: hoe wil ik dat dit stuk land eruit komt te zien?’ Rebanks is niet van de school die voorschrijft dat de natuur weer zo veel mogelijk ongestoord zijn gang moet gaan, het zogenaamde ‘rewilding’ dat wordt bepleit door sommige ecologen. Het idee dat de mens zich maar moet terugtrekken en elke vorm van menselijke invloed op het landschap moet worden uitgewist, is niet aan hem besteed. Rebanks vindt het ‘apathisch’ en ‘defaitistisch’ ten aanzien van het boerenbedrijf. Bovendien betekent het aanmerken van sommige stukken natuur voor verwildering een nog grotere druk op het overgebleven land om er zo veel mogelijk voedsel uit te persen. ‘Regeneratieve landbouw betekent al het land verbeteren, niet een select deel. En dat vergt juist meer menselijk beheer in plaats van minder’, zegt hij.
Rundveehouderij, in het duurzaamheidsvertoog vaak aangemerkt als een duivelse industrie die methaan uitstoot en kostbaar water verspilt, past daar wat Rebanks betreft prima bij. Zijn vijftig gallowayrunderen zijn een noodzakelijk onderdeel van de begrazing en bemesting waar Rebanks’ boerderij afhankelijk van is. Hij heeft het laten uitzoeken door experts en onder de streep haalt zijn boerderij meer CO2 uit de lucht dan dat er wordt uitgestoten. Grond die met rust wordt gelaten vangt koolstofdioxide op. Planten en bomen doen hetzelfde. Dit is wat hem betreft de toekomst. De boerderij als carbonspons in plaats van emissiemachine. En daar hoort volgens Rebanks een vergoeding bij. ‘Het zou mooi zijn als we boeren zouden betalen wanneer ze een nettoreductie van broeikasgassen voor elkaar krijgen’, zegt hij.
Uiteindelijk komt alles neer op de kosten en opbrengsten. ‘Ik zie twee mogelijkheden’, aldus Rebanks. ‘Of we gaan boeren betalen om aan duurzame, regeneratieve landbouw te doen. Als we voedselvoorziening en het land zien als een gemeengoed is het niet raar om daar algemene middelen aan uit te geven. De andere route is dat de consument meer gaat betalen voor zijn producten. Meer mogelijkheden zijn er niet als we een einde willen maken aan de verwoestende werking van intensieve landbouw en veeteelt, zo simpel is het.’
Wat dat betreft is hij teleurgesteld over de wending die het Verenigd Koninkrijk genomen heeft. De belofte van de Brexit was dat het gunstig was voor Britse boeren. De Europese landbouwsubsidies zouden langzaam verdwijnen, maar daarvoor in de plaats zou een nieuwe regeling komen, ‘publiek geld voor publieke goederen’. ‘Tot nu toe is daar niets van terechtgekomen’, zegt Rebanks. ‘Net zomin als van de beloofde bescherming van de Britse markt. In plaats daarvan heeft de Britste regering ingezet op meer vrijhandel. Dieren die elders gefokt worden maar hier worden verwerkt, krijgen het label “geproduceerd in Groot-Brittannië”.’


De vergoeding voor Britse boeren is inzet van de volgende verkiezingen geworden. De grote boerenvakbonden aarzelen. Ze vrezen dat beter landbeheer als voorwaarde voor subsidie ten koste zal gaan van de huidige agro-industrie. Het is voor Rebanks een reden om de vakbond links te laten liggen. Later op de dag komt de programmacommissie van de Labour-partij bij hem langs, vertelt hij. ‘Normaal wil ik geen politici op mijn erf, maar ik maak een uitzondering omdat de komende tijd bepaald wordt hoe de toekomst van het boerenbedrijf in dit land eruitziet.’ Het bezoek zal zijn boodschap te horen krijgen, zegt hij. ‘De transitie naar duurzame landbouw kan niet goedkoop.’
Terwijl Rebanks zijn betoog afsteekt, leggen we de route van het hooggelegen land naar de lager gelegen weiden af. De honden hebben de afgelopen tijd de kuddes, die normaal vrij rondlopen op de rotsige pieken rond de boerderij, naar beneden gehaald. Iedere ooi draagt een merkteken op de vacht, waarmee wordt aangegeven of ze zwanger is van één lam, een tweeling of zelfs een drieling. Het is begin april, kort voor Pasen, Rebanks’ favoriete tijd van het jaar. In deze weken begint de cyclus weer van voren af aan, met de geboorte van honderden nieuwe schapen. ‘Een herder wordt beoordeeld op basis van de kwaliteit van zijn schapen’, zo staat geschreven in The Shepherd’s Life. Hij heeft jaren besteed aan het verbeteren van zijn kudde, door de mooie, sterke dieren voorrang te geven bij de voortplanting.
We gaan de eerste geboorte van het jaar meemaken, kondigt Rebanks aan, terwijl we tussen de blatende kudde doorlopen. Aan de rand van de wei, tegen een stenen muur die er al sinds mensenheugenis staat, ligt een klein zwart lammetje in het gras, nog geen uur oud. Rebanks duikt op de grond, neemt het moederschaap in een houdgreep en legt het pasgeboren leven aan. Dikke, haast gele melk stroomt langs de kaken van het diertje terwijl het drinkt. ‘Ze moeten de eerste melk snel binnenkrijgen’, legt hij uit. ‘Anders vormt de band tussen moeder en het jong zich niet. Soms is daar wat hulp bij nodig.’ De nageboorte slingert Rebanks over de muur. ‘Daar komen roofdieren op af.’
Eenmaal terug op de boerderij, bij een laatste kop koffie met de appeltaart die eerder die ochtend door Helen is gebakken, haalt Rebanks even adem voordat het geboorteseizoen volop losbarst. ‘Dit is het’, zegt hij. ‘Het leven dat ik wil, hier op deze plek, en waarvan ik hoop dat het straks weer wordt voortgezet.’ Hij neemt Tom, de jongste, op schoot. ‘Wat vind jij het fijnste aan deze boerderij?’ vraagt Rebanks. ‘De iPhone’, luidt het antwoord. Rebanks lacht. ‘Schapen, het land en je kinderen. Uiteindelijk heb je het maar ten dele in de hand.’
