Het was bomvol aan tafel bij De wereld draait door toen de complete strafrechtploeg van Bénédicte Ficq aanschoof vanwege hun portrettering in de vierdelige serie De verdediging (BNN-VARA). ‘Het liquidatiekantoor’, zo kondigde Matthijs van Nieuwkerk hen aan, resp. ‘de advocaten van de duivel’. Niet zijn eigen terminologie, maar om te laten zien hoe media en buitenwereld er tegenaan kijken. Negen professionals binnen de duur van een standaarditem waarin ook nog fragmenten uit de film moeten getoond, dus alleen Ficq zelf (aanklacht tabaksindustrie), Nico Meijering (verdediger verdachte Endstra-liquidatie) en Leon van Kleef (verdediger Bandidos-voorzitter) konden eventjes shinen. De anderen mochten zeggen dat hun naam bijna goed was uitgesproken of dat het leuk werken is op de zaak. De gedwongen zwijgers zijn ook zwaargewichten en sommigen daarvan alfamannetjes, dus lekker leken ze niet te zitten.

De presentator opende: ‘Je krijgt niets van wat je verwacht: Ferrari’s, glamour.’ Dat blijkt inderdaad een van de redenen te zijn voor de maatschap om mee te doen: het beeld, zoals gevormd door de Moszkowiczen en Hiddema’s, is vertekend. Zelf denk ik dat je van Lotje getikt moet zijn om te denken dat die kalkoense hanen representatief zijn voor de beroepsgroep en dat je zelf ook wel kunt bedenken dat het overwegend taai en vaak onplezierig lees-, denk- en kantoorwerk is. En als je dat niet uit jezelf bedacht, had je het kunnen weten door voortreffelijke documentaires, zoals Kijken in de ziel en die van Maria Mok en Meral Uslu over het kantoor van de gebroeders Anker. Dat Meijering mediteert en hardloopt lijkt me niet echt bijzonder, dat hij dat ook, zichtbaar, tijdens zittingen doet (en ongetwijfeld niet uit aanstellerij, maar kennelijk als noodzaak – ‘om niet mensen in de rechtszaal te wurgen’) is wel frappant, maar behoort tot de categorie ‘gemengde weetjes’. Tot die van wurging geredden behoren trouwens officieren van justitie, neem ik aan, dus ook dat lijkt me een moeilijk en gevaarlijk beroep. We zagen Ficq fietsend ideeën inspreken op haar telefoon en Van Kleef in overleg met de stotterende Bandidos-voorzitter die, in afwachting van zijn proces, veroordeeld was tot verbanning naar eigen dorp plus contactverbod met talloze mensen. ‘Als dit kan in Nederland, wordt het een beetje eng’, zegt de man zelf, door wie ik het behoorlijk eng vind worden in Nederland, maar die terecht stáát op rechtsbescherming; en als die gerechtelijke maatregelen tegen hem niet deugen, dan deugen ze niet.
Ik was niet stuk van de eerste aflevering toen ik die in zijn geheel zag – als documentaire dan. De vormgeving, de muziek, de echo’s, de herhalingen kloppen óp wat, zoals door de hoofdpersonen zelf gezegd, niet visueel spectaculair is. Door de leader denk je dat je naar een sappige dramaserie gaat kijken. Het heeft iets glads, iets Amerikaans, maar ja, zoals Dèr Mouw Brahman was, zo ben ik calvinist (ook zonder meid trouwens). Ik moest wel erg lachen om een telefoongesprek van advocaat Jurriaan de Vries: ‘Nee, het is niet niks, maar je gaat er niet de gevangenis voor in. Ja, in principe kan dat, maar je bent een jong meisje, geen strafblad. Mogelijk heb je het gekocht van iemand op straat.’ Daarna met collega’s: een liter GHB, kun je een heel weeshuis mee… Het is klein, maar raakt natuurlijk aan het grote: je verdedigt een verdachte die, in dit geval, zelf de omvang van de overtreding in detail op tafel legt. ‘Op straat gekocht’ is een aangedragen leugen en dus een truc. Maar ja, dat is het vak. Je taak is kennelijk met feit en bedrog te verdedigen: de klant is koningin. En elke verdachte heeft recht op verdediging en dus verdediger.
Lastiger vind ik een passage waarin Ficq het over de fijne kanten van het werk heeft. Trots laat ze cadeautjes zien van succesvol verdedigden, waaronder een tableau met alle merken en kalibers kogels van een wapenhandelaar. Oké, maar dan vertelt ze glimmend over de ‘filosofische gesprekken’ die je soms met cliënten hebt. Over de vraag wat het die eigenlijk oplevert: die poen, dat gedoe, altijd die ogen die je in je rug moet hebben. ‘Uiteindelijk weten ze na verloop van tijd echt wel dat het dat niet is.’ Ik zou zeggen: graag namen en rugnummers en datum van bekering dankzij filosofische, therapeutische, van Saulus-tot-Paulus-gesprekken met Ficq en Co. Worden die trouwens gedeclareerd?
Hanteer ik een fout toontje? Klinkt niet te veel die eeuwige lekenverzuchting door: ‘Hoe kun je een slecht mens verdedigen?’ Omdat dat fundament van een rechtsstaat is, dumbo. En omdat íemand het moet doen. Ik ben overtuigd. Al blijf ik het begrijpelijk maar toch ook lastig vinden als, pakweg, gevierd wordt dat een ellendeling vrijuit gaat vanwege een vormfout. Maar veel complexer wordt het als je met politieke processen te maken krijgt, waarin schending van mensenrechten juist de aanklacht is.

Voor een verbijsterende film daarover kunt u terecht bij Defending Brother No. 2, een speelfilmlange documentaire van Jorien van Nes. Zij volgde vier jaar lang de Nederlandse advocaten Michiel Pestman en Victor Koppe in hun verdediging, bij een door de VN betaald tribunaal, van Nuon Chea, ideoloog en tweede man van Pol Pot. Een hybride constructie, want er zijn zowel internationale rechters, aanklagers en verdedigers, als Cambodjaanse. Locatie: Cambodja. Pestman begint en na een jaar zal Koppe het overnemen enzovoort. Pestmans hoofdlijn is het aanvallen van de status van het proces: het Cambodjaanse deel van ’de acteurs’ is niet onafhankelijk want wordt gestuurd door de regering van premier Hun Sen. Afkomstig uit dat deel van de Rode Khmer dat nog net op tijd is overgelopen van Pol Pot naar de Vietnamezen. En dat dus kilo’s boter op het hoofd heeft, maar dat wil verbloemen. Van Nes volgt ‘onze’ mannen, binnen en buiten de rechtszaal, interviewt ze en toont waar nodig het gruwelijke archiefmateriaal. We zien en horen de internationaal openbaar aanklager de hel uit die tijd beschrijven en er getuigen over horen.
De verantwoordelijkheid ervoor legt hij bij wie er nog leven van de garde van Pol Pot. We weten van Pestman dat de verdediging op allerlei manieren is gedwarsboomd en zien dat ook gebeuren bij zijn eerste grote optreden. Hij stelt zich radicaal op. Het proces is in tweeën gedeeld: eerst de door Nuon georganiseerde gewelddadige ontruiming van Pnom Pen en een van de slachtpartijen op de Killing Fields; dan andere gruwelen waaronder die in de meest beruchte gevangenis. Als de aanklager alles tegelijk op tafel legt protesteert Pestman (hij heeft zich op het tweede niet voorbereid). Als dat wordt afgewezen weigert hij te spreken. Dus verdedigt Nuon Chea, ‘een vriendelijke opa’ noemt Koppe hem, zichzelf. Volgens de lijn: onze intenties waren zuiver en van de misstanden heb ik niet geweten. Koppe lijkt zijn aanpak ongelukkig te vinden. Pestman gooit na een tijd de handdoek in de ring, ook al omdat zijn dochtertje op de Internationale School, waar ook de Cambodjaanse elitekinderen zitten, met de dood bedreigd wordt door een achterkleinzoontje van Hun Sen. Dan neemt Koppe over: die laat status en procedures van het proces voor wat ze zijn en gaat verdedigen binnen de mogelijkheden. Wat overigens ook constant wordt gefrustreerd. Waardoor uiteindelijk Koppe, enthousiast begonnen, instort.
Het probleem voor de kijker is dat die, net als de advocaten, beseft naar een soort Neurenbergproces te kijken. En ziet dat je kennelijk, om goed te kunnen verdedigen, een extreem sceptische houding moet aannemen tegen alles wat over de terreur daar bekend is, omdat een (klein?) deel ervan aanvechtbaar is door overdrijving, propaganda van mensen die zelf vuile handen hebben en de gebrekkigheid van het menselijk geheugen (zoals ook dat van overlevenden van nazi-kampen). En dat je, althans Koppe, eigenlijk niet kunt verdedigen zonder een zekere mate van sympathie jegens de verdachte. Het is nare, adembenemende materie.
Monique Nolte, De verdediging, BNN/VARA, vier delen vanaf woensdag 4 oktober, NPO 2, 20.30 uur. Jorien van Nes, Defending Brother No. 2, VPRO, dinsdag 17 oktober, NPO 2, 22.50 uur