Twintig jaar geleden publiceerde Jean- Philippe Toussaint La salle de bain. Dit werd de lievelingsroman van een generatie. Vooral jonge lezers herkenden iets van hun eigen verbeeldingswereld in de minimalistische plot, de nadruk op de unheimische alledaagsheid van voorwerpen, het ontwijken van emoties en de bizarre humor. In de twintig jaren daarna verschenen slechts acht romans van zijn hand. Toussaint werd in die tijd ook cineast en fotograaf en hij ontwikkelde zich steeds meer als een auteur die het visuele de voorkeur geeft boven het talige.
Zijn werk herinnert enerzijds aan dat van Patrick Modiano, door de lichtvoetige intensiteit en de fascinatie voor bewegingen en verschuivingen, maar daar waar Modiano de diepte in gaat om de geschiedenis en het verleden te onderzoeken en te bewerken, laat Toussaint zich vooral door de geografie van vreemde plaatsen inspireren en staat hij stevig verankerd in het heden.
Toussaints voorlaatste roman, Faire lamour, speelde zich af in Japan en in de winter. Het verhaal in Fuir lijkt eerder te hebben plaatsgevonden. Het is dan zomer en de verteller reist in China, waar hij de schimmige Zhang Xiangzhi ontmoet die hem begeleidt op een niet opgehelderde zoektocht. De verteller staat open voor de erotische aantrekkingskracht van Li Qi, een vriendin van Zhang, maar hij kan zijn geliefde Marie niet vergeten. Wanneer deze hem belt om de dood van haar vader mee te delen, reist hij onmiddellijk terug naar Corsica, waar Maries vader woonde en begraven zal worden. De lezer weet dan al uit Faire lamour dat zijn poging om Marie voor zich terug te winnen tot mislukken is gedoemd.
Toussaints schitterende proza levert reeksen onvergetelijke beelden op. De literatuur die hij voor ogen heeft moet een filmische gedaante aannemen. Literatuur is voor hem geen concurrent van de cinema, maar een kunstvorm die nieuwe wegen bewandelt in een tijd waarin het visuele overheersend is geworden. Hoewel Toussaint woorden gebruikt, kun je hem vergelijken met hedendaagse beeldende kunstenaars met wie hij een voorliefde voor alledaagse voorwerpen deelt. Zo weet hij de mobiele telefoon waarmee Marie hem in een Chinese trein bereikt op literaire wijze in het verhaal in te zetten. Zoiets plats en gewoons als een mobieltje wordt niet alleen symbool van overigens mislukte communicatie, het fungeert ook als een soort oog waarmee de verteller Marie kan volgen op haar tocht door het Louvre in Parijs. Het mobieltje stelt Toussaint in staat van vertelperspectief te veranderen en elk detail te registreren in het decor waarin Marie zich beweegt, haar stem roept beelden op en in de door synesthesie ingegeven verwarring neemt zij de verteller mee terug naar Parijs terwijl zijn lichaam achterblijft.
Met de cineast David Lynch heeft Toussaint gemeen dat hij graag speelt met onuitgewerkte verhaallijnen en naar vormen van narrativiteit zoekt die meer verwant zijn aan de droom dan aan de werkelijkheid. Toussaint is duidelijk gefascineerd geraakt door de intieme, op zichzelf teruggetrokken structuur van dromen, van visuele monologues intérieurs die verborgen angsten en emoties in begrijpelijke taal proberen om te zetten. Hij werkt graag met associaties die hij als special effects ge bruikt: zo verwijst een gebaar van Li Qi naar een ander gebaar en een andere hand, die van Marie, waardoor beide vrouwen een ogenblik lang lijken te versmelten.
Toussaint heeft een gekunstelde, bijna precieuze stijl. Zo bedient hij zich bijvoorbeeld van de passé simple, een verleden tijd die verouderd aandoet en in de spreektaal niet meer wordt gebruikt. Hij is altijd op zoek naar het juiste woord, de perfecte locatie, naar karakters die juist door hun vaagheid een soms pijnlijke spanning weten op te roepen. Samen met de overvloed aan details en de uitgebreide beschrijvingen van de plekken waar de verteller een enkel moment stilstaat, geeft dit zijn romans een ongebruikelijke densiteit. Episodes volgen elkaar niet logisch op, maar lijken meer als doosjes in elkaar te passen. Hierdoor ontstaat een schijnbaar willekeurig geheel aan losse scènes waarin mensen en dingen samenwerken om een gevoel van anarchie en vervreemding op te roepen.
Toch is niets toevallig in Toussaints romans, elk willekeurig lijkend detail bezit een soort noodzakelijkheid in het verhaal en draagt bij aan de onzekere sfeer. Het onverschillige ongemak waarmee de verteller zich door vreemde landschappen beweegt, brengt de lezer in verwarring. Exotische decors laten alleen hun donkere, ondoordringbare zijde zien, van personages die als wajangpoppen voortschuifelen zien we niet veel meer dan hun schaduw.
Alles beweegt en iedereen lijkt op de vlucht te zijn in Fuir. Maar voor wat? Het wordt nergens duidelijk. Personages doen onverwachte, bizarre dingen, de verteller laat alles over zich heen komen en weet niet goed hoe hij moet reageren. Momenten van eenzaamheid en wanhoop worden afgewisseld met scènes waarin Toussaints ironische kijk op de absurditeit van het leven het even lijkt te winnen van verdriet. Wat is dat voor een roman, dit raadselachtige boek dat zich niet door de lezer laat vangen en zijn geheimen niet prijsgeeft? Uiteindelijk is het natuurlijk een geschiedenis over liefde en verlangen. Door Marie te ontvluchten komt de verteller onvermijdelijk bij haar terug. De liefdesgeschiedenis fungeert als raamwerk, sober, droevig, van een eenvoudige schoonheid. Maar zij wordt aangekleed met exotische avonturen, erotische ontmoetingen, de vage tinten van een onbekend land en de schittering van wolkenkrabbers in de nacht. Dit is een roman die alles bevat. En onverbiddelijk mooi is.