Eind november, de zon komt nog maar net boven de horizon. Zacht, goudgeel licht schijnt over de bevroren Porcupine River, de ranke naaldbomen langs de oever en de Crow Mountains in de verte. Langs de blauwe hemel bewegen slechts een paar witte wolken. Niets herinnert nog aan de hevige sneeuwstorm die gisteren de hele dag woedde, alleen de laag verse sneeuw die als een deken over het landschap ligt.
Het is koud, -28 °C. De gevoelstemperatuur ligt door de wind nog wat lager. Het weerhoudt James Itsi (81) er niet van te gaan ijsvissen. Hij en zijn drie honden, die uitgelaten voor hem uit rennen, vormen vier eenzame stipjes op de witte vlakte. Zijn veel te grote zwarte jas slobbert om hem heen. Een oranje muts omlijst zijn doorgroefde gezicht. Over zijn schouder draagt hij een bijl en sneeuwschep, in zijn hand een kartonnen doos met visgerei en aas. Zo’n dertig meter van de oever houdt hij stil en kijkt om zich heen, als om zich te oriënteren. Dan pakt hij de schep en begint de sneeuw weg te schuiven, net zolang tot er donker, bijna zwart ijs tevoorschijn komt.
Met afgemeten passen loopt hij over het schoongeveegde ijs. Zes… zeven… acht meter. Hij knikt tevreden, verruilt de schep voor de bijl en slaat die in het ijs. Met precisie hakt hij een eerste wak, splinters scherp als glas vliegen in het rond. Ondanks zijn leeftijd en fragiele postuur is elke klap hard en raak. Vol overgave en onverstoorbaar werkt hij door, een tweede, derde en vierde wak hakkend. Pas als er plotseling een enorm gekraak klinkt en het ijs onder zijn voeten beweegt, houdt hij stil. Voorzichtig inspecteert hij de scheur die is ontstaan. ‘IJsvissen is tegenwoordig niet meer zonder risico’, vertelt hij. ‘Elk jaar wordt het weer wisselvalliger. Elk jaar zet de vorst later in. Vroeger konden we al in oktober de rivier op om te ijsvissen, maar nu mogen we blij zijn als het in november kan. Of soms zelfs pas in december.’
Uit de doos pakt hij het aas, een vissenstaart aan een haak en lang touw. Langzaam laat hij het in een van de wakken zakken. ‘Het ijs is onbetrouwbaar, maar we moeten wel. We leven van de natuur, vis is een van onze voedselbronnen.’ Hij pakt twee takken, maakt er een kruis van en knoopt de visdraad er in het midden aan vast. Dan legt hij het kruis boven op het wak.
‘Even verderop zijn hele stukken van de rivier nog niet eens dichtgevroren. Op andere plekken is het ijs veel te dun. Dat daar’ – hij wijst naar de boven de sneeuw uit stekende ijspieken vlak bij de oever, ‘dat is aaneengevroren kruiend ijs. Een stap op de verkeerde plek en je zakt er zo doorheen.’ Itsi staat op, pakt de doos en loopt naar het volgende wak. Een windvlaag doet de sneeuw opstuiven en hij trekt zijn muts dieper over zijn oren. ‘Het is koud, maar nog lang niet koud genoeg voor de tijd van het jaar.’
James Itsi woont in Old Crow, een kleine gemeenschap in het noordwesten van de Yukon Territory, Canada. De rivier en de iets noordelijker gelegen Old Crow Flats vormen het traditionele grondgebied van de Vuntut Gwitchin First Nation, een van de veertien First Nation-stammen in de Yukon. De First Nation zijn een van de drie inheemse volken die in Canada leven, naast de Métis en de Inuit. Archeologische vondsten en mondelinge overleveringen tonen aan dat de geschiedenis van de First Nation in de Yukon meer dan twaalfduizend jaar teruggaat.
Al die duizenden jaren leefden en overleefden ze in harmonie met de natuur, vertelt Itsi. ‘Ze trokken over de vlaktes en bergen, voeren over rivieren en doorkruisten bossen. Voor elk seizoen kenden ze de beste plekken om te jagen, te vissen of bessen en ander voedsel te verzamelen. Doordat ze zo afhankelijk waren van wat de natuur hun gaf, hadden ze een enorme schat aan kennis en ervaring.’
Deze nomadische manier van leven veranderde drastisch toen rond 1896 in Bonanza Creek, vlak bij het huidige Dawson City, een grote klomp goud werd gevonden. Het was het begin van de Klondike Gold Rush. Op zoek naar rijkdom trokken tienduizenden goudzoekers vanuit British Columbia de Chilkoot-pas over en stroomden de Yukon binnen.
In eerste instantie leek de goudkoorts goed uit te pakken voor de First Nation. De gelukszoekers die hun land overspoelden, waren vaak slecht voorbereid en kenden het gebied – waar toen nog geen wegen waren – totaal niet. De kennis en ervaring van de First Nation waren dan ook zeer gewild. Velen werden drager of gids, of ze verhandelden bont en voedsel. Maar de werkgelegenheid en de nieuwe kansen die daarmee ontstonden, werden al snel overschaduwd door de nadelen van de goudkoorts. Onbekende en besmettelijke ziektes, overgebracht door de goudzoekers, zorgden voor een hoge sterfte. Bovendien moesten de First Nation machteloos toezien hoe hun land werd ingenomen voor het delven van goud, de aanleg van wegen en het stichten van nederzettingen. Er stond namelijk niets op papier over grondeigendom, simpelweg omdat dat voor de First Nation niet bestaat.

Het geluid van Itsi’s sneeuwscooter, het vervoersmiddel in de winter, doorbreekt de immense stilte in Old Crow. Het dorpje, dat ingeklemd ligt tussen de Porcupine River en de Crow Mountains, bestaat maar uit een paar straten. Houten huizen liggen her en der verspreid, uit de schoorstenen kringelt rook. Langs de weg loopt een vrouw, diep weggedoken in haar jas. Een ondergesneeuwde speeltuin ligt er verlaten bij.
Voor een klein huis met daarnaast een paar schuurtjes stopt Itsi. Een hond slaat aan, zijn drie honden blaffen terug. Hij stommelt de veranda op en stapt naar binnen. In de hoek van de kamer loeit de kachel, uit de radio klinkt countrymuziek. Radio Whitehorse, zegt Itsi, zijn favoriete zender. Aan de muur hangen een paar foto’s, vastgeprikt met punaises. Hij wijst. Zijn twee zoons en twee dochters met zijn kleinkinderen. Een dochter woont nog in Old Crow, vertelt hij, de anderen zijn verhuisd naar Whitehorse en ziet hij niet vaak. Zijn oog blijft hangen op de laatste foto, van zijn overleden vrouw.
Hij trekt zijn laarzen uit, laat zijn jas van zijn schouders glijden en gaat op de bank zitten. Dan zet hij de tv aan, een soort Rad van Fortuin vult het scherm, en staat weer op om koffie te zetten. ‘De Old Crow Flats waren altijd een vruchtbare plek. Dat was de reden waarom onze voorouders zich uiteindelijk hier vestigden. Al eeuwenlang halen we ons voedsel uit de natuur. De rivieren zaten vol met vis, zoals de chinook- en chum-zalm, en twee keer per jaar trokken immense kuddes migrerende kariboes vlak langs het dorp. Maar dat is in hoog tempo aan het veranderen. Waardoor? Door de opwarming van de aarde.’
Gelegen op zo’n 130 kilometer boven de poolcirkel is Old Crow de noordelijkste nederzetting in de Yukon. Een weg ernaartoe is er nog steeds niet, de enige manier om hier te komen, is per vliegtuig.
Die geïsoleerde ligging was en is nog steeds een zegen voor de Vuntut Gwitchin; invloeden van buitenaf komen maar mondjesmaat binnen. Toch worden hun cultuur, manier van leven en voedselvoorziening ernstig bedreigd. Old Crow ligt namelijk in de frontlinie van de klimaatcrisis. Diverse wetenschappelijke onderzoeken, waaronder de recente ipcc-rapporten, tonen aan dat de opwarming van de aarde in het Arctisch gebied tot wel vier keer sneller gaat dan in de rest van de wereld. Volgens Canada’s Changing Climate Report, een recent overheidsrapport, worden Old Crow en de Old Crow Flats getroffen door de grootste temperatuurstijging van heel Canada.
De gevolgen van de klimaatverandering raken de Vuntut Gwitchin zo hard dat Dana Tizya-Tramm, chief van de gemeenschap, op 19 mei 2019 zelfs de klimaatnoodtoestand uitriep. Niet alleen om de ingrijpende veranderingen in de natuur onder de aandacht te brengen, maar ook om een gevoel van urgentie en klimaatrechtvaardigheid aan te geven en een wereldwijde aanpak op gang te brengen.
De zomers, maar vooral de winters worden warmer, legt Itsi uit. ‘De effecten daarvan zijn enorm. Al zo’n dertig jaar zien we de natuur om ons heen veranderen. We ondervinden de opwarming letterlijk aan den lijve.’ Met een mok koffie in zijn hand loopt hij weer naar de bank. ‘Die sneeuwstorm van gisteren? Die hebben we normaal pas in januari, februari. Maar nu, in november?’ Hij bukt en pakt een stapel beduimelde schriften uit de la van de salontafel. ‘Als ik buiten ben, observeer ik wat er gebeurt in de natuur. Dat houd ik allemaal bij in mijn dagboek. Elke dag schrijf ik op wat voor weer het is. Wat is de temperatuur? Hoe hard waait het? Heeft het geregend of gesneeuwd? Maar ook: hoe gaat het met de dieren? Hoe hoog is de waterstand in de rivier? Woedt er een bosbrand en waar eroderen de oevers?’
Hij slaat een van de schriften open. ‘Ik kan tot vele jaren terugkijken. Kijk, acht jaar geleden in november was het rustig, maar goed koud winterweer.’ Hij pakt een ander, nieuwer uitziend schrift en bladert erdoorheen. ‘Hier, dit zocht ik. De hittegolf van afgelopen juli. Dagenlang was het ongelofelijk heet, de temperatuur steeg tot een voor ons ongekende dertig graden.’
Door de toenemende temperaturen worden de zomers langer en de winters korter. Een van de gevolgen is dat de permafrost, die in het noorden van de Yukon tot tachtig procent van de bodem beslaat, in een alarmerend tempo ontdooit. Het verdwijnen van de permanent bevroren ondergrond is een regelrechte ecologische ramp. Het veroorzaakt niet alleen erosie aan bijvoorbeeld oevers van meren en rivieren, er liggen ook miljarden tonnen koolstof opgeslagen die bij het ontdooien als schadelijke broeikasgassen in de atmosfeer komen. En dat leidt tot nog meer opwarming.
Andere ingrijpende effecten zijn het dalen van het waterniveau in de rivieren en het droogvallen van meren als gevolg van veranderende weerpatronen. Door de droogte zijn bossen ontvlambaarder en zijn er meer bosbranden dan voorheen. Bovendien verspreiden die zich sneller. Ook de vegetatie op de toendra verandert, daar overwoekeren wilgenstruiken en berkenbomen de vele soorten mos en bessenstruikjes. Last but not least zorgt de temperatuurstijging voor meer en nieuwe insectensoorten, die alleen goed gedijen in warmere temperaturen. Net als de goudzoekers brengen ze allerlei ziektes met zich mee die ze overbrengen op de dieren. Ziektes waar ze niet eerder aan zijn blootgesteld en regelmatig aan doodgaan.

Met zijn enorme handschoenhand draait Itsi de sleutel van het contact om. Een hard geronk klinkt en met een schok schiet de sneeuwscooter vooruit. Op Itsi’s rug hangt zijn jachtgeweer. Al snel ligt Old Crow achter hem. Hij volgt een pad door het bos en langs een verlaten hut. Halverwege Crow Mountain, net boven de boomgrens, stopt hij. Staand op zijn sneeuwscooter speurt hij de horizon af, op zoek naar kariboes. ‘Klimaatverandering heeft een grote invloed op onze traditionele manier van leven. En op onze voedselvoorziening. De dieren zijn onze graadmeter voor hoe het met de natuur gesteld is. Neem de kariboes. Hun kuddes worden kleiner doordat er minder drinkwater voor ze is, hun voedsel overwoekerd raakt of in een bosbrand verdwijnt. En door de ontdooiende permafrost wordt de bodem zompig en drassig, geen kariboe die daar iets te zoeken heeft.’
En dat is in de zomer. Volgens Itsi zijn de winters ook geen winters meer. ‘Ze zijn warmer en wisselvalliger. Er zijn steeds vaker periodes waarin het soms net boven het vriespunt is. Of dat het regent in plaats van sneeuwt. De ijslaag die dan onder de sneeuw ontstaat, zorgt ervoor dat de kariboe niet meer bij zijn voedsel kan. Het hele ecosysteem raakt ontregeld, we merken dat alles uit balans raakt.’ Langzaam rijdt hij hoger de berg op, speurend naar een prooi.
De veranderende migratieroute van de kariboes raakt de Vuntut Gwitchin hard. De route die ze al duizenden jaren gebruiken, raakt meer en meer overwoekerd en ze moeten noodgedwongen op zoek naar nieuwe trails. Waar ze eerst al in september vlak langs Old Crow kwamen, komen ze nu minstens een à twee maanden later en blijven ze veel noordelijker. ‘Dat gebied is onherbergzaam en nauwelijks begaanbaar voor ons’, vertelt Itsi. ‘En de afgelopen drie jaren waren de kuddes zo klein dat er een jachtverbod gold. Al die tijd heb ik geen kariboe kunnen schieten. Pas dit jaar weer. De kariboejacht wordt steeds lastiger.’
Het effect op de voedselvoorziening van de Vuntut Gwitchin is groot. Want hoewel ze de geschoten kariboes onder elkaar verdelen, moeten ze alles wat ze niet uit de natuur kunnen halen in de enige supermarkt van het dorp kopen. ‘Klimaatverandering leidt tot voedselonzekerheid. Veel mensen hebben de middelen niet om hun eten voor veel geld in de winkel te kopen. De jacht is voor ons onontbeerlijk om te overleven.’
Onverrichter zaken gaat Itsi even later weer naar huis. In een van de schuurtjes ligt een kariboe, die hij eerder deze maand heeft geschoten. Het dier is totaal bevroren. Met een zaag ‘snijdt’ Itsi er een stuk vlees af. Zijn avondeten.
Een paar honderd meter van Itsi’s huis, aan de rand van het dorp, klinkt een zacht brommend geluid. Het zijn de dieselgeneratoren. Net als andere geïsoleerde gemeenschappen in het Arctisch gebied zijn de inwoners van Old Crow afhankelijk van deze fossiele brandstof voor basisvoorzieningen als elektriciteit en verwarming. Tegelijkertijd zijn ze zich bewust van de vervuilende emissies die ze daarmee veroorzaken. De jaarlijkse CO2-uitstoot wordt geschat op zo’n 460 ton, ongeveer gelijk aan vijfhonderd trans-Atlantische vluchten.
Cijfers die er niet om liegen. ‘Onze spirituele band met de natuur, geeft ons ook een verantwoordelijkheid’, zegt Itsi. ‘Het land, het water en de dieren zijn niet van ons, we lenen het van de toekomstige generaties. Het is dan ook onze taak goed voor haar te zorgen en de balans te bewaren.’
Duurzaamheid staat sinds een aantal jaar hoog op de agenda. In het gebied waar ’s zomers de zon maanden niet of nauwelijks onder gaat en er 24 uur per dag licht is, lag de keuze voor zonne-energie voor de hand. In 2019 ging Solar Array Sree Vyah van start, een ambitieus project dat de gemeenschap van schone energie zou gaan voorzien. Twee jaar later, in 2021, was het zover. Langs de landingsbaan werden tweeduizend zonnepanelen geïnstalleerd die in de zomer zoveel energie opleveren dat de generatoren uit kunnen. De besparing? Zo’n vijftig procent minder dieselverbruik per jaar, ofwel 189.000 liter diesel.
En dit is nog maar het begin van het herstel van de band met de natuur via duurzame technologieën. Ook in het winterseizoen, als de zonnepanelen bedekt zijn onder een laag sneeuw en de zon niet of nauwelijks boven de horizon uitkomt, willen de Vuntut Gwitchin minder afhankelijk zijn van fossiele brandstoffen. ‘In de winter hebben we sterke noordenwinden die we kunnen gebruiken om windenergie op te wekken.’ Itsi wijst naar Crow Mountain. ‘Op de berg hebben we een stalen antenne vol meetapparatuur geplaatst. De data die we hiermee verzamelen, moet uitwijzen of windmolens een optie zijn om ons in de wintermaanden van schone energie te voorzien.’
Zelfs over een oplossing voor de snelgroeiende wilgenstruiken op de toendra wordt nagedacht: kunnen die worden ingezet als biobrandstof? Met al deze projecten zet Old Crow zich niet alleen in voor haar eigen inwoners – het doel is om in 2030 klimaatneutraal te zijn. Ze willen zo ook andere kleine gemeenschappen in het noorden van Canada inspireren. Als wij het kunnen, kunnen anderen het ook, is de gedachte.

Klimaatverandering is niet de eerste en enige bedreiging van de First Nation-cultuur. Al eeuwenlang worden ze onderdrukt, gediscrimineerd en tot assimilatie gedwongen. De veelal katholieke missionarissen, die in het kielzog van de goudzoekers reisden, verboden de First Nation hun eigen taal te spreken en hun religie te beoefenen. En veel van de traditionele rituelen en overleveringen werden door de overheid bij wet verboden.
In de late negentiende eeuw zette de eerste premier van Canada, John MacDonald, de zogenaamde residential schools op. Zijn gedachte was ‘zo de indiaan uit het kind te halen en ze de gewoonten en denkwijzen van witte mensen te laten verwerven’. Tot het einde van de jaren zeventig werden meer dan 150.000 First Nation-kinderen naar deze internaten gestuurd om hen te isoleren van hun familie en cultuur, te bekeren tot het christendom en te assimileren in de witte, Canadese maatschappij. Al op jonge leeftijd werden ze bij hun ouders weggehaald. Ze werden eenvoudig van de straat geplukt, in een vrachtwagen geladen en geïnterneerd. Een andere manier was het verplicht afstaan van je kind. Weigerde je, dan belandde je in de gevangenis.
Een van die kinderen was Johnny Johns (70), Carcross/Tagish First Nation. Ruim negen jaar bracht hij door op de Chooutla Residential School in Carcross. ‘Nog geen zes jaar was ik toen mijn moeder mij wegbracht voor mijn allereerste schooldag. Ik verheugde me er enorm op, wist ik veel waar ik naartoe ging. Zodra de deur achter mij dicht viel, was ik geen mens meer, maar een nummer.’
Het leven op de school omschrijft Johns als een ware hel. ‘We moesten bijna altijd werken en kregen nauwelijks les. Bovendien zag ik heel slecht, wat niemand ooit had getest, en kon ik daardoor het schoolbord niet zien. De leraren noemden me de meest luie indiaan ooit. Maar wat ik me vooral herinner, waren de kou en de honger. Soms kregen we alleen water als ontbijt.’ De scholen stonden ook bekend om het geweld tegen en misbruik van de kinderen. Johns: ‘We werden geslagen als we onze moedertaal spraken. We werden opgesloten voor het minste of geringste. We werden verkracht en mentaal gesloopt. Elk aspect van mijn zelfrespect, mijn identiteit en van mijn cultuur werd vernietigd.’
De laatste jaren komen steeds meer First Nation op voor hun rechten en hun eeuwenoude cultuur. Ze worden daarbij aangemoedigd door de jongere generatie, die de cultuur als deel van de identiteit ziet. Samen strijden ze voor het behoud van de unieke tradities en zetten ze zich in voor het terugeisen van hun land. Land dat ze door de kolonisten is afgepakt. Ook het weer leren spreken van de eeuwenoude taal is een voorbeeld van deze beweging. Volgens de Verenigde Naties dreigt wereldwijd zo’n veertig procent van de ongeveer 6700 talen te verdwijnen, voornamelijk inheemse talen.
‘Onze taal, het Gwich’in, is nagenoeg verdwenen door de onderdrukking en assimilatie’, vertelt Sophie Flatner (30). Geboren en getogen in Old Crow verhuisde ze naar Whitehorse om daar de middelbare school te volgen. Ze bleef daarna hangen. Tot haar oom, destijds chief van het dorp, haar voor een zomer terughaalde naar Old Crow. Sindsdien zijn de oevers van de Porcupine River en de omringende Flats weer haar thuis. ‘Cultuur is belangrijk voor mij. Ik heb van onze taal mijn werk gemaakt. Uit oude geschriften en samen met elders, de oudste generatie die de taal nog machtig is, brengen we het Gwitch’in weer terug. Kinderen leren het nu weer op school en zelf praat ik alleen Gwitch’in tegen mijn zoontje Thomas.’

De volgende dag is James Itsi terug bij zijn visplek op de Porcupine River. Een voor een haalt hij zijn lijnen op. De vangst valt tegen; slechts twee vissen. Met een groot mes snijdt hij er een open en maakt hem schoon. ‘Kijk’, zegt hij, terwijl hij de ingewanden eruithaalt. ‘De maag is helemaal leeg. Er zijn niet alleen minder vissen, ze zijn ook nog eens ondervoed. Daar maak ik me ernstig zorgen over.’
De lagere visstand is niet alleen het gevolg van te weinig voedsel. Door droogte en smeltend permafrost daalt de waterstand en zijn er meer aardverschuivingen. Oevers kalven af en er komt steeds meer bezinksel in de rivieren. Bovendien stijgt de temperatuur van het rivierwater. Allemaal veranderende omstandigheden waar de vissen zich niet of nauwelijks aan kunnen aanpassen.
‘De natuur, de dieren, ze zijn onze graadmeter als het om klimaatverandering gaat’, zegt Itsi. ‘Is er voor hen te weinig voedsel, dan betekent dat ook minder voedsel voor ons. Al een aantal jaar gaat de visstand hard achteruit door commerciële vangst en vervuilde oceanen. Zo hard dat we het afgelopen jaar niet eens op zalm mochten vissen. En nu het dan wel weer mag, moet je dus geluk hebben.’
Hij gooit zijn vissen in een kartonnen doos en loopt terug naar zijn sneeuwscooter op de oever. ‘Dit land is ons thuis. We moeten naar de natuur luisteren, ze is onze leermeester. Ik ben opgegroeid met de tradities van onze cultuur en de huidige veranderingen raken me. Hoe moeten we vechten tegen wat er in de natuur gebeurt, en wat nauwelijks onze schuld is? We proberen ons zoveel mogelijk aan te passen, we moeten wel. Maar onze veerkracht is niet oneindig, het is geen strijd die wij alleen moeten voeren. Willen we onze cultuur niet verloren laten gaan, dan moet de klimaatverandering stoppen.’
Deze reportage kwam tot stand met steun van het Postcode Loterij Fonds van Free Press Unlimited.