
Tragedie, komedie. Het is een kwestie van perspectief. Dat lezen we halverwege Lauren Groffs roman Furie en fortuin. Hier spreekt de koor-achtige stem die het huwelijksepos af en toe tussen vierkante haken van commentaar voorziet. Het perspectief is tot dan toe dat van de echtgenoot Lancelot ‘Lotto’ Satterwhite geweest. Al in die naam ligt besloten dat goldenboy Lotto zijn carrière als toneelschrijver en zijn huwelijk met zijn Mathilde vooral ervaart als een aaneenschakeling van glorieuze momenten waarvan hij, door iedereen geliefd, het stralende middelpunt is. Hij is ‘als man geboren (…) rijk en blank en Amerikaans’ en hij laat zich met bijpassende zelfverzekerdheid voortstuwen door voorspoed.
Mathilde – niet rijk, niet Amerikaans en ook niet als man geboren – leeft in zekere zin in de schaduw van haar geliefde. Maar in Lotto’s lyrische bewustzijn valt ook daar veel heroïek te halen. In de mooie maar schuchtere Mathilde ziet hij een heilige en zij lijkt zich met genoegen naar die rol te schikken. Bovendien is er een mythische, niet te blussen aantrekkingskracht tussen de twee die maakt dat Furie en fortuin, voor een boek over een lang, turbulent huwelijk, uitzonderlijk veel hete, echtelijke seks bevat.
Om al die glorie kracht bij te zetten hanteert Lauren Groff, vooral in het eerste deel ‘Fortuin’, een wilde, feeërieke stijl, waarin Lotto’s toch al onalledaagse belevenissen nog theatraler worden. Het echoot aan alle kanten Shakespeare en de Grieken, soms zo luid en ongericht dat je even niet weet wat je ermee aan moet. Groff is niet bang voor bombast. Haar vette, grafische beschrijvingen zijn heerlijk (‘Hij vulde de deuropening: twee meter zeven, zo behaard dat zijn baard naadloos overging in zijn kapsel, zo eenzaam dat vrouwen het proefden in zijn kielzog als hij voorbijkwam’), maar ze geven je hier en daar ook het gevoel dat je Harry Potter zit te lezen. (‘In februari ging de deur van het lokaal van Engels open en kwam er een pad met een rode cape binnen. Het gezicht van een made. Pappige glans, dun haar. Er klonk gegniffel.’)
Die mythologische toon dient het gevoel dat Lotto’s bestemming in handen ligt van iets groots en onstuimigs. En zo leeft hij ook, met een overgave die soms aan passiviteit grenst. De schikgodinnen kunnen elk moment zijn levensdraad komen doorknippen.
Mathilde’s concrete aandeel in Lotto’s parade van successen blijkt de vermeende magie te ondergraven. In het tweede deel, ‘Furie’, keert het tij, wisselt het perspectief, en lezen we het verhaal van een vrouw op gespannen voet met het lot. Passief is op Mathilde niet van toepassing. Hoewel ze in Lotto’s verhaal nogal eens blanco overkomt – dat eeuwige lachje op haar gezicht – onthult Groff een volle geschiedenis waarover ik, om wille van het leesplezier, niet in detail zal treden. Furie en fortuin ontwikkelt zich namelijk vrij laat tot een onverwacht plotterig boek.
Daarmee raakt het geduldige, talige van het begin een beetje op de achtergrond en kruipt er een zekere hysterie het verhaal in, die ook wel past bij de Mathilde die hier in een totaal ander licht gezet wordt. Dat licht is genadelozer en cynischer. Waar Lotto in het zonnetje ligt te rekenen op het geluk verkiest Mathilde een bitter idee van maakbaarheid waarvoor je maar beter sluw en sterk kunt zijn. Je vraagt je af of het Lotto’s vertrouwen als zodanig is dat zijn leven zo zonnig maakt vergeleken bij dat van zijn vrouw, die alles krampachtig in de klauwen probeert te houden. Dat de schrijfster het deconstructieve deel voor het laatst bewaart lijkt die cynische kant meer zwaarte te geven. Interessant en bijna onvermijdelijk is natuurlijk de vraag hoe het boek zou lezen als Groff met het deel van Mathilde begonnen was, of als ze, zoals de Britse schrijfster Ali Smith dat deed in How to Be Both, twee versies, in twee verschillende volgordes, had uitgegeven.
Hoe dan ook gaat Furie en fortuin misschien nog wel het meest over die pijnlijk van elkaar verschillende visies op het bestaan, die binnen een goed huwelijk toch spookachtig verenigbaar blijken. En over de geheimen die nodig zijn om de harmonie te bewaren. De implicatie daarvan is weer zoiets even groots als nietszeggends: de onkenbaarheid van de ander. Groff laat vooral mooi zien hoe we een ander geweld aan kunnen doen door te veel transparantie te eisen.
Zelfs in het duistere tweede deel blijft de balans overigens kunstig schommelen tussen tragedie en komedie. Behalve de twee hoofdpersonen laat Groff namelijk ook nog een heel ensemble van curieuze bijrollen voorbijtrekken – heksen van moeders, kobolden van vrienden, engelen van zusjes –, die het perspectief op de centrale liefde af en toe gretig naar zich toe graaien, zoals dat gaat met mensen voor wie je de voordeur opent om ze je verhaal in te laten.
Beeld: Lauren Groff te gast bij Late Night met tv-host Seth Meyers, oktober 2015 (NBC Universal / Getty Images)