Bik Van der Pol is een samenwerkingsverband van de kunstenaars Liesbeth Bik en Jos van der Pol. Die samenwerking begon in 1995 in het Rotterdamse Crooswijk, waar ze beiden be-trokken waren bij de stichting en ontwikkeling van het ateliercomplex Duende. Hun eerste ge-zamenlijke werk, The Kitchen Piece, ontstond daar. Het was een poging te ontsnappen aan de eenzaamheid van het atelier en aan de ontevredenheid met hun oorspronkelijke metier (Bik was schilder, Van der Pol beeldhouwer). Niet lang na de eerste presentatie in Duende was The Kitchen Piece te zien in het Stedelijk Museum van Amsterdam. In een interview in het kunsttijdschrift Tubelight zeggen ze erover: ‘We maakten het ook omdat we constructief en goedgemutst ontevreden waren over de kunstwereld. We wilden uit optimistische boos-heid wel eens wat anders laten zien dan de zoveelste tentoonstelling voor een beperkte kring van welwillende vrienden en kunstliefhebbers. We vonden de kunstwereld zo besloten en in zichzelf gekeerd, daar wilden we doorheen breken. We wilden de discussies die we hadden ook elders oproepen, door er een plek voor te maken.’
Plek, site, is een cruciale term bij Bik Van der Pol. Maar plek impliceert niet: vaste plek. Hun atelier bijvoorbeeld is al lang geen atelier meer, eerder een kantoor, een thuisbasis die ze maar af en toe aandoen. Ideeën doen ze op als ze onderweg zijn. En onderweg zijn ze veel. Tachtig à negentig procent van hun werk doen ze in het buitenland, schatten ze. Plek is niet alleen geen vaste plek, een plek is ook iets ongrijpbaars. Op hun website citeren ze de twee betekenissen die de Oxford Dictionary geeft voor ‘site’. Ten eerste is site een plaats waar bij-voorbeeld een gebouw staat of stond. Ten tweede is het een plek waar iets gebeurt, waar iets plaatsvindt, iets ervaren wordt.
De inleiding van hun website, die is vormgegeven als een boek, is tevens een inleiding op hun werk in het algemeen, en op wat ‘plek’ daarin betekent. Samengevat: ‘Ons werk fluctu-eert continu tussen het momentane en het blijvende. Het belichaamt het onbepaalde, veran-derlijke karakter van projecten en werkmethoden. Het is een platform dat continu in een staat van wording verkeert, een actieve constructie voor een manier van denken.’
Voor Bik Van der Pol houdt Be(com)ing Dutch ongetwijfeld in: Nederlands zijn is gelijk aan Nederlands worden.
The Kitchen Piece kan nog steeds als exemplarisch voor hun werk gelden. Niet voor niets heet de monografie die in 2005 bij NAi Uitgevers over hun werk verscheen With Love from The Kitchen. The Kitchen Piece was een exacte replica van het keukenblok op hun zolder in het Duende-complex, compleet met werkende kranen, gas en koffiezetapparaat. Het was hun eigen keuken, maar ook weer niet. Maar het belangrijkste: The Kitchen Piece was zo’n plek waar je kon aanschuiven voor een goed gesprek over kunst en andere zaken van belang, om te ontdekken ‘dat de wereld echt groter is dan atelier, galerie en museum’. Elders zeggen ze: ‘The Kitchen Piece gaat over mogelijkheden en over een potentieel dat je met elkaar deelt. Over verschillen en verwantschap.’
De termen ‘presentatie’ en ‘zien’, zoals nog zo vanzelfsprekend gebezigd in de eerste alinea van dit stuk, zijn misplaatst in verband met Bik Van der Pols werk. ‘Presentatie’ en ‘zien’ ver-onderstellen een scheiding tussen kunstwerk en publiek. Zo’n onderscheid is er niet bij hen. Het publiek (nog zo’n term die misplaatst is) maakt deel uit van het werk, neemt deel aan het werk, is een onderdeel ervan. Maar het is geen divertissement dat Bik en Van der Pol bieden, geen attracties als in een pretpark, ze maken het het publiek niet per se gemakkelijk. Wie van het werk wil genieten dient na te denken, teksten te lezen, mee te praten, soms zelfs te blij-ven slapen – zoals in Sleep with Me, dat sinds 1997 op diverse plaatsen in en buiten Europa te beleven was.
In het interview in Tubelight zeggen ze: ‘Wie als publiek iets met kunst wil heeft zelf ook een verantwoordelijkheid. Kunst consumeer je anders dan andere dingen. Een auto is geen kunstwerk en de Lijnbaan is niet hetzelfde als het Boijmans. Toch wordt de tendens om zulke uiteenlopende dingen als elkaars verlengde te zien steeds sterker, zeker hier in Nederland. Kunst krijgt nauwelijks de kans om iets te worden, zich te ontwikkelen. Dat is de keerzijde van de democratie waarin we allemaal iets te zeggen hebben, ook als we niks te zeggen hebben. Waar dat toe leidt zie je in de publieke ruimte. Die lijkt van niemand meer. Het utopische waarmee het in de vorige eeuw is vormgegeven vervaagt. De kennis en de herinnering ver-dwijnt. Dat is een werkelijkheid waar wij graag mee werken, die we onderzoeken en verken-nen.’
In een tekst ter gelegenheid van hun presentatie Pay Attention, vorig jaar in het Van Abbe-museum, stelt criticus Raimundas Malasauskas: ‘Een hoofdbezigheid van veel hedendaagse kunstenaars is het verspreiden van kennis.’ Bik en Van der Pol zeggen het zo: ‘Het doorge-ven van kennis en herinneringen als een potentieel dat noodzakelijk is voor het ontstaan van dialoog en een zekere mate van begrip en inzicht, dat is één van onze voornaamste doelein-den.’ Bij Bik Van der Pol kan dat ook het verspreiden van de noties van andere kunstenaars zijn. In Pay Attention namen ze werk op van onder anderen Joseph Beuys, On Kawara en Bruce Nauman. Sleep with Me was opgebouwd rond de presentatie van Andy Warhols film Sleep. En altijd heeft een werk te maken, zo niet in oorspronkelijk idee dan toch in vorm, met de plek waar het werk plaatsvindt. ‘Site sensitivity and negotiation at an institutional and inti-mate, local level’, heet dat bij Bik Van der Pol.
Ook in het geval van Bik Van der Pols bijdrage aan Be(com)ing Dutch zal er sprake zijn van deelname van het publiek. Sterker: het werk zal in essentie bestaan uit het publiek, uit de energie die het zal genereren. Ook zal het werk van een ander, in dit geval een architect, een voorname rol spelen. Voor Close Encounters nodigen ze het publiek uit op 14 september naar het Evoluon in Eindhoven te komen, om te proberen door een gemeenschappelijke men-tale wilsinspanning dit vliegende-schotelvormige bouwwerk los van z’n onderstel te krijgen en weg te laten vliegen. Bik Van der Pol: ‘Het Evoluon is natuurlijk een metafoor. Het staat voor het positieve, het optimistische. In 1966 toen het gebouwd werd was “het andere” nog sexy en spannend: de eerste gastarbeiders, ufo’s, bezoekers uit de ruimte, aliens. Nu is dat hele-maal anders. Het andere is vreemd en eng geworden. Weet je dat de immigranten die toen naar Eindhoven kwamen net zulke dierbare herinneringen aan het Evoluon hebben als wij au-tochtonen die daar met schoolreis naartoe gingen? Dat positieve willen wij in herinnering brengen en terughalen.’
Hun onderzoek naar het Evoluon bracht hen onder meer bij medereizigers in de tijd als Ste-ven Spielberg (Close Encounters of the Third Kind), Jean Leering met diens beleid als direc-teur van het Van Abbemuseum (het belang dat hij hechtte aan maatschappelijk engagement) en C.G. Jung. In diens Ein moderner Mythos von Dingen die am Himmel gesehen werden uit 1958 worden vliegende schotels beschreven als representaties van het collectieve onderbe-wuste, als projecties van het onbewuste, veroorzaakt door verdrongen religieuze behoeften.
Bik Van der Pol: ‘Weet je dat die schotel los op z’n basis staat? Echt waar. Het moet dus kunnen lukken hem met vereende mentale energie de lucht in te krijgen.’
Geloven ze dat echt? Bik Van der Pol: ‘We geloven in verbeeldingskracht.’
En als het niet lukt? ‘Dan maakten al die mensen deel uit van een tijdelijke community met een zelfde intentie. Een gemeenschap van mensen die allemaal even hetzelfde wilden. Iets vreemds, iets moois. Dat is toch ook een prachtig resultaat?’