Vorig jaar zei A.M. Homes, in een interview in De Groene Amsterdammer, dat ze haar verhalen beschouwt als ‘emotionele sciencefiction’. Ze schrijft over alledaagse gezinssituaties, logeerpartijtjes en kerstdiners, maar toont vervolgens de meest ontspoorde, absurde gedachtestromen van haar personages. Met de publicatie van The Mistress’s Daughter, haar memoires, blijkt dat ze voor zichzelf geen andere modus operandi hanteert.
Homes’ talent ligt in het gemak waarmee ze haar personages ontleedt, totdat er alleen een zielig hoopje ongezonde obsessies overblijft. Een echtpaar dat uit verveling hun huis afbrandt, een advocaat wiens enige doel het is om aan het einde van de werkdag in de kamerplant van zijn baas te urineren. Steeds weer geeft ze de soms hilarische, soms sinistere gedachten een zekere vanzelfsprekendheid mee, zodat je als lezer niet ontsnapt aan het gevoel dat de grens tussen normaal en gek, stabiel en doorgeslagen, buitengewoon vaag is.

De A.M. Homes die opduikt in The Mistress’s Daughter zou niet misstaan als hoofdpersoon in haar fictiewerk. Het boek handelt over de periode waarin ze plots in contact komt met haar biologische ouders. 31 jaar eerder had Norman, een getrouwde zakenman, een affaire met de jonge Ellen; het resultaat van deze affaire was de kleine Amy Michael, dochter van de minnares.

Het verhaal dat volgt is een tocht van onvervuld verlangen – voldoet het kind aan de verwachtingen van de ouders? Voldoen de ouders aan de verwachtingen van het kind? Elke zin, elke beweging, wordt onder de loep genomen. Dit is Homes die haar moeder voor het eerst opbelt: ‘Hers is the most frightening voice I’ve ever heard – low, nasal, gravelly, vaguely animal. I tell her who I am and she screams, “Oh my God. This is the most wonderful day of my life.” (…) In the background there is a flick, a sharp suck of air – smoking.’

De schrijfster lijkt nooit aan het ideaalbeeld van haar moeder te voldoen. Op Homes’ verjaardag stuurt ze een teddybeer met een kaartje, ‘Love, Mommy Ellen’, maar als Homes vergeet iets terug te sturen met Valentijn belt Ellen woedend op en zegt dat ze van het dak af kan springen.

Haar vader is aanvankelijk makkelijker en relativerend, maar ook hij slaat om. Deze scènes zijn het donkerst. Haar vader wil niet dat zijn kinderen over Homes te weten komen en dus spreken ze af in hotels, stiekem. De twee lijken zo meer minnaars dan vader en dochter. Nooit ziet Norman haar als zijn kind, maar eerder als een nieuwe versie van wat ooit zijn minnares was. ‘I imagine him saying, I’ve got a room, I want to see you naked. I imagine undressing as part of the procedure of proving who I am, part of the degradation. I imagine him fucking me. I imagine being Ellen and him fucking her thirty-one years ago. (…) It is the strangest set of imaginations and I can tell he has them too.’

Dit is de Homes die we kennen uit haar fictie, expliciet en ongemakkelijk. Maar dit houdt ze niet vol. Halverwege het boek overlijdt Ellen, verdwijnt Norman langzaam uit beeld en neemt Homes afstand. De focus van het boek verschuift van Homes’ emotionele gesteldheid naar een, niet al te interessante, zoektocht door haar familieverleden.

Deze maand verschijnt ook een Nederlandse heruitgave van The End of Alice, zonder twijfel Homes’ meest beangstigende roman. Het is interessant de twee boeken na elkaar te lezen; in The Mistress’s Daughter houdt Homes zich in, in Het einde van Alice gaan alle remmen los.

Alice, dat veelal wordt vergeleken met Bret Easton Ellis’ American Psycho, is het verhaal over een pedofiele moordenaar, die vanuit de gevangenis advies geeft aan een studente die haar zinnen heeft gezet op een jongetje uit haar buurt. Toen de roman verscheen, halverwege de jaren negentig, werd hij door verschillende boekhandels geboycot. In een aantal landen – waaronder België, dat de Dutroux-zaak nauwelijks verwerkt had – verscheen het boek helemaal niet.

In de vergelijking met Ellis trekt Homes aan het langste eind. American Psycho is een hyperbool, een parodie op een subcultuur (die van de New Yorkse yuppie); Het einde van Alice is bloedserieus. De scène waarin de pedofiel, die naamloos blijft, terugblikt op zijn moord op het meisje Alice is maagomdraaiend. De handelingen die de studente met de jongen verricht zijn meer dan verontrustend. Maagomdraaiend en verontrustend zijn in dit geval echt geen kretologieën. Wat dacht u van dit, studente en vroeg-puberend jongetje in actie: ‘Ze likt de knie, de korst, om hem zacht te maken, te wassen en hem klaar te maken. De smaak is een wonderbaarlijk aangenaam mengsel van vuil, zweet en bloed. Ze likt langzaam en dan, met de lange nagel van haar wijsvinger, pulkt ze, krabt ze de korst los. (…) Ze stopt de korst in haar mond. Hij rilt. Ze eet hem op. Hij heeft nog nooit zoiets gezien.’

Deze scène wordt in ranzigheid nog wel overtroffen door de scène waarin de pedofiel zich ruw laat nemen door zijn celgenoot, een fragment dat zo gedetailleerd onsmakelijk is dat ik simpelweg te preuts ben om het hier te citeren. Wie weet leest mijn moeder dit.

Het kan zijn dat de citaten in dit artikel een ronduit goor beeld geven van Homes’ werk. Dat is niet geheel terecht. Er valt vaak genoeg iets te lachen, er zijn genoeg oprecht tedere momenten, maar deze twee boeken zijn extreme uiteenzettingen van hoe mensen kapot maken wat ze het liefst hebben. De moeder die haar dochter afstoot, de pedofiel die zijn liefdesobject aan zijn eigen woede kwijtraakt. Iedereen verliest.