
Waar hij precies woont, ‘maakt niet uit’, en we mogen hem Brahim noemen. Dat is niet zijn echte naam. Brahim is negentien jaar oud, komt uit de Randstad en heeft vaker met de politie te maken gehad ‘dan u brood heeft gegeten’. Hij is niet heel lang, heeft een beginnend baardje en houdt zijn zwarte winterjas aan tijdens het hele gesprek op het kantoor van zijn jongerenwerker. Die kreeg Brahim omdat hij een probleemjongere was.
Het begon met, zoals hij het noemt, ‘rattenstreken’ zoals woninginbraken in zijn eigen wijk, vaak na een tip van een bekende. ‘Op die leeftijd heb je nooit veel geld gezien en dan doe je dat gewoon. En vervolgens zien de oudere jongens dat jij echt bereid bent om dingen voor geld te doen. Dan kom je in contact met hen en ga je geen rattenstreken meer uithalen, maar dan ga je op pad met en voor de oudere jongens die veel meer geld hebben dan je vader.’
Brahim maakt het nog iets concreter: ‘Als je voor driehonderd euro een woninginbraak moet plegen of je kunt iets verder gaan voor vijf keer dat bedrag, dan is de keuze snel gemaakt.’
Hij wil niet in details treden, kijkt naar zijn begeleider en gebaart dat die mag vertellen wat dat ‘iets verder gaan’ dan is: ‘Op straat heb je conflicten tussen twee partijen omdat een van hen een afspraak of een financiële verplichting niet is nagekomen. Dan is die partij bang om zelf het geld af te geven, misschien staan er consequenties tegenover omdat ze te laat zijn. Dus wat doen zulke mensen: die halen er een derde partij bij, Brahim in dit geval. “Hier heb je een tas met geld, breng dat naar partij B en hier heb je een bedrag voor jezelf.” Partij B hoeft niet meer achter partij A aan, want hij heeft zijn geld. Of ze zeggen: “We krijgen nog geld van die en die, kan je dat ophalen?” En voor Brahim is het een uurtje werk en je verdient flink wat geld.’
Of het altijd zo makkelijk is gegaan? Brahim zegt van niet: ‘Als ik enkele tienduizenden euro’s moest ophalen, dan ging ik natuurlijk niet alleen. Dan nam ik vrienden met wapens mee en ik dacht: als hij gek doet, sla ik zijn kankertanden eruit.’ Het kon gebeuren dat hij iets moest ophalen bij iemand thuis waar dan ook de rest van het gezin aanwezig was en dat die dan werden geconfronteerd met het geweld van Brahim en zijn maten. ‘Daar lag ik later die nacht thuis dan wel aan te denken.’
Het is iets waar hij nu wel spijt van heeft. Net als van het feit dat hij zijn ouders veel pijn heeft gedaan: ‘Soms was ik zo stom om drugs die ik had afgepakt, wapens of geld te laten slingeren en dat werd dan gevonden door mijn moeder. Die had wel verhalen gehoord over waar ik me mee bezighield, maar had dat tot dat moment nooit geloofd. En mijn vader is zelf ook jong geweest, dus als ik midden in de nacht thuiskwam, wist hij wel wat ik had gedaan. Daar heb ik mijn ouders veel verdriet mee gedaan.’
Geweld is voor Brahim niet iets vreemds, hij ziet het overal om zich heen. Het wordt in zijn omgeving snel gebruikt, de aanleiding kan futiel zijn: ‘Dat kan om geld gaan of omdat een jongen met een zusje gaat van iemand die dat niet leuk vindt. Het kan echt in elke situatie voorkomen. Er worden ook snel wapens gebruikt. Ik hoor dat het vroeger meer met de vuisten was. Als je nu iets flikt bij iemand, kun je dezelfde avond nog drie bakstenen door je ruit krijgen of bezoek van gewapende jongens.’
Brahim zegt dat hij inmiddels op een legale manier aan zijn geld komt: ‘Ik zei op een gegeven moment gewoon: “Nee, ik doe het niet meer.” Dat klinkt misschien gek, want op televisie zie je dat je niet zomaar nee kunt zeggen, maar dat kon in mijn geval wel. Die jongens kennen mij ook en ik was ze niks schuldig. Zij hebben mij geholpen en ik heb hen geholpen. Maar nu zeg ik nee. Ik weet niet of ze het hebben gelaten omdat ik het ben en ze mij mogen of omdat ze weten dat ik anders een bom bij hun huis plaats, snap je.’
Voorheen zei Brahim bijna nooit nee, alles waar geld mee te verdienen was, deed hij, ook als hij daar geweld voor moest gebruiken. Hij heeft een keer iets geweigerd, omdat het hem te ver ging, maar daar houdt hij liever zijn mond over: ‘Twee vrienden hebben het namelijk wél gedaan en die zitten nu voor een heel lange tijd vast, echt een grote zaak.’ Zijn coach knikt. ‘Ik weet waar hij het over heeft.’
Of Brahim zich, ondanks zijn verleden, veilig voelt in zijn eigen wijk? ‘Zeker weten. Iedereen weet waar ik vandaan kom en wat ik in het verleden heb gedaan, snap je? Ze weten ook dat als er bij mij een baksteen naar binnen gaat ik diegene zijn moeder ga verkrachten. Iedereen weet dat gewoon.’ Dit is het moment dat zijn coach ingrijpt. Hij moet even iets ophelderen. ‘Brahim bedoelt niet het verkrachten van een moeder, maar dat hij diegene gaat aanpakken. Ik zeg het maar.’
Brahim zal later nog zeggen: ‘Het klinkt raar, maar op een gegeven moment kick je gewoon op de adrenaline die je krijgt. Je ziet het niet meer als iets dat je doet voor geld, maar je wordt echt boos omdat degene waar je langsgaat in jouw ogen iemand genaaid heeft.’
Brahim behoorde tot een kleine groep jongeren en jongvolwassenen die, zo wijzen de cijfers uit, steeds meer en excessief geweld gebruiken. Er zit echter een paradox in: over de gehele linie dalen de misdaadcijfers in Nederland al jaren, ook bij jeugdige delinquenten. Het land wordt veiliger en ook op internationaal niveau doet Nederland het goed, met een detentieratio van 55 gevangenen op honderdduizend inwoners. Ter vergelijking: in Zweden en Noorwegen zijn dat er zestig, in Zwitserland 74, Frankrijk telt 103 gevangenen per honderdduizend inwoners en Spanje zelfs 120.
Ook het aantal tieners dat met justitie in aanraking komt neemt al jaren af. Tegen die trend in neemt het aantal ernstige geweldsdelicten door jonge daders wel toe. Het aantal zaken waarbij minderjarigen worden verdacht van moord of een poging daartoe is in het afgelopen jaar meer dan verdubbeld. Tot half november waren er in het afgelopen jaar 64 moorden en moordpogingen door minderjarigen, tegenover 25 in dezelfde periode in 2020, zo blijkt uit cijfers die het AD onlangs opvroeg. Ook onder jongvolwassenen tussen de achttien en 21 jaar was er een toename: 76 zaken, tegenover 51 in dezelfde periode in 2020.
De verontrustende stijging zet door, zo zei procureur-generaal Gerrit van der Burg, de hoogste man bij het Openbaar Ministerie tegen de krant. Ook hij ziet dat geweldgebruik toeneemt: ‘De jeugd heeft meer messen, en het is aan te nemen dat er een verband is tussen het groeiend aantal jongeren met messen of vuurwapens en geweld. Zeker in de puberleeftijd geldt: als je een mes bij je hebt, gebruik je het ook eerder. In de drillrap wordt het gebruik van geweld openlijk verheerlijkt. Wat je ziet is dat die jongeren eigenlijk allemaal kwetsbare achtergronden hebben met niet al te veel structuur. Het gaat om jongeren die al met criminaliteit in aanraking zijn geweest, maar ook om jongeren die plotseling in de criminaliteit raken. Vaak is er al iets aan de hand in de sfeer van hulpverlening en spijbelen bijvoorbeeld.’
‘In het algemeen zijn we nogal geneigd om trends te concluderen op basis van wat we nu zien’, zegt criminoloog Marijke Drogt, die als docent toegepaste psychologie werkt. ‘Volgens mij is het psychologisch te verklaren dat we dat doen, maar je zou het moeten onderzoeken om te kunnen zeggen dat het tien of vijftien geleden allemaal minder erg was en of het hierna weer afneemt of doorzet. Daar kan ik dus niet veel over zeggen, anders dan dat er onderzoek naar gedaan moet worden.’
‘Het is een illusie te denken dat we alles gaan oplossen’, zegt ze, ‘elke samenleving heeft criminaliteit. De een komt vast te zitten en die plek wordt weer ingenomen. Als de risicofactoren groter zijn dan de beschermende factoren, ontstaat er soms criminaliteit. Natuurlijk deel ik de zorgen om deze specifieke groep, maar we moeten ook accepteren dat het onderdeel is van een samenleving dat er kwetsbaren zijn die zich misdragen.’
In een begin 2021 gepubliceerde quickscan naar verharding van de jeugdcriminaliteit schrijven onderzoekers Ido Weijers, Henk Ferwerda en Robby Roks van Bureau Beke onder meer: ‘De recidive onder jeugdigen die al eerder een of meerdere malen met politie en OM in aanraking zijn gekomen blijkt de afgelopen jaren niet gedaald, maar zelfs licht gestegen. Wat vooral van belang lijkt is dat er een (zeer) klein aantal hardnekkige recidivisten lijkt te bestaan, waar met de bestaande justitie¨le reacties weinig greep op wordt gekregen, deels doordat bij uitstek bij deze groep het eerder vermelde, harde, streetwise gedrag wordt aangetroffen.’
Het lijkt te gaan om een groep jongeren die een achtergrond van beginnend straatgeweld hebben in problematische jeugdgroepen en voor wie gewelddadige criminaliteit routine is geworden. Dat onderscheidt hen van de ‘doorsnee’ minderjarige veelplegers, omdat die niet of nauwelijks in heftige gewelddadigheden belanden. ‘Uit de cijfers en de literatuur rijst het beeld op van een kleine, specifieke categorie ernstig gewelddadige, overwegend jongvolwassen veelplegers, die mensen bedreigen en beroven, vaak actief zijn in de drugscriminaliteit, deels zelf onder invloed extreem gewelddadig gedrag vertonen, zich meester wanen over het publieke domein en daarom wel worden aangeduid als “onaantastbaren”, die zich bezighouden met gewelddadige ripdeals en voor wie het gebruik van vuurwapens allesbehalve taboe is’, aldus de onderzoekers.

‘Als je hun dossiers leest, springen de tranen echt in je ogen’, zegt pedagogisch directeur Corinne Peeters van de Rijks Justitiële Jeugdinrichting. ‘Het zijn jongeren die het op heel jonge leeftijd heel zwaar voor de kiezen hebben gekregen. In veel verschillende opzichten. In die tijd waren ze slachtoffer en ze zijn natuurlijk ergens dader geworden. En de daden van deze jongeren liegen er ook niet om.’
De toename van jeugdige geweldplegers zien ze namelijk ook in de gevangenissen. Vier verschillende inspecties trokken in oktober nog aan de bel over de kwaliteit van de behandeling, zorg en scholing van jongeren in de jeugdgevangenissen. De werkdruk is hoog en de veranderende doelgroep vraagt veel van het personeel, zo laten zij weten.
Uit de jaarverslagen van de Dienst Justitiële Inrichtingen (dji) blijkt eveneens een stijging van het aantal geweldsincidenten. ‘Wij proberen dagelijks deze jongeren nieuwe kansen te bieden’, zegt Peeters. ‘Dat is een heel moeilijke klus. Als het al achttien jaar tegen heeft gezeten in je leven en je het idee hebt dat iedereen er op uit is om jou tegen te werken, dan is het moeilijk om die mindset nog anders te krijgen. Onze groepsleiding, onze docenten en onze bewakers – iedereen die hier werkt – werkt daar met ziel en zaligheid aan.’
Ook in de jeugdgevangenissen zien ze de doelgroep veranderen. Binnen heel de Justitiële Jeugdinrichting is er een groei van psychiatrische problematiek, zoals psychoses of heel ernstig zelfbeschadigend of suïcidaal gedrag. ‘We hebben afdelingen voor acute en chronische psychiatrische problemen’, aldus Peeters. ‘En op onze andere afdelingen zie je een toename van persoonlijkheidsproblematiek. Dat valt officieel niet onder psychiatrie, maar het zijn wel jongeren met een verstoring in hun persoonlijke ontwikkeling. En met name met die groepen vinden incidenten plaats. Dat is ondertussen het grootste deel van onze doelgroep. Dus waar we vroeger nog wel jongens hadden met bijvoorbeeld opvoedproblemen hebben we nu vooral jongeren met psychiatrische of persoonlijkheidsproblematiek.’
Hoe dat voor problemen zorgt? Peeters vindt de uitdagingen binnen de behandeling heel groot: ‘Je ziet eigenlijk veel meer jongeren waarvan je zegt: er is blijvend sprake van een verhoogd recidiverisico. Dat zijn dilemma’s, want wat wordt de vervolgstap? Jongeren komen eigenlijk altijd de maatschappij weer in. Hoe moet je dat vormgeven zonder dat de maatschappij risico loopt? Wat wij proberen is om dan niet te focussen op verandering van binnenuit bij de jongere zelf, maar om een stabiele dagbesteding, woonplek en begeleiding aan te bieden.’
Peeters zegt dat ze nu veel meer jongeren zien die in het hele vroege leven zulke ernstige schade hebben opgelopen in relatie tot anderen dat het zich echt heeft vastgezet in de persoonlijkheid. ‘Dat noemen ze dan een persoonlijkheidsstoornis. In de justitiële inrichtingen in het algemeen tref je met name mensen vanuit een bepaald cluster persoonlijkheidsstoornissen. Bij dat cluster ontstaat er vanwege de stoornis altijd gedoe in de dynamiek met anderen. Zoals manipulatie, bedrog, aanvallen en pesten en middelenmisbruik.’ De trend is dat wij het gevoel hebben dat de agressie toeneemt. Dat kan verbale agressie zijn of fysieke agressie. Die zit vast aan die verharding van de doelgroep wat mij betreft. Waar mijn zorg zit, is dat de norm een beetje opschuift. Waar vroeger één keer iemand een groepsleider uitschold, dan was dat heel opvallend. Maar als jongeren je vaker uitschelden, schuift je norm dan niet op?’
In een buurtcentrum onder de rook van Amsterdam zit een jongen met een pet tot net boven zijn ogen getrokken. Hij heet Dave en is zeventien jaar. ‘Meestal kom ik hier om muziek op te nemen’, zegt hij. Dave schrijft zijn eigen teksten en maakt veel drillrap, de muziekvorm die vooral in het nieuws komt door de steekincidenten die ermee gemoeid gaan. Hij heeft mede door corona en lockdowns de laatste tijd weinig muziek gemaakt, maar hij pakt zijn telefoon om iets te laten horen dat hij eerder maakte en om een clip te laten zien waarin hij ook figureert, al is hij onherkenbaar.
De clip begint met een echt geluidsfragment van een opsporingsbericht waarin de dader van een schietpartij wordt gezocht en de toevoeging dat hij ‘mogelijk pas een jaar of achttien’ is. Daarna zie je enkele jongens met bivakmutsen en andere gezichtsbedekkende kleding, en een van hen moet Dave zijn. De vraag of de persoon die gezocht wordt een bekende is, lacht hij weg. Daarna laat hij een nummer horen met termen en thema’s die veel voorkomen in drillrap: opps (waarmee de vijanden worden bedoeld), wapens, anderen laten rennen bij ruzies, geweld, jongeren die zeggen dat ze ‘grinden’ maar ondertussen alles van pa en ma krijgen.
Naast hem zit Reinier van der Grijp (40). ‘Het is heel heftig wat ze allemaal rappen, dit valt nog mee.’ Van der Grijp is de begeleider van Dave en aan hem is af te zien dat hij geregeld in de sportschool zit. Hij wordt met zijn stichting Reindert ingeschakeld door instanties ‘voor de zwaarste casuïstiek’ op het gebied van zorg en veiligheid. Hij is iemand die zowel de taal van de straat als die van de staat spreekt.
De gemeente waar Dave woont koppelde de twee aan elkaar, omdat ze Dave daar ‘kennen’; jeugdzorg komt al jaren over de vloer en ook voor de politie is hij geen onbekende. Zijn moeder was lange tijd verslaafd en zijn vader is al heel lang buiten beeld. ‘Ik was echt een kutkind, luisterde naar niemand, ging niet naar school en zei ook dat ik niet kwam als een leraar belde. Ik sliep uit tot twaalf uur, ging vervolgens naar beneden om een broodje te eten en wachtte tot mijn vrienden kwamen.’
Hij behoort tot een groep die tot voor kort op voet van oorlog leefde met een andere jeugdbende en met wie het al meermaals tot gewelddadige confrontaties is gekomen. ‘Eigenlijk ging het steeds om poep’, aldus Dave. ‘Een jongen had verkeerd gekeken naar iemand anders, die gingen op de vuist, daarna werden beide groepen steeds groter en op een gegeven moment hadden we allemaal ruzie met elkaar.’ Daar komt nog bij dat veel van de gevechten en ruzies zijn gefilmd en op Snapchat gezet, waar het na 24 uur verdwijnt maar in die tijd is iemand geëxposed en moet hij weer een tegenactie verzinnen om wraak te nemen.
Mede op initiatief van Van der Grijp en een relatie die weer contact had met enkele leden van de andere groep is er een verzoeningsgesprek geweest. ‘Er is over en weer veel geweld geweest’, zegt Van der Grijp. ‘Het ging echt ver, zelfs ouders zijn van scooters getrapt en het zou echt helemaal uit de hand lopen. Daarom hebben we beide groepen samen aan tafel gezet en hebben we afgesproken: als jullie elkaar ergens tegenkomen, laat elkaar met rust. Dat is nu veel beter, sinds dat gesprek.’ Dave knikt en zegt dat er inderdaad geen problemen meer zijn met die groep.
Het wil niet zeggen dat er geen andere ruzies zijn. Een paar dagen geleden stonden er hier even verderop nog jongens met machetes en andere steekwapens te zwaaien na een ruzie, iets waar de moeder van Dave ook getuige van was. Het is voor haar het zoveelste bewijs dat haar zoon niet veilig is. Want hoewel Dave inmiddels weer naar school gaat, en volgens zijn mentor zijn diploma (mbo niveau 1) gaat halen als hij blijft komen, vindt zijn moeder het elke dag weer spannend als haar zoon naar zijn opleiding gaat. ‘Er is een groep die mij wil pakken en een aantal van hen zitten op dezelfde school. Mijn moeder is bang dat ze mij met z’n allen te grazen nemen en gaan neersteken. Ik ben zelf niet bang, maar het zou inderdaad kunnen gebeuren. En het klopt ook dat iedereen hier een mes draagt. Ikzelf niet meer.’ Op school weten ze niet dat dit speelt en van Dave gaan ze het ook niet horen: hij is geen snitch.
Dat het beter met Dave gaat en hij zijn leven met vallen en opstaan beter op de rit lijkt te krijgen, komt volgens hem door Reinier van der Grijp: ‘Als Reinier niet in mijn leven was gekomen, had ik niet gestaan waar ik nu sta. Reinier pusht me om naar school te gaan en ik kan hem altijd bellen als er iets is. Ik stond echt op het punt om helemaal de verkeerde kant op te gaan. Dan zat ik nu zeker weer vast of iets in die richting. Maar nu ga ik mijn diploma halen en een baan zoeken.’
Of hij vaak met de politie in aanraking is gekomen? Dave vindt zelf dat het wel meevalt. ‘Nou’, zegt Van der Grijp: ‘Ik ben al een keer gebeld toen hij op het politiebureau zat na een mishandeling en ik ben ook mee geweest naar de rechtbank.’ Dan begint Dave zelf aan een opsomming: hij is een keer gepakt voor een straatroof, voor een mishandeling – ‘maar het waren maar twee klappen’ -, nog een mishandeling omdat iemand zijn broertje had geslagen, hij is een keer gepakt voor een steekpartij, maar mocht na vier uur weg omdat hij niet de dader bleek te zijn, en hij werd ervan verdacht iemand met een vuurwapen te hebben geslagen.
‘Ik ben door de buurt waar ik woon in dit wereldje terechtgekomen’, zegt Dave. ‘Het begint met knikkeren en voetballen met elkaar en als je iets ouder bent krijg je ruzie met een andere groep en is het knokken. Daar worden filmpjes van gemaakt, die gaan rond en dat blijft dan doorgaan.’
Eigenlijk moet Dave met zijn gezin Multi Systeem Therapie (mst) volgen, maar ze wachten al bijna een jaar op de start. ‘Het gaat gelukkig al veel beter met Dave, maar je staat ergens ook met een machteloos gevoel en bent vooral aan het pappen en nathouden’, zegt Van der Grijp. ‘Doet hij weer iets verkeerds en komt hij met de politie in aanraking, dan staan alle instanties weer op om met het vingertje te wijzen. Maar dan denk ik: we weten dat hij behandeld moet worden en dat gebeurt maar niet, dus je kunt het hem bijna niet kwalijk nemen. Ik zeg wel eens: het grootste obstakel om die jongens te helpen is het systeem. Gemeenten hebben een flexibele schil nodig bij de hulp aan deze jongens. Nu bieden ze een paar smaken en daar moet je uit kiezen terwijl het vraagt om maatwerk. Ik ga met die jongens fitnessen en als ze mij om elf uur ’s avonds bellen omdat ze vastzitten, ga ik daarheen. Als je daarna met zo’n jongen in gesprek gaat en hij je toestaat om achter de voordeur te komen, dan zie je dat de drillrap een uiting is van alles wat er achter de voordeur gebeurt en niet de oorzaak van de problemen.’
Jongeren zoals Dave krijgen geregeld na een delict als alternatieve straf – soms naast een celstraf – een coach of een jongerenwerker toegewezen. ‘Ik had onlangs een zaak met een dealer die jonge jongens voor zich had werken’, zegt officier van justitie Bart Nitrauw. ‘Toen hij was gepakt zei hij: “Ik wilde al stoppen en het klinkt raar, maar eigenlijk ben ik blij dat ik gepakt ben.” Hij zit nu nog vast, maar als hij vrijkomt hebben we met lokale jongerenwerkers en de reclassering een goed pakket van maatregelen zodat hij meteen op het goede spoor komt.’
En de jongens onder hem gaan met lokale jongerenwerkers in gesprek en die geven Nitrauw een advies over wat er met die jongens moet gebeuren: ‘Dat is ook weer een heel pakket: ze mogen geen contact met elkaar, ze moeten een dagbesteding hebben en er is minstens een jaar lang iemand die meekijkt en zo’n jongere intensief begeleidt.’
Die jongerenwerkers of coaches zijn goud waard, zegt Nitrauw: ‘Het worden een soort vaders, waar die jongens zich soms ook echt aan vastklampen. Die rol nemen ze over. Want als de vader al in beeld is, is zijn autoriteit een lege huls: wel schreeuwen, maar geen enkel echt contact maken. Een goede jongerenwerker maakt én verbinding én is heel duidelijk met het stellen van grenzen. Dat is waanzinnig knap.’
Dave droomt ondertussen van een carrière in de muziek. Dat deed hij als kind al: ‘Toen wilde ik dj worden, maar nu vooral rapper.’ Tot die tijd wil hij een baan bij een distributiecentrum, het liefst ergens waar hij niemand kent. ‘Dan krijg ik ook geen hoofdpijn en zie ik ook geen mensen die ik niet wil zien.’
Voor dit artikel is samengewerkt met David Davidson en Marjolein Knol van Argos (Human/VPRO). De namen van Brahim en Dave zijn op hun verzoek gefingeerd en zijn bekend bij de redactie