‘Beschuldig mij niet van moord, anders ben je verdoemd tot de zevende ring van de hel’, klonk het tijdens een preliminaire zitting van het Rode Khmer-tribunaal in februari 2009. Ieng Thirith wilde er niets van weten. Zij medeverantwoordelijk voor de dood van zeker 1,7 miljoen Cambodjanen? Onmogelijk.
Ieng Thirith werd geboren als Khieu Thirith in de tijd dat Cambodja nog een Franse kolonie was. Als dochter van een gerespecteerde rechter groeide ze op in een intellectueel en welvarend milieu. In het begin van de jaren vijftig was ze de allereerste Cambodjaanse vrouw die een titel in de Engelse literatuur ontving.
Aan de Sorbonne in Parijs verdiepte ze zich in de werken van Shakespeare en raakte ze in de ban van het socialisme. Samen met haar zus Khieu Ponnary sloot ze zich aan bij een marxistisch-leninistische groepering. Het bleek een keerpunt in haar leven. Ze maakte er kennis met drie mannen die later de Rode Khmer zouden leiden: Pol Pot (die op dat moment nog Saloth Sar heette), Khieu Samphan en Ieng Sary. In Sary zag Thirith een geboren leider; ze trouwde met hem in 1951 en ging vanaf dat moment als Ieng Thirith door het leven. Haar zus trouwde enkele jaren later met Pol Pot.
Na hun terugkomst in Cambodja, circa 1957, raakte Ieng Sary betrokken bij de door Pol Pot geleide Communistische Partij van Kampuchea. Thirith en haar zus gaven op verschillende scholen les, vooral met het doel de revolutionaire strijd financieel te steunen. Met een almaar groeiende oorlogsdreiging – in Vietnam woedde de oorlog al – werden de ideeën van Thirith en haar vrienden steeds radicaler.
In de jaren zestig werd de strijd om Cambodja opgevoerd. Pol Pot werd de leider van de Rode Khmer, met onder anderen Ieng Sary en Ieng Thirith als zijn getrouwen. Thirith geloofde heilig in de idealen van de Rode Khmer, die beloofde het land te beschermen tegen de Vietnamezen en de imperialistische Amerikanen, en Cambodja wilde omvormen tot een bloeiende, sociaal-agrarische heilstaat. Het was vooral een patriottische beweging, zou ze jaren later in een brief aan het dagblad Cambodia Daily schrijven. ‘Met vrijwilligers die allen bereid waren hun prachtige villa’s, hun families, hun hoge status en hun hoge standaarden op te geven om in de jungle, onder allerlei bombardementen van de VS, een leven van ontberingen te leiden.’
Een half jaar nadat de Rode Khmer de macht had gegrepen, in oktober 1975, werd Thirith de minister van Sociale Zaken en Cultuur van het regime. Ook kreeg ze de taken toebedeeld van de first lady, wat haar een van de meest zichtbare leiders maakte. Samen met haar man verwelkomde ze socialistische staatsdelegaties in Phnom Penh. En terwijl de miserie voor de gewone Cambodjaan toenam, reisde zij naar Peking en Pyongyang om over de successen van het regime te vertellen.
Dat het volk leed in de bijna vier jaar dat de Rode Khmer aan de macht was, durfde Thirith in een interview met de Amerikaanse journaliste Elizabeth Becker wel toe te geven. In Battambang, de provincie waar ze was opgegroeid, had ze de honger, de ziektes en de dwangarbeid met eigen ogen gezien. Maar daar kon het leiderschap niet op aangesproken worden, vond ze. Het was de schuld van kwade krachten die Pol Pots plannen saboteerden.
In de jaren die volgden bleef Thirith ontkennen dat de Rode Khmer verantwoordelijk was voor de dood van naar schatting 1,7 miljoen mensen. ‘Ze ontkende alles, zelfs toen ik honderden documenten liet zien waarop haar echtgenoot opdracht gaf tot de executie van slachtoffers’, zegt Youk Chhang, directeur van het Documentatiecentrum van Cambodja. Chhang ontmoette Thirith in 1999 en omschrijft haar als ‘te extreem, te ideologisch en ontzettend arrogant’. ‘Maar ze was tegelijkertijd ontzettend slim. Dat moest ook wel, want het is verbazingwekkend hoe hoog zij als vrouw wist op te klimmen. Ze wilde echt gelijk zijn aan de mannelijke leiders.’
Samen met echtgenoot Sary, die onder de Rode Khmer minister van Buitenlandse Zaken was, was Thirith er lange tijd van overtuigd dat zij onschendbaarheid genoot. Een vervolging wegens de gruwelijke misdaden die in de jaren zeventig waren gepleegd, zou haar niet overkomen. De realiteit was anders. Het echtpaar werd op 12 november 2007 gearresteerd in Phnom Penh. Tegelijk met Nuon Chea, Khieu Samphan en haar echtgenoot werd ze in het door de VN gesteunde Rode Khmer-tribunaal aangeklaagd voor misdaden tegen de menselijkheid, ernstige schending van de Geneefse Conventies en genocide.
Tot een veroordeling zou het bij Thirith nooit komen. Al tijdens de preliminaire zittingen, in 2009, werd duidelijk dat ze leed aan alzheimer en het hof bepaalde in 2012 dat haar gezondheid te slecht was om haar terecht te laten staan. Tot woede van veel slachtoffers kwam de ‘first lady’ van de Rode Khmer weer op vrije voeten.
Op haar dood is echter kalm gereageerd. De woede over haar vrijlating is onder veel Cambodjanen weggezakt. Wel heerst er teleurstelling over het feit dat Thirith, net als haar in maart 2013 overleden man, nooit is berecht en geen moment berouw heeft getoond. Ook is er onbegrip dat zij, met al haar misdaden, in haar laatste jaren toegang kreeg tot veel betere medische zorg dan de gemiddelde Cambodjaan zich kan veroorloven.
In de provincie Pailin, waar tot diep in de jaren negentig de Rode Khmer nog de macht in handen had, werd Thirith maandag gecremeerd in het bijzijn van familie, vrienden en de laatste aanhangers van Pol Pot. ‘Onze moeder durfde het aan om alles op te offeren. Haar en mijn vaders liefde blijft voor altijd bij ons’, zei haar dochter tijdens een toespraak.
Beeld: Ieng Thirith op 24 februari 2009 (Heng Sinith / Reuters).