Tussen boeken en televisie lijkt het nooit echt te willen boteren. Ondanks verschillende pogingen van de laatste jaren om boekenprogramma’s te maken die de eeuwige Adriaan van Dis-standaard van zijn museale sokkel trekken, krijgen we schrijvers en boeken nooit echt aan het schitteren op tv. Het zal wel aan het weinig dynamische karakter van het onderwerp liggen. Je kunt boeken op elkaar stapelen, of er doorheen bladeren, maar daarmee houdt het wel zo’n beetje op.
Ook het schrijfambacht zelf heeft visueel weinig verleidelijks. Je kunt een schrijver laten typen, wandelen, roken, hem iets op papier laten krabbelen of in de verte laten staren, en dan is het motorische repertoire van zijn metier uitputtend verkend. Nee, dan liever een beeldhouwer, schilder, danser, acteur of musicus.
Wil je boeken op de beeldbuis brengen, dan moet je er ‘iets mee doen’. De KRO koos een tijdje terug voor de trein als dynamische compensatie, met leescoupés en reizigersinterviewtjes. Het concept past mooi in de aanname dat lezen en treinreizen onlosmakelijk bij elkaar horen. Zie de NS Publieksprijs of het gratis treinen met het Boekenweekgeschenk. Stilzwijgend wordt daarmee onderstreept dat literatuur in onze tijd dezelfde functie heeft als de sudoku: tijdverdrijf. Een groot succes is het niet geworden, dat programma. De laatste uitzending was in juni. Daarna werd het stil.
Maar nu is er dan een VPRO/Canvas-coproductie, met de veelzeggende titel Iets met boeken. Iets. Want je zult met die statische, o zo camera-ingenieke papierbundels toch ‘iets’ moeten doen wil je er je dure studiolicht niet vruchteloos aan vermorsen. Toch blijkt dit geheimzinnige ‘iets’ geen wereldschokkend nieuwe vondst te zijn. Een tafel, gestapelde boeken, twee presentatoren, twee schrijvers en de glaasjes wijn die sinds Van Dis even noodzakelijk schijnen te zijn als de Amerikaanse vlag bij een presidentieel televisieoptreden. Zelf was ik een aantal keren sidekick bij het boekenprogramma Uitgelezen op Het Gesprek (dat wegens geldproblemen tot nader order op repeat staat en geen nieuwe opnamen maakt), en zelfs bij de ochtendopnamen moest er wijn op tafel staan.
Uitgelezen had eenzelfde soort formule als Iets met boeken, en deze lijkt me ook de beste mogelijkheid. Het enige ‘iets’ dat boeken en schrijvers televisiefähig kan maken moet van de interviewers, gasten en tafelgesprekken komen, en van wat ik van het nieuwe programma gezien heb, lukt dat heel behoorlijk.
Kijkcijferkonijnen zullen het wel nooit worden, die boekenprogramma’s. Is dat erg? Niet zolang het tekort aan camera-aandacht gecompenseerd blijft door de buitenproportionele ruimte voor literatuur in krantenkolommen.
Ga maar na: de literatuur wordt door kranten op een volstrekt andere manier benaderd dan alle andere kunsten. Toneel, dans, muziek, opera en beeldende kunst mogen blij zijn als ze driehonderd woorden op een kunstpagina krijgen. Een achtergrondartikel in een bijlage of weekblad is voor beoefenaars van deze kunsten een godsgeschenk.
Waarom hebben kranten geen wekelijkse beeldende-kunstbijlage, waarin recensenten mopperen of juichen over de composities en technieken van twintig afzonderlijke schilderijen? Waarom wel een boeken- maar geen dansbijlage, waarin de meest recente werken door deskundigen geplaatst worden in het oeuvre van het dansgezelschap en de choreograaf?
Een verklaring kan zijn dat journalisten vaak een letterenstudie gevolgd hebben, graag over boeken schrijven en daarom de ruimte creëerden of bevochten om hun liefhebberij tot beroep te verheffen.
Een praktische verklaring is dat de televisievijandigheid van het boek omgekeerd evenredig is met zijn krantvriendelijkheid. Anders gezegd: geschreven teksten kun je makkelijker beschrijven dan in beeld brengen. En een schilderij laat zich lastiger beschrijven dan filmen of fotograferen.
Lezen en schrijven, van zowel boeken als kranten, zijn solitaire bezigheden. Die kloosterachtige kern van deze communicatievorm laat zich slecht verenigen met massamedia, gekoekeloer in studiolicht en klapvee-applaus tussen camera’s. De schrijver en de lezer zitten allebei afgezonderd in een stille kamer. Alles buiten de gedrukte woorden om is bijzaak. Elk televisieoptreden is voor een schrijver niets meer dan een poging om kijkers over te halen om alléén met jouw boek in zo’n stille kamer te gaan zitten.
Hierin schuilt de definitieve onverenigbaarheid van boeken en televisie. Het beste boekenprogramma kan namelijk niets anders zijn dan een onmogelijke paradox: een televisieboodschap die je aanspoort de televisie uit te zetten.