Een jaaroverzicht als dit, of eigenlijk een uitverkiezing als deze, confronteert me vooral met wat ik niet gelezen heb. Maar het boek dat uiteindelijk de meeste indruk maakte, is decennia geleden geschreven. De brieven toont dat het klopt wat men al sinds Kellendonks overlijden beweert: dat hij een van de grootste stilisten is die de Nederlandse literatuur ooit heeft gekend. Aanvankelijk schrijft Kellendonk nog een tikkeltje geremd, formeel ook, wat er ongetwijfeld mee te maken heeft dat hij zich dan nog vooral tot zijn familie richt. Al gauw werpt hij de schroom van zich af; hij ontmoet meer mensen, ziet meer van de wereld, wordt steeds meer belezen – en begint steeds ongeremder te schrijven, met een zeldzame vaart, met doordachte metaforen, met talloze zorgvuldig uitgewerkte ideeën en beelden, en, ook niet onbelangrijk: met humor. (‘Beste Marja Brouwers, mijn dank voor je toezending, die ik gelezen heb met toenemende duizeligheid. Het meeste van wat je schrijft begrijp ik niet en wanneer ik wel iets meen te begrijpen heb ik de stellige indruk dat jij iets niet begrepen hebt.’)

Dit verzamelde werk, dat een periode beslaat van ruim twintig jaar, laat daarmee prachtig zien hoe een groot schrijverschap zich ontwikkelt. En hoe het ook, vrij abrupt, weer afsterft. De brieven die Kellendonk schrijft worden in zijn laatste levensjaren steeds korter. Noodgedwongen zegt hij optredens en afspraken af. En uiteindelijk blijven er enkel briefjes over van drie, hooguit vier zinnen – en daarna zelfs dat niet meer, dan is er alleen nog maar het wit van een lege pagina. Zelden deed een boek me zo verlangen naar meer werk van een auteur.